Hans Kox – ‘Dorian Gray’

Onder de Nederlandse opera’s van de 20e eeuw bevindt zich een schat aan repertoire, die het verdient om door de Nederlandse muziekinstituten te worden uitgevoerd.

Nederland had tot de 20e eeuw geen echte operatraditie. De eerste Nederlandse opera is ‘De Triomfeerend Min’, een zangspel van Carolus Hacquart (c.1649 – c.1730), een werk dat gepubliceerd werd in 1680, maar pas in 1920 voor het eerst werd opgevoerd. Er zijn een paar andere laat 17e-eeuwse opera’s geschreven, maar allen zijn verloren gegaan. De hele 18e eeuw is verstoken van Nederlandse bijdragen aan de operaliteratuur. De 19e eeuw toonde incidentele gevallen, zoals de opera ‘Catharina en Lambert’ (1888) van Cornelis van der Linden (1839 – 1918), waarmee De Hollandse Opera in Amsterdam werd geopend. Een andere opera van deze componist was ‘Leiden ontzet’ (1893). Pas de volgende generatie bevatte belangrijke componisten zoals Johan Wagenaar (1862 – 1941), wiens opera’s ‘Doge van Venetië’ (1904) en ‘De Cid’ (1926) ernstige, maar ook realistisch-satirische, Nederlandse kenmerken bevatten. De Nederlandse componist Hans Kox schreef vijf opera’s, waarvan ‘Dorian Gray’ de eerste was.

Hans Kox

Dorian Gray_Kox
Hans Kox

Hans Kox werd op 19 mei 1930 in Arnhem geboren. Hij studeerde aan het Utrechts Conservatorium, maar stopte na twee jaar om piano te gaan studeren bij Jaap Spaanderman in Amsterdam. Van 1951 tot 1955 studeerde hij compositie bij Henk Badings. Zijn debuut als componist beleefde hij in 1953 toen hij met twee composities meedeed aan de Gaudeamus Muziekweek in Bilthoven. In 1956 kreeg hij opdracht een werk te componeren voor het Concertgebouworkest ter gelegenheid van de 25e verjaardag van Eduard van Beinum als dirigent: ‘Concertante muziek’ voor hoorn, trompet, trombone en orkest. In 1967 componeerde hij ‘L’Allegria’ (1967) voor sopraan en orkest, waarvoor hij in 1974 de Eerste Prijs van het Rostrum of Composers ontving. Lucia Meeuwsen nam het werk in 1987 op voor CD (Attacca Babel 9262-1). Zijn eerste opera ‘Dorian Gray’ ging op 30 maart 1974 in het Circustheater van Scheveningen  in première, kort nadat Kox was benoemd tot artistiek directeur bij het Concertgebouworkest. Met zijn tweede opera ‘Das grüne Gesicht’ – voor vijf solisten en orkest – begon hij in 1981 op eigen libretto naar een roman van Gustav Meyrink. De opera zou echter pas in 1991 na tien jaar worden voltooid en heeft tot op heden nog niet haar wereldpremière mogen beleven. Zijn onderwerpen als de Holocaust en zijn keuze van bijbel- en Hitlerteksten kwamen Kox vaak op kritiek te staan, maar de composities vonden hun weg naar het publiek wel. De ‘Anne Frank Cantate’ voor sopraan, alt, bas, gemengd koor en orkest ging op 4 mei 1985 in première met de bas Lieuwe Visser als Hitler. Het ‘Oratorium Sjoah’ – voor sopraan, tenor, bas, gemengd koor en orkest – was een opdracht van de NCRV ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan en ging op 17 november 1989 in première. De wereldpremière werd op CD uitgegeven door het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen (TBI-1-93). Kox componeerde in 1995 de cantate ‘Das Credo quia absurdum’, ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de stad Haarlem. Het werk ging op 16 november 1996 jaar in première onder leiding van Ed Spanjaard en thematiseert opnieuw de vervolging van de Joden gedurende de twintigste eeuw. Op 20 maart 2003 beleefde de kameropera ‘Rochester’s Second Bottle’ – voor acht solisten, één spreker en orkest op een libretto van Nicholas Fischer – haar eerste opvoering in Birmingham. De première was een kleinschalig project met een gedecimeerd orkest en pas afgestudeerde zangers. De eenakter ‘Lalage’s Monoloques’ voor sopraan, viool en piano naar een tekst van Edgar Allan Poe, werd op 31 maart 2012 voor het eerst uitgevoerd in het voormalige stoomgemaal Museum de Cruquius in de Haarlemmermeer. In 2012 zou ook zijn opera ‘Das grüne Gesicht’ haar wereldpremière hebben beleefd tijdens het Holland Festival, maar het Haagse Residentieorkest zegde – nadat de audities voor de solisten al waren begonnen – af naar het schijnt vanwege een concert in New York.

