1.
Lohengrin is nooit de glansrol van Heldentenoren geweest. Er bestaan dan ook geen integrale opnamen van de opera met Max Lorenz, Günther Treptow, Bernd Aldenhoff, Ludwig Suthaus of Hans Hopf in de titelrol. Hoe je het wendt of keert, een betere opname van ‘Lohengrin’ dan van de uitvoering op 12 december 1942 in de Berliner Staatsoper vind je niet (ook al wil men niet weten wie er toen in de zaal zaten). In deze uitvoering van ‘Lohengrin’ krijgt elke noot tijd om te klinken en elk woord nadruk om te duiden, waardoor het verhaal en de muziek worden gestuwd. Dirigent Robert Heger geeft aan de ene kant intensiteit en grootsheid, maar biedt aan de andere kant ook de ongedwongen lyriek. En de bezetting is nauwelijks te overtreffen. Lohengrin was de glansrol van de Duitse tenor Franz Völker in de jaren van het nationaalsocialisme (hij gaf al in 1934 een concert voor de SS in München). Zijn klank is ideaal voor de ridder: heroïsch, open zingend in het forte en buigzaam, “abgedunkelt” in de lyrische momenten. Dichter bij een Heldentenor kom je niet voor een opname van deze rol. Zijn versproken bruid Elsa wordt gezongen door de sopraan Maria Müller, die werd geboren in Theresienstadt en een groot bewonderaar van Hitler was, zelfs toen haar geboortestad een concentratiekamp werd. De stem van Müller is het droombeeld van Elsa. Haar mooie klank is warm en puur, zij boetseert elke fase met uiterste zorg en geeft aandacht aan elk detail. Maar de stem is ook sterk en toont de innerlijke kracht van Elsa, die past bij de ridder Lohengrin. En in de laatste akte maakt zij de onrust en hysterie van Elsa hoorbaar. Een ander hoogtepunt is de Ortrud van de Duitse mezzosopraan Margarete Klose. Zij domineert de tweede akte met haar enorm krachtige nadruk op elke noot en elk woord. Een beter portret van slechtheid is nauwelijks te vinden dan in haar interpretatie. De Weense bas-bariton Jaro Prohaska – lid van de Nazi-partij uit overtuiging – is haar gelijke als graaf Telramund. Zijn open heldengeluid en expressie zijn exemplarisch voor de partij. De Duitse bas Ludwig Hofmann portretteert koning Heinrich met autoriteit en eveneens grote gebaren. Het koor klinkt onzeker, maar alle Duits-Joodse koorrepetitoren waren natuurlijk inmiddels gedeporteerd of gevlucht naar Amerika. De uitvoering is compleet en alleen het tweede vers van de Gralserzählung – dat door Richard Wagner zelf bij de wereldpremière ook werd gecoupeerd – is weggelaten. Het geluid van de opname is overigens fantastisch! Deze opname is een uitstekend getuigschrift van Wagnerzang in de eerste helft van de vorige eeuw en absoluut onontbeerlijk voor elke operaliefhebber.
Preiser Records 90043 (3CDs) / Cantus Classics 500208/500209 (4 CDs) / Opera Magic’s OM24114 (3CDs)
2.
Deze studio-opname is van twintig jaar later toen de manier van Wagner-zingen van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog niet meer in de mode was. Het is de meest interessante studio-opname van ‘Lohengrin’. De opname werd door het label EMI tussen 23 en 30 november en 1 en 5 december 1962 en van 1 tot en met 3 april 1963 in het Theater an der Wien zonder publiek gemaakt. De titelrol wordt gezonden door de Amerikaanse tenor Jess Thomas, die zijn Duitse carrière als Lohengrin begon tijdens zijn debuut in Karlsruhe in 1958 en hij zong de rol tevens in 1962 en 1967 in Bayreuth. Er bestaan vier opnamen van Thomas als Lohengrin, drie live-opnamen (Scala, Wiener Staatsoper en Bayreuth) en deze studio-opname. Thomas zong in een tijd dat de echte Heldentenoren uitgestorven waren. Hij probeert de stem breed en open te houden en geeft duidelijk uitdrukking aan de woorden, maar in de derde akte maakt hij zijn stem slanker en komt hij in “O Elsa! Was hast du mir angethan?” uiteindelijk tekort. Ook hier is het tweede gedeelte van zijn Gralserzählung gecoupeerd. De Duitse sopraan Elisabeth Grümmer is een prachtige Elsa. Zij was hier 51 jaar en dat hoor je aan het wijkende vibrato, maar zij houdt de klank jong. Haar egale stem, heldere en warme klank en duidelijke dictie zijn voorbeeldig voor de rol. De Duitse mezzosopraan Christa Ludwig zong Ortrud van de Scala tot aan de Metropolitan Opera van New York en is ideaal voor de partij. De bariton Dietrich Fischer-Dieskau is een uitdrukkelijke intrigant Telramund, wellicht iets te lyrisch voor de partij, maar uitzonderlijk goed te verstaan en dit is de enige opname van hem als Telramund. De bas Gottlob Frick is een vermanende oom Heinrich en het valt op dat hij de laatste vocalen van een frase telkens bijkleurt. Dirigent Rudolf Kempe leidt het Wiener Philharmoniker buitengewoon. Hij houdt het vloeiend en transparant en brengt fraai details naar voren. De meest interessante van alle ‘Lohengrin’ studio-opnamen.
