© Jarosław Budzyński
‘Der Kaiser von Atlantis’ in Warschau introvert en bedrukt
‘Der Kaiser von Atlantis’ van Viktor Ullmann is een uniek werk. Ullmann componeerde de opera in het concentratiekamp Theresienstadt en werd na de repetitieperiode vergast in Auschwitz. De opera wordt sinds de première in 1975 ieder jaar wel ergens in Europa opgevoerd. In 2010 was er een expressieve enscenering in het Duitse Münster en dit jaar brengt de Warschau Kamer Opera een introverte en aangrijpende opvoering.
‘Der Kaiser von Atlantis oder die Todverweigerung’ van de Viktor Ullmann (1898 – 1944) maakt bij de operabezoeker gevoelens los, zoals slechts weinig andere opera’s doen. Ullmann voltooide het werk in november 1943 in Theresienstadt, maar werd na de repetitieperiode van de opera met zijn librettist Peter Kien, hun echtgenotes en ouders op 16 oktober 1944 op transport naar Auschwitz gezet, waar zij twee dagen later aankwamen en werden vergast. De wereldpremière van ‘Der Kaiser von Atlantis’ vond pas plaats in 1975 in Amsterdam met een eerste poging tot reconstructie door Kerry Woodward. Daarna werd de opera wereldberoemd en staat het ieder jaar wel ergens op het programma van een operagezelschap. Er bestaan inmiddels vier studio-opnamen van het werk.
‘Der Kaiser von Atlantis’ is een eenakter in vier delen met korte nummers, die naadloos in elkaar overgaan. Het verhaal gaat over de weigering van de Dood om de mensen verder te laten sterven. Hierdoor breekt de macht van de Keizer Overall (Deutschland über alles), die steeds met moord en doodslag werd gehandhaafd. De Dood wil slechts zijn taak weer oppakken als de Keizer zijn eerste slachtoffer wordt. Het slotkoor na diens dood begroet de terugkeer van de menselijke dood als het natuurlijke einde van het leven. De verwijzingen van de opera naar Nazi Duitsland behoeven geen verdere uitleg.
Ullmann moet tijdens de repetities in Theresienstadt – blijkens de partituur – een werkelijk fenomenaal vocaal en instrumentaal ensemble tot zijn beschikking hebben gehad. Naast Karel Fröhlich (1917-1994) als eerste violist, speelde op tweede viool de 20-jarige Heinrich Taussig (1923 – Auschwitz 1944) – die als wonderkind op zijn 13e al 30 vioolconcerten uit het hoofd kon spelen – en de altviolist Romouald Süssmann (1914 – 1996) werd in Theresienstadt de “Koning van de Dubbelgrepen” genoemd. Tijdens de repetitieperiode in blok L 411 van Theresienstadt bracht Ullmann enorm veel veranderingen aan in het werk. Iedere uitvoering van het werk tegenwoordig is dan ook een unieke reconstructie met meerdere opties voor aria’s en instrumentatie. De Warszawska Opera Kameralna (Warschau Kamer Opera) heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt door te kiezen voor de kamermuzikale versie, die Ullmann in feite voor ogen had. Het solokwintet van het Instrumentaal Ensemble van de Warschau Kameropera speelt de extreme, bijna onspeelbare dubbelgrepen van de strijkers en bliksemsnelle wisselingen van pizzicato naar boog fantastisch en zorgt voor een intiem karakter. De houtblazers spelen even virtuoos jazz als klassiek. Het ontbreken van Ullmanns cembalo voor de recitatieven met diens diepe basoctaven voor de linker hand en de dynamische voorschriften – zoalscrescendi – is door de Warschau Kamer Opera goed ondervangen door een klavecimbel, een piano én een harmonium te gebruiken. Het harmonium geeft een mooi coloriet in het tweede deel aan het slot van de scène tussen de keizer en de luidspreker. De Duitse dirigent Kai Bumann – sinds 2004 chefdirigent van de Warschau Kamer Opera – zorgt voor een fraaie, expansieve boog.
De extreme zangpartijen van Ullmann vereisen onstuimige registerwisselingen en een groot bereik. De mezzo Dorota Lachowicz als Der Trommler heeft een dramatische mezzo met altdiepten en sopraanhoogten en zingt met stamina. De sopraan Julita Mirosławska is een prachtig lyrische Bubikopf, de tenor Sylwester Smulczuński heeft een mooi lyrisch geluid voor Ein Soldat en de bariton Witold Żołądkiewicz is een sterke Keizer Overall. Tijdens de repetities in Theresienstadt werd de Keizer overigens gezongen door Walter Windholz, die met hetzelfde transport als Ullmann en Kien naar Auschwitz werd gedeporteerd en vervolgens vergast.
De enscenering is een herneming van een productie van regisseur Tomasz Konina voor de Warschau Kamer Opera uit 2005. De productie is niet expressionistisch zoals de gevarieerde muziek van Ullmann, maar statisch, introvert en bedrukkend. De opera begint in het donker met slechts een verlichte speelgoedtrein rijdend over de bühne. De protagonisten bevinden zich in een treinstel met beperkte bewegingsruimte. Ieder heeft zijn plek en tijdens de intermezzi is er geen plaats voor de dansen. In de finale gaan na het slotkoraal de schuifdeuren van de wagon open en verdwijnen de gedeporteerden in het licht van de uitgang. Dit is een ambivalent einde. Enerzijds suggereert het slot van de opvoering een positief einde – zoals Ullmann zelf eindigt met het slotkoraal en het Harlekin-thema in het naspel – en doet het denken aan de fictieve finale van de aangrijpende film ‘Korczak’ van de Poolse regisseur Andrej Wajda, waarin de weeskinderen het licht van hun vrijheid tegemoet gaan. Anderzijds verraadt de treurige gang van de spelers en het weggelaten slotduet van de Keizer en de Dood een pessimistischer einde alsof de gedeporteerden in Auschwitz aankomen. En in het donker rijdt de verlichte speelgoedtrein weer verder naar het volgende transport. Passend bedrukt nam het ensemble van de Warschau Kamer Opera het applaus in ontvangst.