Brecht zonder pretenties in ‘De Monologen van de Jonge Brecht’
In ‘De Monologen van de Jonge Brecht’ heeft de Nederlandse componist Erik Lotichius meerdere stukken van Bertolt Brecht samengevoegd en wordt één dag uit het leven van de 19-jarige schrijver in 1917 verteld, net voor de uitgave van zijn eerste toneelstuk ‘Baal’. De kameropera beleeft deze maand september zijn première in Het Bethaniënklooster te Amsterdam en heeft meer weg van cabaret en oude musical dan van opera.
Erik Lotichius (1929) was lange tijd docent aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam en schreef liederen, kamermuziek, symfonieën, concerten en 9 opera’s. In ‘De Monologen van de Jonge Brecht’ componeert Lotichius tonale muziek met een duidelijke opbouw en thema’s, die beïnvloed is door amusementsmuziek en meer weg heeft van Harry Bannink dan Kurt Weill.
Lotichius schrijft dankbare orkestpartijen voor de zes orkestleden en componeert prettig voor de vijf zangstemmen. De rol van de viezerik Brecht wordt met charisma en consequente gebaren gespeeld door de bariton Joost Schouten. De mezzosopraan Ellen Smit is Bittersüss, Brechts grote jeugdliefde Paula en toekomstige moeder van zijn zoon. De bariton Joost van Tongeren is Brechts oude schoolvriend Casper Neher, de sopraan Maaike Kitslaar is Marie en de mezzo Marianne Selleger is Mathilde.
‘De Monologen van de Jonge Brecht’ is een pretentieloze productie, wordt opgevoerd in het Nederlands en is uitstekend te volgen. In de slechts één uur durende voorstelling draait het met name om de zang, de muziek en het spel en is er niet veel decor nodig. Met een bescheidener belichting van het Bethaniënklooster zouden de intimiteit van het stuk en de sobere regie van Kees Scholten echter nog beter tot hun recht komen.