© Hermann en Clärchen Baus
‘Un Ballo in Maschera’ bij Nationale Reisopera ondoordacht
In een tijd dat het thema “vrijheid van meningsuiting” actueel is, brengt de Nationale Reisopera de gecensureerde, “Boston” versie van de opera ‘Un Ballo in Maschera’. De oorspronkelijke bedoelingen van de componist genieten geen belangstelling in deze voorstelling van de Nationale Reisopera.
Regisseuse Monique Wagemakers heeft voor de Nationale Reisopera (NR) leuke vondsten ingebracht in de opera ‘Un Ballo in Maschera’ (1859) van Giuseppe Verdi (1813 – 1901). Aan het einde dragen alle personages een kroon, alsof iedereen de koning kan zijn; Ulrica als “underdog” wordt aangerand, ook door de sympathieke koning; Amelia lijkt haar kind ooit verloren te hebben en zeult wat rond met het oude wikkeldoek; Riccardo staat na zijn dood weer op om iedereen te vergeven. Maar daar houdt het mee op. Het concept van Wagemakers is niet doordacht en het ontbreekt de enscenering aan spanning. Dit komt met name, omdat de voorstelling contrasten mist. Iedereen in wit gekleed is en alle zangers zijn bijna continu op het podium, waardoor ook de muzikaal spannende opkomsten van de zangers nog eens afgezwakt worden. Het heeft ook allemaal weinig allure en gravin Amelia loopt de hele voorstelling in de botanische tuin gewoontjes op blote voeten. Onder het mom van “het concept” worden tot overmaat van ramp de tweede en derde akte nog onnodig doorgetrokken zonder pauze, wat teveel vraagt van publiek én zangers. Waarschijnlijk hebben Wagemakers én NR er met deze ongekende en onmuzikale beslissing niet bij stilgestaan, dat de zangers hiermee hun stemmen kapot zouden kunnen maken.
Wagemakers heeft het geluk, dat zij over fantastische, jonge musici beschikt, die schijnbaar niet hebben geklaagd. Kelly God zingt de moeilijke rol zonder een spoor van vermoeidheid. Haar volle sopraan is in staat tot de dynamische uitersten boven en onder de notenbalk. Het hele scala aan emoties van Amelia beheerst zij fraai, verstild in haar aria’s en gepassioneerd in het duet “Teco io sto” met de Engelse tenor Peter Auty. Zijn goed gesteunde, ietwat kelige tenor heeft een goed legato en hij trekt zijn lijnen mooi door met prachtige nuances. Ook de bariton Roland Wood als Renato is uitstekend bezet. Federica Proietti blijft helaas niet effen in haar registers zingen en klinkt onregelmatig. Rebecca von Lipinski heeft bij het bestuderen van de partij van Oscar de trillers en coloraturen schijnbaar over het hoofd gezien.
Dirigent Antony Hermus laat het Holland Symfonia sterk luisteren en klinken als bijna een personage op zich, die nergens de zangers overstemt. De snelle tempi zijn niet overal traditioneel, maar altijd integer en er zijn ongehoord, prachtig geboetseerde fraseringen. Door deze inzet van de musici wordt de voorstelling toch nog de moeite waard.