© Maarten Vanden Abeele

Audi valt in herhaling met terughoudende, koele ‘Pelléas et Mélisande’ in Brussel

De opera ‘Pelléas et Mélisande’ van Claude Debussy opent het seizoen 2008/2009 van De Munt Opera Brussel. Gekozen is voor een nieuwe regie van de voormalige werkgever van de huidige, Brusselse directeur Peter de Caluwe: Pierre Audi. Zo worden ook onze zuiderburen deelgenoot gemaakt van Audi’s modernistisch-realistische regieconcepten.

‘Pelléas et Mélisande’ is de enige voltooide opera van Claude Debussy (1862 – 1918). De temperamentvolle Debussy had geen goed woord over voor andere componisten, want het waren volgens hem imbecielen, die vulgaire troep schreven en verhalen verkrachtten. Zelf wilde Debussy op de meest simpele manier subtiele emoties beschrijven ontdaan van alle versieringen. Het verhaal gaat dat de librettist van ‘Pelléas et Mélisande’ Maurice Maeterlinck in slaap viel, toen Debussy hem de opera voorspeelde en de wereldpremière van de opera in 1902 werd met gefluit en boegeroep ontvangen. Maar ondanks het ontbreken van opvallende, muzikale frasen en traditionele zangpartijen is ‘Pelléas et Mélisande’ een uniek werk met een eenheid van woord en toon en met beelden en kleuren, die een andere, stille levensvorm portretteren.

Het verhaal gaat over een gedeformeerd gezin, dat langs elkaar heen communiceert in een tijd dat er nog geen kinderbescherming bestond. De regie van de Brusselse voorstelling is zogezegd in handen van Pierre Audi (Beiroet, 1957) en zijn ‘Pelléas et Mélisande’ verschilt nauwelijks van zijn Monteverdi’s ‘Ulisse’, zijn Monteverdi’s ‘Orfeo’, zijn Monteverdi’s ‘Poppea’, zijn Monteverdi’s ‘Madrigalen’, Rameau’s ‘Castor et Pollux’ van het vorige, Amsterdamse seizoen. Ronddraaiende stellages met trappen, een choreografische personenregie zonder theatraal doel, functie of expressie, en zangers die iets anders doen dan de boventiteling vertelt. Audi wil de menselijkheid van de personages naar voren halen, nabijheid creëren en identificatie van de toeschouwer met de scène bewerkstelligen en af en toe lukt dat zelfs, zoals in de finale van de derde akte tussen Yniold en Golaud en in de tweede scène van de vierde akte tussen Arkel en Mélisande. Maar over het algemeen blijft deze ‘Pelléas et Mélisande’ terughoudend en koel.

Dirigent Mark Wigglesworth geeft helaas een rechtlijnige lezing van de partituur van ‘Pelléas et Mélisande’. Hij mist de doorschijnende orkestrale effecten, de juiste rubati (= vrije tempi) en de gevoeligheid en fijnheid voor een spontane en warme verklanking. Maar de zangprestaties zijn uitmuntend met vijf van de acht solisten uit Frankrijk. De bariton Stéphane Degout geeft een subtiele en kleurrijke voordracht van de jeugdige en passieve Pelléas. De sopraan Sandrine Piau heeft de pure en aantrekkelijke toon voor Mélisande, het meisje uit het niets en bang voor zichzelf. Haar aria ‘Mes longs cheveux’ (gezongen met kaal hoofd en borsthaar) bracht zij intiem als van een andere wereld. Bariton Dietrich Henschel heeft de viriele toon en emotionele diepte met goede nuances voor de rol van Golaud. Ronduit ideaal bezet zijn de mezzosopraan Marie-Nicole Lemieux als moeder Geneviève en haar huidige echtgenoot Arkel door de bas Alain Vernhes. Saillant detail is dat de Nederlandse bariton Wiard Witholt, die in Brussel de bijrol van de Herder zingt, door de New York City Opera is gecontracteerd voor de rol van Pelléas.