Michel Gobets, tenor (1905 – 1945) deel 1
Machiel (roepnaam Michel) Gobets werd geboren op 21 mei 1905 te Amsterdam. Zijn vader was de diamantslijper Nathan Gobets (Amsterdam, 29 maart 1881 – Auschwitz, 14 september 1942) en zijn moeder Anna Kesner (Amsterdam, 26 juni 1883 – Amsterdam, 9 februari 1929) die op 17 augustus 1904 te Amsterdam werden gehuwd. Michel kreeg nog een broertje Isaac, die op 14 mei 1907 in Amsterdam werd geboren en de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd.
Vader Nathan Gobets werd tenor in het Koor der Groote Synagoge – een dubbel mannenkwartet – dat in 1916 door dirigent Samuel Henri Englander (Amsterdam, 26 september 1896 – Sobibor, 11 juni 1943) werd opgericht. Het koor bestond uit 15 permanente zangers, waarvan een aantal tijdens de synagogale diensten zong. Later werd ook Michel lid van het koor en zou er als solist optreden. Het Koor der Groote Synagoge zong onder de naam Amsterdamsche Joodsche Koor ook in niet-religieuze uitvoeringen. Van de 15 leden heeft alleen Lou Nieweg de Tweede Wereldoorlog overleefd.
1927
Michel Gobets trouwde op 2 maart 1927 met de borduurster Rachel Leger (Amsterdam, 4 juli 1903 – ?) en zij kregen vijf maanden later een dochter Anna Mimosa (7 augustus 1927 – 2 juli 1985). Rachel Gobets-Leger overleefde de Tweede Wereldoorlog.
In het schooljaar 1927/1928 begon Gobets met de opleiding hoofdvak zang aan het Amsterdamsch Conservatorium in de Bachstraat. Daar had hij les van Jacoba Dresden-Dhont, de echtgenote van Joodse componist Sem Dresden.
1928
Een aantal van de optredens van Gobets uit zijn conservatoriumtijd is bekend. Zo zong hij aan het conservatorium op zaterdag 30 juni 1928 tijdens de tweede einduitvoering van het studiejaar 1927/1928 de rol van Cleo in de komische opera ‘L’Ivrogne Corrigé’ van Gluck.
Met het Koor der Groote Synagoge deed Gobets in 1928 mee met een internationaal concours dat georganiseerd was door de Jewish Chronicle. Het koor won daar de eerste prijs, een zilveren cup.
In de eerste week van september 1928 zong het Koor der Groote Synagoge bij de inwijding van de nieuwe synagoge in Den Helder:
Die schoone zanger Gobets, hoe ontroerend droeg hij zijn lied voor, hoe schitterend begeleidde hem zijn meester Engelander. Aan het applaus kwam schier geen einde (Nieuw Israelietisch weekblad 7-9-1928)
1929
Op zaterdagavond 2 februari 1929 trad het Koor der Groote Synagoge met de Gemengde Zangvereeniging ‘Kunst en Strijd’ in samenwerking met het mannenkoor ‘Animato’ op in de Grote zaal van het Concertgebouw in een concert onder leiding van Sam Englander:
waarbij de solo-tenoren Gobets en Rabbi vooral opvielen, Zij zongen “Nieuwjaarszang” en “Psalm 118″ (comp. J. Rosenblatt) en na de pauze nóg drie zangen, waarvan het laatste Psalm 116, met tenor-solo, wel het voortreffelijkste was, wat wij op dit gebied ooit hebben gehoord. De zangers en dirigent Englander zongen met gedekte hoofden en werden geestdriftig gehuldigd (De Tijd 4-2-1929)
Op 9 februari 1929 overleed plotseling Gobets moeder Anna. Het echtpaar Gobets sr. woonde toen op de Rapenburgerstraat 113 te Amsterdam. Zijn vader Nathan hertrouwde op 22 mei 1929 te Amsterdam met de pensionhoudster Geertruida Frank (Hoogeveen, 15 januari 1884 – Auschwitz, 14 september 1942, net als Nathan).
Michel Gobets zong op 16 juni 1929 in de Hollandsche Schouwburg tijdens de eerste einduitvoering van het studiejaar 1928/1929 de rol van Peter le Roux in de komische opera ‘Rose et Colas’ van Pierre-Alexandre Monsigny.