‘Dorian Gray’

Synopsis

Dorian Gray_2
Scènefoto ‘Dorian Gray’

Korte inhoud (van de herziene versie uit 1977)
Akte 1
scène 1 – The Temptation Scene:
Dorian is een goed ogende en narcistische jongeman, wiens portret wordt geschilderd door de kunstenaar Basil Hallward, een morele man geïntrigeerd door Dorians schoonheid. Basil probeert met het schilderij zijn artistieke potentieel te verwezenlijken als hij merkt dat het portret van Dorian zijn beste werk wordt. Basils vriend Lord Henry – een overheersende en decadente “dandy” – voegt zich bij hen en Dorian wordt gefascineerd door Lord Henry’s ideeën over genotzucht.
scène 2 – The Engagement Scene I:
Dorian en Lady Victoria (Henry’s echtgenote) spreken over Henry’s ideeën. Henry verschijnt en Dorian vertelt hem over zijn verliefdheid voor Sibyl, een knappe en getalenteerde, maar arme actrice en zangeres.
scène 3 – The Conversation Scene I:
Lord Henry en Basil discussiëren over Dorians verliefdheid. Dorian arriveert en Henry weidt uit over vrouwen en verliefdheden.
scène 4 – The Engagement Scene II:
Liefdesscène tussen Dorian en Sibyl.
scène 5 – The Torment Scene I:
Haar liefde voor Dorian verwoest de acteercapaciteiten van Sibyl. Niet langer vindt zij het plezier in het portretteren van fictieve liefde nu zij echte liefde heeft ondervonden. Dorian wijst haar nu af, omdat haar schoonheid voor hem in haar acteren lag en hij niet langer geïnteresseerd is in haar.
scène 6 – The Realisation Scene / Torment Scene II:
Als hij thuiskomt, valt het Dorian op dat het schilderij veranderd is. Hij realiseert zich dat zijn wens uitgekomen is. Het portret heeft een subtiele grimas en wordt ouder met elke zonde die hij begaat, terwijl zijn eigen verschijning onveranderd blijft.

Dorian Gray_3
Scènefoto ‘Dorian Gray’

Akte 2
scène 1 – The Banquet Scene:
Bij Lady Agatha verzamelen zich de Ladies, Lord Henry en Sir Thomas en roddelen over Dorian, die zich even later bij hen voegt.
scène 2 – The Book Scene:
Dorian kijkt naar het schilderij, terwijl een verteller een gedeelte uit ‘The Picture of Dorian Gray’ voordraagt.
scène 3 – The Portrait Scene:
Basil arriveert om Dorian te vragen over de geruchten. Dorian ontkent zijn losbandigheid niet. Hij neemt Basil mee naar het schilderij, dat net zo afschuwelijk is als Dorians zonden. Dorian rekent in woede Basil zijn lot aan en steekt hem dood.
scène 4 – The Conversation Scene II:
Dorian vertelt Lord Henry dat hij vanaf dat moment goed zal zijn.
scène 5 – The Reconciliation Scene:
Overtuigt dat slechts volledige bekentenis hem zal verlossen, wordt Dorian bezocht door de geest van Sibyl en besluit hij het laatste spoor van zijn geweten te vernietigen. In woede pakt hij het mes waarmee hij Basil vermoordde en stoot het in het schilderij.