Warner Classics 50999 456465 2 2 (4CDs)
3.
Wieland Wagner experimenteerde in Bayreuth in 1958 door de belcantospecialist Sándor Kónya als Lohengrin te bezetten. De tenor zong de rol in Bayreuth uiteindelijk gedurende vier seizoenen. Er bestaan zes opnamen met de Hongaarse tenor in de titelrol van ‘Lohengrin’, waaronder een studio-opname van RCA uit 1965. In deze live-opname van 1958 blijkt het resultaat van het Bayreuth experiment wonderwel geslaagd. Kónya’s Lohengrin is onconventioneel, slank, mooi legato gezongen, mooi gefraseerd, maar toch ook vitaal en dramatisch. Lohengrin als Rodolfo! De Zweeds-Amerikaanse sopraan Astrid Varnay is een demonische Ortrud. Er bestaan van haar drie live-opnamen als Elsa uit haar beginperiode en zes live-opnamen als Ortrud en Varnay zong de rol in Bayreuth tussen 1953 en 1962 gedurende zes seizoenen. Haar klank is onheilspellend en haar Ortrud is niet een gravin om ruzie mee te krijgen! Met de Franse bariton Ernest Blanc engageerde Wieland Wagner nog een belcantozanger. Blanc maakte in deze productie zijn Bayreuth-debuut als Telramund en zong alleen in 1959 nog in Bayreuth, ook als Telramund. Zijn bariton is eigenlijk te mooi voor de arglistige huichelaar, maar past wel goed in het begin van de tweede akte. De Oostenrijkse sopraan Leonie Rysanek zong Elsa slechts één seizoen in Bayreuth. Zij moest haar dramatische temperament in een keurslijf stoppen voor de rol. Haar glisandi en onzuiverheden in de eerste akte verdwijnen gelukkig in de loop van de voorstelling en daarna is Rysanek een expressieve Elsa. De Amerikaanse bas Keith Engen is een ondergeschikte Heinrich. Zijn slanke en nasale stem toont helaas geen gezag. De Heerrufer van Heinrich is met de Oostenrijkse bariton Eberhard Wächter luxe bezet. De Belgische dirigent André Cluytens schetst subtiel in vlotte tempi. Bij hem geen geforceerde dramatiek, maar nauwkeurige situatieschilderingen. Er is overigens opvallend een forse coupure gemaakt na het eerste vers van de Gralserzählung tot aan “Mein lieber Schwan!”. Ondanks de bedenkingen toch een interessante opname vanwege de combinatie Kónya, Varnay en Cluytens.
Walhall WLCD 0250 (3 CDs)
4.
