© Wim van Oordt

‘La Sonnambula’ sympathieke keuze in crisistijd

Het semi-professionele operagezelschap Opera Festa werd in 2010 in Leiden opgericht. Zij speelden in 2011 hun eerste productie ‘Iphigénie en Aulide’ van Gluck en dit jaar voeren zij in de Leidse schouwburg – de oudste schouwburg van Nederland – hun tweede project op: ‘La Sonnambula’.

‘La Sonnambula’ van Vincenzo Bellini (1801 – 1835) ging in 1831 in Milaan in première en is met haar vloeiende lijnen, heldere melodieën en sierlijke nuancen een voorbeeld van het belcanto-repertoire. Bellini had een onfeilbaar gevoel voor sfeer en maakte van de opera een romantisch drama in een idyllische wereld. De namen van de personages zijn daarbij passend, zoals Amina, Elvino, Alessio, Lisa.

De laatste jaren is men in Nederland voor de opvoeringen van opera’s van Bellini afhankelijk van de semi-professionele gezelschappen. De Rotterdamse Opera speelde in 2007 ‘Beatrice di Tenda’, de Bredase Opera / Operavereniging Bel Canto Tilburg in 2008 ‘I Puritani’, Haarlems Koor Lokaal in 2010 ‘Il Pirata’ en nu Opera Festa van Leiden ‘La Sonnambula’. Regisseuse Nynke van den Bergh ziet bij Opera Festa ‘La Sonnambula’ niet zozeer als een drama als wel als een klassieke komedie en zij maakt er een stripverhaal van. Gelukkig is de uitwerking niet zo afschrikwekkend als dit concept op papier doet vrezen. Het pluspunt van haar enscenering is, dat zij niet bang is om het koor van 25 man te laten ageren en de solisten duidelijk naar het publiek laat zingen.

Opera Festa engageerde voor de hoofdrollen professionele solisten. De IJslandse tenor Elmar Gilbertsson is al ruim vijf jaar in Nederland te horen – bij de Dutch National Opera Academy en Opera Zuid – en zingt in ‘La Sonnambula’ de rol van Elvino. Gilbertsson is een talentvolle zanger, die alles lijkt te hebben: een mooi, lyrisch timbre en een oprechte, natuurlijke en nooit geforceerde klank, die goed wendbaar stroomt. Daarbij is hij muzikaal en een goed acteur. En de hoge C in het duet aan het einde van de eerste scène van de eerste akte staat als een huis. Deze tenor zou allang in een operastudio van Berlijn, Londen of New York moeten zijn. De Belgische sopraan Katrien Baerts heeft de passende, lyrische sopraan voor het bescheiden dorpsmeisje Amina. Haar stem wil door haar enthousiasme nogal zijn eigen weg gaan en feitelijk zou zij meer haar eigen klank kunnen laten horen. In “Sovra il sen la man mi posa” demonstreerde zij de hoge Es in huis te hebben. De sopraan Lilian Farahani is Lisa, de Duitse sopraan Alfrun Schmid zingt de mezzopartij van Teresa en de Turkse bariton Sinan Vural de basrol van Rodolfo. De rollen van Alessio en de Notorio waren geschrapt.

‘La Sonnambula’ was teruggebracht tot tweederde van haar lengte. Niet alleen de partijen van Alessio en de Notorio, maar ook vele da capo’s van de aria’s en koordelen waren geschrapt. Het semi-professionele Festa Operakoor is enthousiast en bijna voortdurend aanwezig in zijn grote rol. De koorleden weten waarover zij zingen en reageren goed op de solisten. Dirigent Wim Dijkstra laat – zoals in ‘I Pirata’ bij Haarlems Koor Lokaal – horen een goed gevoel voor Bellini’s belcanto te hebben en het professioneel instrumentaal ensemble Collectivum Musonia speelt de kamermuzikale uitvoering onder zijn leiding muzikaal, geconcentreerd en verzorgd.

‘La Sonnambula’ is een sympathieke repertoirekeuze in deze tijd van crisis. Er is een groot aandeel voor het koor, er is een klein orkest nodig, er zijn slechts drie grote rollen en een aantal kleinere partijen. Het is daarom een aanrader voor ieder (semi-)professioneel gezelschap en Opera Festa is te prijzen om deze programmering.