© DNO
Amsterdam, 6 december 2012

MUZIKAAL

1. Is men trouw aan de muziek of zijn er veranderingen?
‘Die Zauberflöte’ (1791) van W.A. Mozart (1756 – 1791) wordt door DNO integraal gespeeld met – helaas – alle breedvoerige dialogen.***

2. Zijn de zangers rollendekkend?
– De zangers zijn bovengemiddeld en eigenlijk in de eerste akte nog niet in vorm. Pas na de pauze zijn ze ingezongen.***

3. Is de dirigent betrokken bij het podium?
– Dirigent van DNO Marc Albrecht had al bewezen, dat hij geen zangersdirigent is en in deze ‘Die Zauberflöte’ laat hij horen geen Mozart-dirigent te zijn. Albrecht is niet op de hoogte van de huidige visie op de muziek van Mozart. Zijn lezing is niet alleen slechts snel, maar ook niet strak, niet afwisselend en niet spannend. Albrecht speelt overigens oneerbiedig door elk applaus heen, zelfs al door de eerste maten van de ouverture.**

4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid?
– Het Nederlands Kamerorkest speelt slordig en ongeconcentreerd, wellicht omdat er teveel in en om hen heen gebeurt. Het Koor van De Nederlandse Opera zingt nauwkeurig en vormt een eenheid, maar het slotkoor “Heil sei euch Geweihten” krijgt helaas niet de nodige, opwindende dynamiek.***

DRAMATURGISCH

5. Wordt er een verhaal verteld?
– Deze productie is de tweede opera-enscenering van de Britse schrijver, acteur en regisseur Simon McBurney (1957). Hij stichtte in 1983 het Théâtre de Complicité in England en met dit gezelschap speelt hij deze ‘Die Zauberflöte’. McBurney laat het verhaal goed uit de verf komen en er zijn onderhoudende vondsten, trucjes en kunstjes.***

6. Komt de enscenering overeen met het libretto?
– McBurney houdt zich goed aan het libretto – met af en toe spitsvondige veranderingen in de dialogen.***

7. Hoe is de integratie regie – muziek?
McBurney is geïnteresseerd in Mozart en betrekt diens muziek bij het spel.***

8. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving?
– Helaas is er weinig “Zauber” in deze ‘Die Zauberflöte’. Er zijn mooie beelden, mits je recht voor het podium zit. Na de pauze is alles in zwart-wit.**

ALGEMEEN

9. Is de productie onderscheidend of spraakmakend?
– Projectie, musici op het podium, zangers in de orkestbak en op en neer zwaaiende podiumdelen zijn de kleren van de keizer en inmiddels uitgemolken. Het watergedeelte van de beproevingsscène was overigens fraai.**

10. Is de productie artistiek innovatief?
– Neen. Deze ‘Die Zauberflöte’ past zo in elk willekeurig provincie-operahuis van Noordrijn-Westfalen. De drie dames in guerilla-outfit en Tamino in trainingspak heeft men nu al honderden keren kunnen zien.**

11. Zijn er Nederlanders betrokken bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)?
Thomas Oliemans is in zijn element als Papageno en Maarten Koningsberger – ooit zelf een fantastische Papageno – heeft een prominente rol als de Sprecher. Verder is er geen Nederlandse betrokkenheid. Pamina wordt gezongen door een Duitse sopraan, die eerder dit jaar in Baden-Baden te horen was als Najade naast Lenneke Ruiten als Echo. Je vraagt je af waarom Lenneke Ruiten de rol van Pamina niet mocht zingen bij DNO. Verder stond Judith van Wanroij aangekondigd als de Eerste Dame, maar was vervangen een Roemeense sopraan. En zelfs voor het rolletje van Papagena is een Zweedse sopraan gekozen.**

12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot zaalcapaciteit?

– De zaal was bij de première uitverkocht. Maar bij ‘Die Zauberflöte’ mag je ook niet anders verwachten, hoe middelmatig de productie ook is…*****