Dit is een opname van een radio-uitzending van een live-uitvoering op zaterdagmiddag 21 december 1935 in de Metropolitan Opera van New York. Het is één van de vijf integrale opnamen van ‘Lohengrin’ waarop de Deense tenor Lauritz Melchior in de titelrol te horen is. Melchior zong alle grote Heldentenorpartijen van de Met in de jaren dertig en veertig en hij was er tussen 1926 en 1950 in 519 voorstellingen in Wagnerrollen te horen. Volgens zijn autobiografie ‘Tristanissimo’ zong hij de rol van Lohengrin 106 maal tussen 1928 en 1950. Zijn warme stem, frasering en fijngevoeligheid passen goed in de lyrische passages ook al klinken ze soms geknepen. Maar het zijn vooral de dames die de uitvoering tot een evenement maken. Dit is één van de drie integrale opnamen van ‘Lohengrin’ met de Australische sopraan Marjorie Lawrence als Ortrud. Haar levensverhaal mag bekend worden verondersteld (zie Boeken). Hier zong zij haar eerste Ortrud in de Met, drie dagen na haar Met-debuut als de Walküre-Brünnhilde. Haar stem klinkt fris en soepel, de brede topnoten zijn als laserstralen en de laagte is opmerkelijk donker. Luister naar het grote applaus na haar “Entweihte Götter!”. Marjorie Lawrence was ideaal voor de sluwe, spottende en manipulerende Ortrud en met Margarete Klose de beste vertolking op CD. Elsa was één van de glansrollen van de Duitse sopraan Lotte Lehmann en de rol waarmee zij in 1912 in Hamburg haar carrière een duw gaf. Onder valse voorwendselen kwam zij begin jaren dertig naar Amerika (zie Boeken). Dit is haar tweede van drie vertolkingen van Elsa in de Met en dit is enige integrale opname van de rol met haar. Lehmann is een voortdurend ontroerende, maagdelijke en spirituele Elsa en zij weet is elke situatie haar meisjesachtige breekbaarheid te behouden. Haar vertolking van Elsa is de beste op CD. De Hongaars-Joodse bas-bariton Friedrich Schorr zong de rol van Telramund. Schorr geldt als één van de belangrijkste Wagner-zangers van de 20ste eeuw en hij zong tussen 1924 en 1943 in de Met in ruim 450 uitvoeringen. Zijn grote, krachtige en vaste bas-bariton is indrukwekkend in de eerste akte en hij laat de toehoorder in de tweede akte bijna medelijden met Telramund. De Weens-Joodse bas Emanuel List was koning Heinrich. List was even oud als Schorr en kwam in 1933 naar Amerika. Indrukwekkend zijn “Mein Herr und Gott” in de finale van de eerste akte, maar in de laatste akte klinkt hij enigszins vermoeid. De Amerikaanse bas-bariton Julius Huehn maakte hier zijn Met-debuut in de rol van Heerrufer en zou in de Met tot 1946 meer dan 200 voorstellingen geven. Artur Bodanzky dirigeerde in de Met van 1915 tot zijn overlijden in 1939. Zoals altijd is hij in Wagner wat zwaar op de hand, hanteert hij snelle tempi en hanteert hij ook hier de schaar, vooral in de laatste akte. Puristen zijn gewaarschuwd: een opwindende uitvoering voor hen, die door de technische tekortkomingen van een opname heen kunnen luisteren. Vooral vanwege Marjorie Lawrence en Lotte Lehmann een must!
Gebhardt JGCD 0023-3 (3 CDs)
5.
Vijftien maanden later stond er een geheel andere bezetting in de Metropolitan Opera van New York en ook deze zaterdagmatinee van 29 maart 1937 werd door de radio uitgezonden. De titelrol wordt gezongen door de Belgische tenor René Maison, die acht seizoenen aan de Met optrad. Met zijn 1.93m was hij – net als Melchior (1.88m) – een indrukwekkende verschijning. Maison heeft de vereiste, krachtige en open Heldenklanken in huis voor de grote momenten, maar is ook verrassend in staat tot lyrische nuances. Er bestaat nog een opname van zijn Lohengrin uit Buenos Aires van 1936 met Marjorie Lawrence als Ortrud, maar deze opname uit de Met is mede aantrekkelijk vanwege de Elsa van de Noorse sopraan Kirsten Flagstad. Zij zong in de Met tot en met 1952 in 260 voorstellingen en dit is de enige integrale opname van haar in ‘Lohengrin’. Flagstad zingt hier Elsa twee jaar na haar debuut in de Met als Sieglinde. Haar fluwelen klank is fijngevoelig, niet meisjesachtig, maar wel stevig waardoor zij vastberadenheid geeft aan Elsa die goed past naast Lohengrin. En muzikaal en technisch is zij te allen tijd zeker. De Amerikaanse bas-bariton Julius Huehn zong 15 maanden eerder nog de Heerrufer en is hier Telramund. Indrukwekkend zijn heldenbariton, die in de dynamische momenten grootsheid toont. De Zweedse alt Karin Branzell is vooral demonisch als Ortrud. Maar haar “Entweihte Götter!” klinkt vermoeid en zij ontlokt geen applaus aan het altijd gulle New Yorkse publiek. In de vierde scène van de tweede akte gaat bijna het licht uit. De Duitse bas Ludwig Hofmann hier vijf jaar voor zijn opname in Berlijn, maar als men het granieten geluid van Hofmann goed wil horen is de opname van 1942 uit Berlijn aan te raden. De opname is tenslotte nog interessant vanwege de muzikale leiding van de Grieks-Joodse dirigent Maurice de Abravanel, die Europa ontvluchtte voor de Nazi’s. Hij was met zijn 33 jaar de jongste dirigent die de Met ooit had gecontracteerd. De Abravanel houdt altijd goed contact met de zangers en je hoort dat hij weet wat er op het toneel aan de hand is. Luister naar het extatische voorspel tot de eerste akte en je weet dat hier in een fascinerende opvoering bent belandt. De Abravanel maakte dezelfde coupures als Bodanzky 15 maanden eerder deed. Ondanks ook hier de ernstige technische tekortkomingen een belangrijk Wagner geluidsdocument!
