© Ruth Walz

‘Dido and Aeneas’ om de hemel in te prijzen

Soms zie je een voorstelling die bijna perfect is. Zo’n voorstelling is ‘Dido and Aeneas’ van Purcell door De Nederlandse Opera. En ook dat kan gelukkig weer eens gezegd worden.

‘Dido and Aeneas’ is de enige opera van Henry Purcell (1659 – 1695) en ging in première in 1689 op een meisjeskostschool in Chelsea. De Nederlandse Opera brengt een productie uit Wenen van 2006, die ook al eerder in Parijs ging. Regisseur is Deborah Warner (Oxford, 1959), die lange tijd als de vrouwelijke topregisseur van Engeland gold. Haar ensceneringen zijn vaak braaf en zonder interpretatie, soms theatraal vlak en met veel overdreven-aandoenlijke bewegingen. En juist deze aanpak pakt in haar ‘Dido and Aeneas’ goed uit. In de proloog begint het niet erg sterk  De Ierse actrice Fiona Shaw – vriendin van Deborah Warner – draagt hierin het gedicht “Echo and Narcissus” uit ‘Tales from Ovid’ van Ted Hughes voor, vooruitlopend op het echokoor en de echodans van de tweede akte. Het is een copy / paste uit haar solovoordracht ‘Readings’ van het Holland Festival 2007, toen Shaw in de Amsterdamse Stadsschouwburg ook dit tekstfragment declameerde en net als nu in spijkerbroek “butch” over het toneel denderde. Het is niet echt passend in de opera en Shaw is dan ook slechts bij de eerste twee van de acht uitverkochte voorstellingen aanwezig.

Maar daarna verplaatst Warner de opera zich naar het aristocratische Engeland van de 19-de eeuw en ontvouwt de opera zich fraai. Warners één-op-één personenregie is ijzersterk en er ontstaan momenten van buitengewone intensiteit. Zij heeft goed oog voor de details van expressie en intimiteit en laat de personages ongegeneerd zoenen, strelen en omarmen. Warner maakt de heksen in de tweede akte ironisch door de klassieke zangeressen opzettelijk lelijk te laten zingen en vermijdt hiermee dat zij karikaturen worden. Vuur en acrobaten als geesten door de lucht zorgen voor het nodige spektakel. Het decor met hoge deuren en bomen is prachtig en de kostuums zijn schitterend. Sfeervol zijn de discrete vogelgeluiden tijdens de jacht. De finale sterfscène met zelfmoord van Dido – en aangrijpende herhalingen van “Remember me!” door de Zweedse mezzosopraan Malena Ernman – laat niemand onberoerd. Mede dankzij de schitterende acteerprestaties van de overigens hemels zingende, Nederlandse sopraan Judith van Wanroij als de dienares Belinda moet het publiek vechten tegen de tranen. Dirigent William Christie en zijn authentiek ingestelde Les Arts Florissants zorgen hier voor inspirerende begeleiding.

Alleen voelt Warner – zoals veel regisseurs, die uit de theaterwereld komen – zich ongemakkelijk bij meer dan drie personen op het podium en laat zij de koorleden knullig aan weerszijden van het podium staan en af en toe onhandig voor- en achterlangs oversteken. De soli van de koorleden waren ook niet echt om naar huis te schrijven en het gedoe met gillende kinderen in Engelse schooluniformen was overbodig. Maar dit zijn bijzaken en een enscenering, die zo’n sfeer van intimiteit weet op te roepen en voor zulke momenten van intense expressie zorgt, kan ook door de meest meedogenloze criticus alleen maar de hemel in geprezen worden.