© Ruth Walz
Pierre Audi’s ‘Iphigénie’: “same-OLD-same”
De Nederlandse Opera opent het seizoen bij voorkeur met een productie van haar eigen baas Pierre Audi. De opening van het nieuwe seizoen 2011 / 2012 bestaat uit niet één, maar twee opera’s op één avond van Christoph Willibald Gluck. Over de voorstelling valt weinig nieuws te melden: Eigenlijk kunnen zonder schroom delen uit oude recensies over ensceneringen van Pierre Audi worden geciteerd.
Oude productie
Het nieuwe seizoen van De Nederlandse Opera (DNO) wordt geopend met de opera’s ‘Iphigénie en Aulide’ én ‘Iphigénie en Tauride’ van Christoph Willibald Gluck (1714-1787). En terwijl elk zichzelf respecterend groot operahuis het seizoen opent met een bruisende, nieuwe productie, haalt DNO-baas Pierre Audi (Libanon, 1957) een twee jaar oude, eigen productie naar zijn DNO. Van de afgelopen elf seizoenen is dit alweer de zevende openingsproductie, die op het conto van Pierre Audi wordt bijschrijven.
Onduidelijke keuze
Dus niet één, maar twee opera’s van Gluck worden op deze avond uitgevoerd. Je kan vraagtekens zetten bij de keuze van deze twee opera’s op één avond, want de meerwaarde van twee integrale Gluck opera’s op één avond samen is volslagen onduidelijk. Je kijkt twee keer naar een vrijwel identiek verhaal en luistert naar muziek met een vrijwel identiek idioom (tussen het componeren van beide opera’s zaten slechts vijf jaar). Vijf uur muziek van Gluck vereist veel van de concentratie van het publiek en dat stond de componist waarschijnlijk niet voor ogen. De enscenering van ‘Iphigénie en Aulide’ is zo voorspelbaar en doorzichtig en met name saai genoeg om na de pauze verstek te laten gaan – hoe mooi de muziek ook is – en wat nu volgt is dan ook een bespreking van het gedeelte voor de pauze.
Weinig voorstellingsvermogen
De schrik slaat je bij het aanschouwen van het decor al om het hart. IJzeren trappen aan weerszijden van het podium zijn een afgietsel van Audi’s eerdere decors van ‘Wagner Dream’, ‘Saint François d’Assise’, ‘La Juive’, etc. Het duidt op weinig inspiratie van de DNO-baas. Vanaf de zitplaatsen aan de zijkant van de zaal kijk je tegen de achterkant van de ijzeren trap aan en is het beeld gewoonweg lelijk. Slechts een kwart van het publiek – dat recht voor het decor zit – heeft een mooi beeld. Regisseur Pierre Audi zou toch zijn zaal moeten kennen en desnoods eens in de zaal moeten gaan kijken hoe zijn enscenering overkomt. Het toont allemaal opnieuw het beperkte voorstellingsvermogen van de maker.
Voorspelbare regie
De ijzeren trappen resulteren in een typische Audi-enscenering van trapje op, trapje af, zonder richting of doel. Ook de rest van de personenregie is statisch. Een goede operaregisseur herken je aan wat hij doet met het koor en Pierre Audi weet niet hoe hij een koor moet presenteren. Bij ‘Castor et Pollux’ was het koor al fantasieloos weggestopt in de orkestbak en bij deze ‘Iphigénie en Aulide’ is het Koor van De Nederlandse Opera passief en immobiel opgesteld op een tribune achter het orkest onder het mom van amfitheater en Grieks koor. Het is een zwaktebod en door deze plek achter op het toneel is overigens ook de muzikale balans verre van ideaal. Verder dicht Audi aan de personages Patroclus en Achilles met genoegen de herenliefde toe, die centraal staat in de ‘Ilias’ van Homerus, maar waar deze opera echt niet over gaat. En tenslotte zijn ook de kostuums afschuwelijk. De camouflagekleding komt terug in de jurk van Anne-Sofie van Otter, die er meer dan eens over struikelt. Decor en regie bevestigen de woorden van de Amerikaanse pers, die Audi’s enscenering van ‘Attila’ vorige jaar waardeerden met “Boos greeted director Pierre Audi, who avoided even a hint of camp in this lurid epic. Unfortunately, he could do little more than line up his singers” (New York Post) en “It didn’t look interesting – or dramatic or effective or even coherent” (Financial Times). Pierre Audi doet wat hij zelf wil in zijn eigen DNO speeltuin en we mogen al blij zijn dat hij niet alle zes “Parijse” opera’s van Gluck in één DNO seizoen stopt.
Muzikaal fantastisch
Maar één ding moeten we Audi meegeven. Hij omringt zich iedere keer met goede musici, zodat de aandacht van zijn onkunde wordt afgeleid. Marc Minkowski en het door hem opgerichte ensemble Les Musiciens du Louvre Grenoble namen al drie van de zes “Parijse” opera’s van Gluck op CD op en zij spelen geweldig. De historische uitvoeringspraktijk is effectief en stijlvol. De tempi worden vaak in extremen genomen, maar de slanke en droge klank heeft een passende sobere en eenvoudige welluidendheid. Nicolas Testé is briljant als Agamemnon en zijn bas doet bij met name de ronde klinkers denken aan Samuel Ramey. Anne Sofie von Otter is een prachtige Clytemnestre en Véronique Gens ontroerend als Iphigénie. Het zal niet misstaan als deze uitvoering op CD wordt uitgebracht, maar hopelijk blijft ons de DVD bespaard.
Doorzichtig beleid
We houden ons hart vast voor deze periode en komende seizoenen. Het doorzichtige beleid van DNO met Audi-ensceneringen en nauwelijks Nederlandse zangers verdient geen sympathie. Ooit was Cristina Deutekom elk jaar te gast bij de oude DNO, maar bij de huidige DNO zijn Nederlandse zangers als Eva-Maria Westbroek, Frank van Aken en Annemarie Kremer de komende seizoenen niet in hoofdrollen te horen. DNO doet wat zij zelf wil, terwijl de minister en het publiek kritiekloos toekijken.