Walhall WLCD 0011 (3 CDs)
bonus:
1.
Van Wilhelm Furtwängler bestaat helaas geen opname van een complete ‘Lohengrin’. Daarom zijn de half uur durende opnamen uit de derde akte van de opvoering op 19 juli 1936 in Bayreuth van onschatbare waarde. Een grandiozere dirigent dan Furtwängler was er toch eigenlijk niet. Als Lohengrin, Elsa, Telramund en Ortrud zongen weer Franz Völker, Maria Müller, Jaro Prohaska en Margarete Klose, versterkt hier door Josef von Manowarda als Heinrich. Von Manowarda werd geboren in Krakau uit Oostenrijkse adel en was een Nazi. Na de bezetting van Oostenrijk dankte hij Hitler in een brief met “Meinem durch Sie, mein Führer, so wundervoll geretteten Vaterland, meiner Heimatstadt Wien und dem großen Deutschen Reiche möchte ich in Ihrem Sinne dienen.” Von Manowarda was de “schwärzeste aller Bässe” en luister naar zijn indrukwekkende “Habt Dank, ihr Lieben von Brabant”. De andere helft van de CD bevat de legendarische studio-opnamen van Telefunken in Bayreuth met fragmenten uit ‘Lohengrin’, die gemaakt werden tussen 20 en 29 augustus 1936. Hier dirigeerde Heinz Tietjen, die in dat jaar in Bayreuth alterneerde met Furtwängler als dirigent van ‘Lohengrin’. Tietjen was sinds 1933 artistiek leider van de Bayreuther Festspiele. Hij was nauw bevriend met Cosima en Winifred Wagner en schakelde met deze betrekkingen zijn tegenstanders uit. Goebbels noemde hem een listige intrigant. Waarschijnlijk daarom dirigeerde Tietjen deze studio-opnamen en niet de veel interessantere Furtwängler. Von Manowarda is te horen in een overdonderende “Mein Herr und Gott”. De tenor van Franz Völker is in grote fragmenten uit de derde akte nu in alle gloed te bewonderen. En een geschenk is ook de opname van het zelden gespeelde tweede vers van de Gralserzählung, die in de opname van de live-uitvoering van 1936 werd weggelaten.
Archipel ARPCD 0284 (1CD)
2.
Voor wie drie uur ‘Lohengrin’ te lang is, kan luisteren naar deze gereduceerde versie van 40 minuten. In 1929 en 1930 nam het Duitse label Polydor een serie van ruim tien opera’s en operettes op, die Hermann Weigert en Dr. Hans Maeder hadden ingekort. Op hun opname van ‘Lohengrin’ wordt de titelrol gezongen door de Duitse tenor Fritz Wolff, die tussen 1925 en 1941 onder andere Parsifal, Stolzing, Melot en Loge in Bayreuth en Lohengrin in Zoppot in 1932 naast Lotte Lehmann zong. Zijn stem is mild en warm in de lyrische passages en heeft glans in de vurige momenten. De opname is echter onmisbaar vanwege de Ortrud van de Duits-Joodse sopraan Henriëtte Gottlieb. Zij zong drie seizoenen in Bayreuth en was te gast in Amsterdam op 7 juni 1928 in ‘Die Walküre’ als Gerhilde naast Jacques Urlus en Friedrich Schorr. Waarschijnlijk vanwege haar geringe lengte heeft zij de rol van Ortrud nooit op de bühne gezongen. Na 1934 werd het de Joodse Henriette Gottlieb verboden te zingen op de Duitse podia. Zij bleef in Berlijn wonen, werd door de Nazi’s opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Łódź, waar zij op 2 januari 1942 stierf. Luister naar de tien minuten muziek uit de tweede akte inclusief haar ingekorte “Entweihte Götter!”. Luister ook naar de twee bonusfragmenten op de CD van Henriëtte Gottlieb in – hoe toepasselijk – ‘La Juive’ van Halévy. Verder is de Oekraïense sopraan Beate Malkin een warme Elsa, de Duitse bas Otto Helgers Heinrich en de Tsjechische bas Rudolf Watzke Telramund. De Duits-Joodse dirigent Hermann Weigert – geboren in de toen Pruisische stad Breslau, nu de Poolse stad Wrocław – was de huisdirigent van Polydor. Hij vluchtte in 1934 voor de Nazi’s naar Amerika en trouwde met Astrid Varnay. Met zijn vaardigheden en muzikaliteit vat hij de essentie van de opera.
Tamino Records IGCD 0052 (1CD)