Het winnen van het internationale concours in 1928 had waarschijnlijk His Master’s Voice attent gemaakt op het Koor der Groote Synagoge. Het platenlabel bracht een mobiele studio naar Den Haag en daar werden op 16 oktober 1929 acht geestelijke en Jiddische liederen opgenomen. Michel Gobets is te horen in de composities “Halaloejoh”, samen met zijn vader Nathan, “Hamavdiel” en “As Mosjiach wet kummen”.
1930
Aan het Amsterdamsch Conservatorium studeerden in het seizoen 1929/1930 dertig leerlingen hoofdvak zang. Michel Gobets zong op maandag 30 juni tijdens de derde einduitvoering van dat studiejaar in de Stadsschouwburg van Amsterdam de rol van Vogelsang in ‘Der Schauspieldirektor’ van Mozart en de rol van Nuraddin in de komische opera ‘Le Cadi Dupé’ van Gluck.
1931
Aan het Amsterdamsch Conservatorium studeerden in het seizoen 1930/1931 34 leerlingen hoofdvak zang. Michel Gobets zong tijdens de vijfde Voordrachts-Oefening van dat studiejaar op zaterdag 24 januari 1931 het recitatief en aria “Nun steht der Wandrer hier” uit ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn en was daarnaast te horen in de partij van Tamino in het kwartet (met de drie dames) en het kwintet (met de drie dames en Papagena) uit de eerste akte uit ‘Die Zauberflöte’ van Mozart. Op 28 maart 1931 zong hij tijdens de negende Voordrachts-Oefening de aria “Nun werden die Gerechten leuchten” uit ‘Elias’ van Mendelssohn.
1932
Michel Gobets was op 13 april 1932 te horen in het oratorium ‘Judas Maccabäeus’ van Händel in het Concertgebouw van Amsterdam bij de zangvereniging ‘Stem des Volks’ naast sopraan To van der Sluys, de alt Cora de Lange-van Rijn en de bas Hendrik Koning. Zij werden begeleid door het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van Antoon Krelage. De opvoering werd rechtstreeks op de radio uitgezonden.
De tenor M. Gobets mist nog de noodzakelijke routine en beheersching voor de partijen uit dit werk. Zijn stem is ook nog heel ongelijk gevormd (Het Volk 14-4-1932)
Op maandag 30 mei werkte Gobets mee aan een concert van de Gemengde Arbeiders Zangvereeniging ‘Excelsior’ in de Westzijder Kerk te Zaandam. Overige solisten waren de alt Cora de Lange-Van Rijn, de sopraan Jo Hekkert-Van Eysden en de bariton Otto Couperus. Het VARA-orkest stond onder leiding van de dirigent Hugo de Groot en het concert werd door de radio uitgezonden (Het Volk 27-5-1932).
Op woensdag 1 juni zong hij naast sopraan B. Jonckers en de bas Johan Lammen voor de VARA-radio in de operette ‘Het meisje van Elisonde’ van Offenbach. Het VARA-orkest stond onder leiding van Hugo de Groot (Nieuwsblad van het Noorden 31-5-1932).
De eindexamens van het Amsterdamsch Conservatorium vonden plaats tussen 9 en 14 juni 1932. Daarna was Michel Gobets geslaagd voor het hoofdvak zang, in hetzelfde studiejaar als Otto Couperus.
Op het Conservatorium had de nog altijd getrouwde Gobets de medezangstudente Hendrika Weisz (Amsterdam, 15 maart 1908 – Westgaarde Amsterdam, 14 september 1989) leren kennen. Zij gingen samenwonen, eerst in Bergen, daarna in Groet en vervolgens in de Scheldestraat van Amsterdam. Hendrika was niet van Joodse afkomst.
Bij de viering van het 40-jarig bestaan van de Synagoge van Deventer op zondag 14 augustus 1932 zong het Amsterdamsche Joodsche Koor bestaande uit Gobets, Bon, Rabbie en de Wit onder leiding van Sam Englander (Nieuw Israelietisch weekblad 19-8-1932).