Dorian Gray_4
Scènefoto ‘Dorian Gray’

Rolverdeling
Dorian Gray, countertenor, later bewerkt tot lyrische tenor
Lord Henry, bariton
Basil Hallward, bas
Sibyl Vane, sopraan
James Vane, tenor
Sir Thomas, bas
Lady Gladys, sopraan
Lady Narborough, sopraan
Lady Agathe, alt
Lady Victoria, alt

Geschiedenis

De opera ging op 30 maart 1974 in première bij De Nederlandse Operastichting in het Circustheater van Scheveningen. De titelrol werd gezongen door countertenor David Knutson, die echter niet gedisponeerd was. Verder trad Anne Haenen aan als Sibyl Vane, Timothy Nolen als Lord Henry en zongen Lieuwe Visser, Jan Blinkhof en Willem Laakman de rollen van Basil Hallward, James Vane en Sir Thomas. Inge Frölich, Mary Willems, Marianne Dieleman en Anke Brokstra waren te horen als de Ladies Victoria, Gladys, Agatha en Narborough. De muzikale leiding was in handen van Jochem Slothouwer en de regie van Charles Hamilton. De dagen erna werd de opera door de critici met de grond gelijk gemaakt. Het maakte Kox depressief, hij kreeg een burn-out en zag een paar weken later zelfs af van het artistieke leiderschap dat hij had aangenomen bij het Concertgebouworkest. Maar al snel begon hij met het herschrijven van de opera. De reprise vond plaats op 21 januari 1977 in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Er werden drie voorstellingen in Amsterdam en één in Rotterdam uitgevoerd. De tenor Philip Langridge zong de titelrol en de 27-jarige sopraan Roberta Alexander was te horen als Sibyl Vane. Lieuwe Visser, Timothy Nolen, Jan Blinkhof, Inge Frölich en Anke Brokstra herhaalden hun rollen en Joep Bröcheler, Thea van der Putten en Elise Galema waren nieuw als Sir Thomas, Lady Gladys en Lady Agatha. Kox dirigeerde nu wel zelf. De recensies waren nauwelijks positiever. Opnieuw gleed Kox weg in een depressie en werd er tot 1981 nauwelijks nog iets van hem vernomen. De Nederlandse Operastichting bracht de opera echter op 20 november 1982 opnieuw in reprise. Philip Langridge, Roberta Alexander, Lieuwe Visser, Timothy Nolen, Jan Blinkhof en Joep Bröcheler herhaalden hun rollen en Djoke Winkler Prins, Christine Harvey, Joy Workum en Hélène Versloot waren nieuw als de Ladies Gladys, Narborough, Agatha en Victoria. De componist leidde opnieuw zelf de uitvoeringen. De laatste voorstelling in de Stadsschouwburg van Amsterdam van 6 december 1982 werd opgenomen en het is deze bandopname die de basis vormde voor de CD, die in oktober 2012 werd uitgebracht.

Bespreking

Vorm

‘Dorian Gray’ bestaat uit twee bedrijven van respectievelijk zes en vijf scènes en duurt 75 minuten. Je zou het een conversatiestuk kunnen noemen. De vorm van de opera volgt de doorgecomponeerde structuur van het verhaal op de voet en er zijn orkestrale tussenspelen. Het werk is geschreven voor negen solisten en een fors, romantisch symfonieorkest zonder koor. De titelrol was oorspronkelijk geschreven voor een countertenor, om het onwezenlijke en etherische karakter van de eeuwig jonge Dorian Gray aan te geven. Maar de countertenor David Knutson was bij de première niet gedisponeerd en de spitse dialogen gingen in de eerste versie verloren door de minder verstaanbare counterstem. Derhalve herschreef Kox de titelrol voor tenor.

Libretto

Hans Kox vervaardigde zelf het libretto van ‘Dorian Gray’ naar het boek van Oscar Wilde. ‘The Picture of Dorian Gray’ van Wilde is een boek wiens taalgebruik en stijl zich niet gemakkelijk laten mengen met het genre opera. Opera moet het meer hebben van confrontaties en niet zozeer van gecompliceerde dialogen en spitsvondige opmerkingen. Door deze zinnen krijgen de frasen in de opera een enigszins kortademig aspect.
Anders dan in het boek van Wilde blijft Dorian in de opera vrij eendimensionaal. Hij maakt in de opera niet de transformatie door, die hij in het boek wel ondervindt.
Kox maakte na de traumatische première in 1974 een aantal revisies in de opera. Hij draaide de Engagement Scene II en de Conversation Scene in de eerste akte om, maakte van het trio van de Conversation Scene een duet, verwijderde de Opium Den Scene uit de tweede akte, voegde een aantal maten toe aan het finale van de opera en bracht diffuus kleine wijzigingen aan. Opmerkelijk is het dat door het verwijderen van The Opium Den Scene één van de dramatische hoogtepunten van het verhaal – de zelfmoord van Sibyl – niet of slechts zijdelings ter sprake komt.

