© Annemie Augustijns
Kleurloze ‘Turandot’ bij De Vlaamse Opera Antwerpen
Elk zichzelf (en zijn publiek) respecterend operagezelschap brengt dit jaar een opera van Giacomo Puccini (1858 – 1924) ter gelegenheid van diens 150stegeboortejaar. De Vlaamse Opera (DVO) opent het seizoen 2008 / 2009 met Puccini’s laatste, onafgemaakte opera ‘Turandot’. Het bijzondere aan deze productie is, dat de compleet voltooide finale van componist Franco Alfano wordt opgevoerd.
Alfano was trouw aan de notities, die Puccini naliet. Tijdens de postume wereldpremière in 1926 in Milaan speelde dirigent Toscanini echter uiteindelijk Alfano’s finale niet en de daaropvolgende uitvoeringen de finale met coupures. De volledige versie van de finale beleefde haar première pas in 1982 in Londen.
Het libretto van ‘Turandot’ is van Adami en Simoni en is gebaseerd op een verhaal van Carlo Gozzi. Het gaat over een prinses, die alle mannen die om haar hand dingen onthoofdt en uiteindelijk wordt onderworpen door de onbekende prins Calaf. De ‘Turandot’ van DVO is onderdeel van de zevendelige Antwerpse Puccini-cyclus van regisseur Robert Carsen (Toronto, 1954) uit de jaren negentig. Carsens producties zijn intelligent, elegant en consequent en storen niet. In ‘Turandot’ toont hij prima om te kunnen gaan met het moeilijke koor en karakteriseert hij de personages met grote intensiteit. Opvallend is de fijne belichting door Jean Kalman. Toch gaat zijn concept snel vervelen; De kleurloze, zwart-witte decors met vergrote details, de dames in zwarte onderjurkjes, de witte bruiden en de ijzige prinses op blote voeten en in ondergoed geven een sombere atmosfeer zonder spanning en laten de opera niet glanzen. Deze ‘Turandot’ was in de jaren negentig nieuw, maar doet inmiddels toch gedateerd aan.
Maar Carsen is aardig voor zijn zangers en brengt hen in moeilijke passages vóór het koor naar het publiek. De Portugese sopraan Elisabete Matos debuteert in de titelrol en heeft alle expressieve mogelijkheden en het uithoudingsvermogen voor Turandot. Zij heeft een mooie, ronde stem met een gedoseerd vibrato. De Servische Zoran Todorovich debuteert als haar beminnende prins Calaf en is hier beter op zijn plek dan in het Verdi repertoire (d.i. ‘La Forza del Destino’ in Brussel). Puccini duldt is deze tenorpartij geen moment van zwakte en Todorovich zingt continu fraai beheerst. Zijn lang verloren vader is de bas Giorgio Giuseppini met een prachtig sonore en egale toon van onderen naar boven en het ware italianità. De Litouwse sopraan Rosita Kekyte is niet op haar plaats in het veristische repertoire. Haar stem is te slank en dun voor Liù en daarnaast te vaak ongesteund. De Nederlandse bariton Nanco De Vries zingt een goed gefraseerde en gepunteerde Mandarino, begeleid door de Chinese gong en xylofoon.
De hoofdrol in ‘Turandot’ heeft het actieve Koor van DVO, dat dramatisch zingt. Puccini noemde het koor in ‘Turandot’ folla (= menigte) en bedoelde het als theatrale verwerkelijking van de collectieve geest. Dit werkt Carsen goed uit en hij laat veelzeggend de rol van de keizer Altoum vervangen door een mannenkoor. Echter, door de massawerking heeft het koor grote moeite de dirigent Patrick Fournillier goed te volgen. Deze heeft zijn handen vol aan hen en de solisten te synchroniseren met het Symfonisch Orkest van DVO. Daarbij wordt hij ook niet geholpen door de droge klank van de Stadsschouwburg Antwerpen als alternatief voor het gebouw van de Vlaamse Opera, dat zo beroemd is vanwege zijn uitstekende akoestiek. Het één en ander zal in de loop van de opvoeringen ongetwijfeld verbeteren.
Het bijzondere aan deze productie is de compleet voltooide finale van Franco Alfano. Deze finale is effectief en functioneel geworden en de psychologische verandering van de ijzige prinses in de liefhebbende vrouw is geloofwaardig. De muziek is aantrekkelijk mede vanwege de veeleisendheid voor de zangers, ook al wordt wel kritiek geleverd op de rechthoekigheid van de muziek en abrupte overgangen. Deze finale maakt alleszins de DVO ‘Turandot’ opvoering de moeite waard.