Op maandag 17 oktober gaf Gobets met Jo Vincent en de bariton Willem Ravelli een concert in Brussel onder leiding van Lodewijk de Vocht. Dit werd uitgezonden door de Nederlandse radio. (Nieuwsblad van het Noorden 15-10-1932).
Op maandag 26 december zong Gobets de rol van Timente in de komische eenakter ‘Lucile’ van André Grétry. De overige solisten waren de sopranen Elize de Haas en Hélène Ludolph-Gijssen, de tenor Marcus Plooyer, de bariton Jaap Stroomenbergh en de bas Johan Lammen. Het VARA-orkest stond onder leiding van Hugo de Groot en de uitvoering werd uitgezonden door de radio. (Algemeen Handelsblad 25-12-1932)
1933
Michel Gobets zong op maandag 28 januari 1933 de rol van Max in ‘Der Freischütz’ van Von Weber in Den Helder. Overige solisten waren de sopranen Sophie Haase-Pieneman, Elize de Haas, de baritons Otto Couperus en Jaap Stroomenbergh en de bas Johan Lammen. Het koor Kunst aan ’t Volk en het orkest HOV stonden onder leiding van C.W. Rusting. De uitvoering werd op radio uitgezonden (Nieuwsblad van het Noorden 21-1-1933).
Toen Hitler op 30 januari 1933 aan de macht kwam begonnen ook de Nederlandse Joden de gevolgen ervan te ervaren. Het was een grote onderneming om voor de vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk te zorgen en ze onder te brengen. Naar schatting 34.000 van hen kwamen tussen 1933 en 1940 aan in Nederland. De Nederlandse regering liet de organisatie en financiering van de hulp aan vluchtelingen over aan de Joodse gemeenschap maar eiste een garantie van 1 miljoen gulden.
Oud-leerlingen van het Amsterdamsch Conservatorium voerden op woensdag 1 februari in het Casino te Hilversum de opera ‘Don Pasquale‘ van Donizetti op in een Duitse vertaling. De muzikale leiding was in handen van Jan van Epenhuysen. Naast Gobets waren de andere oud-leerlingen de sopraan Eline Hemrica en de baritons Otto Couperus en Jaap Stroomenbergh:
Michel Gobets gaf met mooi, beschaafd geluid de Ernesto-partij. Uitnemend was hij in het liefdesduet in het slotbedrijf; van de beroemde serenade had ik echter meer verwacht (De Gooi- en Eemlander 2-2-1933)
Op vrijdag 10 februari zong Gobets in het oratorium ‘Judas Maccabäus’ van Händel bij de zangvereeniging Toonkunst. Als solisten werkten verder mee de sopraan Jo Vincent, de alt Augusta Reclaire en de bas Johan Lammen. De Hilversumsche Orkestvereeniging stond onder leiding van den directeur Cees Andriessen (De Gooi- en Eemlander 31-10-1932).
Gobets viel op 20 februari in bij de mannenzangvereeniging ‘Zang en Vriendschap’ in Seinpost voor de wegens ziekte verhinderde Piet Zwager. Gobets vertolkte daar Siegmunds Liebeslied uit ‘Die Walküre’ van Wagner (Het Vaderland 21-2-1933).
Hij was één van de solisten in de cantate ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’, BWV 140 van J.S. Bach op 1 maart in het Concertgebouw van Haarlem. De Stem des Volks en de Haarlemsche Orkestvereeniging stonden onder leiding van Antoon Krelage en overige solisten waren Eline Hemrica en Otto Couperus. Het concert werd op de radio uitgezonden (Het Vaderland 28-2-1933).
