© Fotopersbureau Widdershoven

Diva Nelly Miricioiù kruipt over het podium van de Doelen


Dat zie je toch niet echt vaak, dat één van de grootste operadiva’s “oude stijl” op blote voeten en in spijkerbroek over het podium van de Rotterdamse Doelen kruipt, maar gisteravond gaf de Roemeens-Engelse sopraan Nelly Miricioiù een staaltje van haar zang- en acteerkunst weg.

Poulencs lyrische tragedie ‘La Voix Humaine’ op de tekst van Jean Cocteau’s monodrama uit 1932 ging in 1959 in de Parijse Opéra-Comique in première met de sopraan Denise Duval en sinds die tijd is het werk, dat ongeveer drie kwartier in beslag neemt, altijd op het repertoire gebleven van vooral oudere zangeressen. Magda Olivero zong de rol van de vrouw in 1970 in Venetië en in Dallas. In Amsterdam tijdens één van de beroemde Zaterdag Matinee’s zong Renata Scotto deze tragedie. Onvergetelijk was haar optreden toen in een traditionele regie met lang telefoonsnoer, zodat de diva zich mooi van kant kon maken.

Dat telefoonsnoer moesten wij gisteravond bij Miricioiù helaas missen, omdat de regiseur Neil Wallace met Tessa Joosse had gekozen voor filmbeelden op de achtergrond en da’s nou precies waar ik niet zo van hou. Helemaal niet als die beelden van teen- en vingernagels totaal nergens op slaan. Nelly telefoneerde zonder telefoonhoorn en moest dus gewoon op de zaal zingen, wat voor de echte operaliefhebber geen probleem is, maar het verhaal geen goed doet. Aan het eind komt een figurant met een telefoonhoorn oplopen en legt die op het toestel. Héél onduidelijk allemaal en vooral nutteloos!!

Het is de kracht van Nelly Miricioiù, dat zij zoveel muzikaal charisma bezit en in staat is om te overtuigen. Natuurlijk op de eerste plaats met een stem, die van hoog tot laag nog geheel in tact is en in de tweede plaats door haar onverwoestbare acteertalent. Een paar maanden geleden zong ze op een recital in Den Haag de sterren van de hemel met een belcanto programma en nu presteert ze het weer om in een deze hondsmoeilijke monoloog op grandioze wijze de zaal in haar ban te krijgen. We moesten haar een tijdje missen in Amsterdam, maar het ziet er naar uit, dat ze in 2010 terugkomt bij de Matinee met Donizetti’s ‘Caterina Cornaro’ en daarna wordt gedacht aan Spontini’s ‘La Vestale’. Als het allemaal goed blijft gaan met La Miricioiù, dan zijn we gelukkig nog lang niet af van één van de grootste diva’s die Amsterdam heeft gekend, hoewel ze daar bij De Nederlandse Opera wel héél anders over denken!

Miricioiù kon rekenen op de soms letterlijk verpletterende steun van het Limburgs Symfonie Orkest (LSO) onder leiding van Ed Spanjaard. Poulenc spaart de zangeres niet en met een groot orkest achter haar, viel de stem soms wel eens weg, maar dat is bijna onontkoombaar op een concertpodium. Het LSO mag dankbaar zijn voor zo’n fantastische maestro.

Na de pauze bracht het LSO Ravels tweede eenakter ‘L’enfant et les sortilèges’. Het werk wordt zelden opgevoerd, omdat het een pretentieuze solistenbezetting vereist en daarnaast zich niet makkelijk als sprookje voor kinderen laat opvoeren en scenisch moeilijk te realiseren is. In alle drie facetten is LSO echter volledig geslaagd.

De wereldpremière van de opera was in Monte Carlo in 1925. Het had Ravel vier moeilijke jaren gekost om het libretto van ‘L’enfant et les sortilèges’ van Colette, dat zij in acht dagen had geschreven, op muziek te zetten door zijn continue aanpassingen. Ravels uiteindelijke synthese van een variëteit aan muzikale stijlen (musical, jazz, Puccini, Monteverdi) is kunstmatig, maar de muziek is gepassioneerd en expressief en heeft een kamermuziekachtige verfijning en kinderlijke eenvoud.

De solisten van ‘L’enfant et les sortilèges’ bij LSO zijn jonge zangers, waaronder de drie finalisten van het Cristina Deutekom Concours 2009. De Nederlandse sopraan Selma Harkink is spectaculair in Ravels uitzonderlijke boosheid als het vuur. Alle noten klonken als een klok in haar moeilijke coloratuurpartij. De componist stond erop dat het vuur, de nachtegaal en de prinses gezongen werden door dezelfde sopraan, maar de laatste twee rollen worden gezongen door de sopraan Laila Sbaiti, die niet altijd even toonvast was. De Nederlandse tenor Erik Slik is kostelijk in de Folies Bergères van zijn theepot met de Chinese kop en in de klagende akkoorden van de kattenscene, beide met de prachtige mezzosopraan Helen Lepalaan, die maar liefst zes rollen voor haar rekening neemt. De mezzosopraan Barbara Kozelj zingt een kleurrijke Enfant, verveeld in het begin en uiteindelijk teder. Dirigent Ed Spanjaard laat Het Limburgs Symfonie Orkest vlammen met de opwindende fluiten en de Parijse kleuren van de hout- en koperblazers. Van het timide begin via het plechtige tussenspel in de natuur naar het uiteindelijk liefdevolle en welluidende slot geeft hij voortschrijdende dramatiek aan Ravels magische orkestrale klanken.

De verhaal wordt tot leven gebracht door een fraai live poppenspel met papieren popjes van ontwerper en regisseur Rieks Swarte, dat met de video-beamer geprojecteerd wordt op een groot beeld. Het werkt hier ondersteunend en onderhoudend. Het leidt niet af van de zangers, zoals helaas wel gebeurde met het poppenspel in ‘Die Zauberflöte’ van De Nationale Reisopera vorig seizoen. Het kleine formaat van het kinderlijke materiaal en de vindingrijkheid van Swarte zijn ontwapenend en de opvoering is vermakelijker geworden dan de ‘L’enfant et les sortilèges’ van de Zaterdag Matinee in het Concertgebouw Amsterdam van vorig jaar.