Dorian Gray_CD
CD-opname ‘Dorian Gray’

Muziek

Hans Kox hanteert in ‘Dorian Gray’ een traditioneel muzikaal idioom en de opera klinkt conservatief en toegankelijk. Kox respecteert de tonaliteit. De opera heeft wat dat betreft veel gemeen met de Amerikaanse opera’s uit de jaren vijftig en zestig van componisten als Hugo Weisgall, Carlisle Floyd, Bernard Hermann en Robert Ward. Tevens kiest Kox voor polyfonie, combineert hij verschillende soorten technieken en kruist hij het oude en het nieuwe. Men zou hem een polystilist kunnen noemen à la Stravinsky en Schnittke. Zijn keuze voor een traditioneel idioom in een tijd waarin gevonden werd dat alles anders moest en het muziekbestel door de avant-garde werd beheerst, kwam Kox op kritiek te staan. Zijn polystylisme en polyfonie werden als plunderen, navolgerswerk en eclecticisme bestempeld.
Dynamisch is de muziek vaak opgewonden. Nadrukkelijk aanwezig zijn de voor Kox typerende sforzati-figuren van krampachtige koperblazers. Ritmisch is zijn muziek genuanceerd. Opvallend het contrast tussen de motorische rigiditeit en lyrische gedeelten. Ook opmerkelijk zijn de contrasten in de instrumentatie. De instrumentatievondsten zijn verrassend en met zijn orkestratie creëert Kox een geheel eigen klankwereld vol genuanceerde details en exotische timbres. Het contrapunt in ‘Dorian Gray’ is bijna dwangmatig en Kox tracht hierin steeds de psychologische verwikkelingen te verklinken. De muziek heeft veel gemeen met de ritmiek van de dialogen en de noten zijn vaak even snel in hun ritmische ontwikkeling. De scènes van ‘Dorian Gray’ staan muzikaal vaak op zichzelf en zijn beeldend. Origineel is de elektronische scène van de tweede akte ondersteund door een verteller, verre stemmen en een orgel. De scène is op zich niet opzienbarend, maar wel effectief als contrastwerking.
Toch valt er inderdaad wel wat aan te merken op de muziek van ‘Dorian Gray’. Zo is de harmoniek bij gelegenheid monochroom en werkt de muziek zelf niet altijd dramatisch. Het ontbreekt de muziek bij dramatische gebeurtenissen aan breedvoerigheid en diepgaandheid, zoals bij de moord op Basil. Op momenten dat het verhaal om hartverscheurende muziek vraagt, klinkt zij slechts aarzelend. Ook komen soms de melodieën uit het niets opzetten zonder heldere richting. De opera ontwikkelt zich langzaam en vaak is er geen muzikale drive of flow. Tevens valt vanwege de orkestrale tussenspelen het drama dikwijls stil. Tenslotte zijn de muzikale karakterschetsen van zijn personages zijn niet erg sterk.

Dorian Gray_Boek
Bas van Putten – Hoog Spel

Referenties

1. Hans Kox – ‘Dorian Gray’ (CD Attacca 2012.130.131)
2. Oscar Wilde – The Picture of Dorian Gray (Londen: Simpkin, Marshall, Hamilton, Kent & Co, 1916)
3. Leo Samama – Zeventig jaar Nederlandse muziek 1915 – 1985; Voorspel tot een nieuwe dag (Amsterdam: Querido, 1986)
4. Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)
5. Bas van Putten – Hoog Spel; het Levensverhaal van componist Hans Kox (Amsterdam: Contact, 2005)

Met dank aan Ineke Huijing, Orkest van de Achttiende Eeuw