Gobets werkte mee aan een uitvoering van de ‘Matthäus-Passion’ van Bach op woensdag 22 maart in het Gebouw van Kunst en Wetenschappen te Den Haag. ‘De Stem des Volks’ afdeling Den Haag, het jongenskoor ‘De kleine stem’ en het Residentie-orkest stonden onder leiding van Piet Zwager. De overige solisten waren de sopraan To van der Sluys, de alt Annie Woud, de bariton Willem Ravelli en de bas Dick Welman. De uitvoering werd uitgezonden door de VARA-radio:
Michel Gobets vertolkte den Evangelist en beantwoordde lang niet altijd aan de eischen van zijn partij, hoewel hij later op den avond merkbaar beter werd. De hoogte van de stem Is maar zeer beperkt, heeft dikwijls iets geknepens. Het best lijkt de stem, die overigens weinig draagkracht en kleur heeft, in het middenregister (Het Vaderland 23-3-1933)
Voor de jubileum-uitvoering van ‘De Stem des Volks’ zong Gobets op woensdag 12 april in ‘Judas Maccabäus’ van Händel in het Concertgebouw te Amsterdam. De sopraan To van der Sluys, de alt Emmy Hammesfahr-Püttbach en de bas Hendrik Koning waren de andere solisten en het kinderkoor ‘De Jonge Stem” en het V.A.R-A.-orkest stonden onder leiding van Antoon Krelage. Het opvoering werd door de radio uitgezonden:
Het geluid van den tenor Mlchel Gobets is eigenlijk te licht, te lyrisch voor deze partij; maar hij zong haar vlot (Het volk 13-4-1933)
Op maandag 15 mei werkte Gobets mee aan een concert in het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen te Rotterdam door ‘De Stem des Volks’ afdeling Rotterdam en het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van H. Altink, dat door de AVRO werd uitgezonden (Nieuwsblad van Friesland 12-5-1933).
De opera ‘Halewijn’ van Willem Pijper ging op dinsdag 13 juni 1933 in première in de Amsterdamse Stadsschouwburg met de bariton Sydney de Vries in de titelrol van Halewijn, de mezzosopraan Liesbet Sanders-Herzberg als het koningskind, de mezzosopraan Wies Defresne als Halewijns moeder, sopraan Saar van Alphen als de koningin, tenor Marcus Plooyer als de koning, bas Willem van Sante als de broer, alt Suze Luger als de zuster en tenor Kees Smulders als de stalknecht. De koorpartij werd vervuld door tien solostemmen, waaronder Michel Gobets, Corry Bijster, Eline Hemrica, Jo Immink, Di Moorlag, Ria van der Spoel, Frangoise Vetter-Hendriks, Johan Lammen, Jaap Stroomenbergh en Frans Vroons. Pierre Monteux dirigeerde het Utrechts Stedelijk Orkest en de regie was in handen van Johan de Meester. Onder de aanwezigen bevond zich Prinses Juliana. De vaderlandse pers was positief, maar de buitenlandse pers was minder enthousiast. De volgende voorstelling van de Wagnervereeniging was de volgende dag op woensdag 14 juni 1933 (Algemeen Handelsblad 2-6-1933)
Tijdens een concert op maandag 12 december in de grote zaal van ‘De Harmonie’ te Groningen zong Gobets de tenorsolo in ‘Befreiung’ van Robert Kahn. De Gemengde Zangvereniging ‘De Volksstem’ – afdeling van de Bond van Arbeiders zang-vereeniging in Nederland – en de Groninger Orkest Vereeniging stonden onder leiding van dirigent Johan M. Knijpinga. Het concert werd door de Hilversumse radio uitgezonden:
De tenorsoli in het laatste werk werden gezongen door den heer Michel Gobets uit Amsterdam. Deze zanger bleek een uitstekend geschoolde stem te hebben (Nieuwsblad van het Noorden 13-12-1932)
Bij ‘De Stem des Volks’ zong Gobets in een uitvoering op 20 december in het Concertgebouw van Amsterdam de tenorpartij in het oratorium ‘Le Déluge’ van Saint-Saëns. Andere solisten waren de sopraan Eline Hemrica, de alt Agaat Rengers en de bariton Otto Couperus en het orkest was Het Utrechtsch Stedelijk Orkest:
De lichte tenorstem van Michel Gobets leende zich heel goed voor de partij in „De Zondvloed” (Het Volk 21-12-1933)
Michel Gobets bevond zich in deze tijd midden in de muziekwereld van Nederland en zong met alle belangrijke Nederlandse zangers van dat moment. Zijn repertoire zou zich nog verbreden en Gobets zou nog en aantal jaren onbekommerd zingen totdat het wrede levenslot toesloeg.
Met dank aan:
Eduard Nieuwenhuijzen, zoon van Michel Gobets
Hansje Gobets, dochter van Michel Gobets