Wilhelm Furtwängler: Mozart – Don Giovanni
Er bestaan vier opnamen van de opera ‘Don Giovanni’ van Mozart onder leiding van de dirigent Wilhelm Furtwängler. Drie audio-opnamen en één beeldregistratie. Alle uitvoeringen zijn van het Salzburg Festival met Wiener Philharmoniker en het koor van de Wiener Staatsoper.
Deze revival van ‘Don Giovanni’ van 27 juli 1950 was de eerste in Salzburg sinds de voorstellingen van 1946. Furtwängler benadert de opera met een romantische sfeer en een grootse plechtigheid en statueske ernst. Zijn Mozart heeft Beethoven-kwaliteiten in de benadering met name in de ouverture en de twee finales en de opera ontvouwt zich als een episch stuk. De scènes met de Commendatore aan het begin en aan het einde zijn voor Furtwängler de pilaren. Met een grote boog musiceert hij van de aardbevende ouverture via de duivelsachtige passages in de finale van de eerste akte naar de wederopstanding, het marmer en het helse vuur aan het slot. Furtwänglers ‘Don Giovanni’ is een ensemblewerk. Aan elk detail van de recitatieven, waarin veranderingen in gemoedstoestand worden duidelijk gemaakt, is aandacht besteedt. Tito Gobbi is als Don Giovanni, net als in zijn Falstaff, sluw maar ook snijdend en sadistisch. Dat maakt zijn Don Giovanni niet erg verleidend. Zijn “Deh’ vieni alla finestra” zet hij op standje zacht. Het is niet voor niets dat Gobbi in de latere opnamen werd vervangen door de meer “suave” Cesare Siepi. Erich Kunz heeft een uitstekend gevoel voor humor en is een echte dienaar voor Don Giovanni en Josef Greindl als Il Commendatore is zoals altijd imponerend. Het grotere contrast tussen de hoge bariton Gobbi als Don Giovanni, de zwarte bas Josef Greindl als Il Commendatore en de Spielbas Erich Kunz als Leporello is een sterk pluspunt van deze uitvoering vergeleken met de latere, waarin de drie bassen een identieke klank hebben. Verder heeft deze 1950 opvoering het voordeel van de briljante Ljuba Welitsch als Donna Anna. Ze geeft zich 100% en aan het einde van “Non mi dir” begint ze dan ook wat vermoeid te klinken. Opvallend is dat Anna haar twee hoge Bessen in het duet met Don Ottavio van de epiloog niet hoeft te zingen door twee coupures. Dit doet Furtwängler bij alle uitvoeringen. Tenor Anton Dermota is de vaste constante als Don Ottavio op alle ‘Don Giovanni’ opnamen van Furtwängler. Elisabeth Schwarzkopf is een “Abgedunkelte” en onverstaanbare Donna Elvira met een snel vibrato. Aan het einde van “Mi tradi” verzint Schwarzkopf een hoge Bes, die vóór haar tijd niet gebruikelijk was te zingen. Collega KNO-arts Alfred Poell zingt de rol van Masetto en Irmgard Seefried heeft de frisheid voor Zerlina. (EMI CHS 5 66567-2)
Furtwänglers tempi zijn altijd uitgesproken. In zijn brief aan dirigent Mitropoulos van 3 september 1954 antwoordt Furtwängler dat tempo niet zozeer een kwestie is van smaak, als wel een natuurlijke uitdrukking van het werk. Tempi kan men slechts met het gehele musiceren accepteren of verwerpen. Daarnaast is het tempo in veel gevallen rekbaar*. Voor ‘Don Giovanni’ kiest Furtwängler voor opvallend individuele, dramatische tempi. De 1953 uitvoering, die of van 27 juli of van 3 augustus is, draagt nog meer dan die van 1950. Het heeft ook het meest discrete harpsicordspel van alle ‘Don Giovanni’ opnamen van Furtwängler. Cesare Siepi is als Don Giovanni zoals gezegd te verkiezen boven Tito Gobbi. Hij is verleidelijker en hij voelt spijt van de moord op de Commendatore van Raffaele Ariè. Donna Anna is hier de vollere en rondere sopraan Elisabeth Grümmer en de Donna Elvira van Elisabeth Schwarzkopf is hier nog furieuzer dan in 1950. Furtwängler geeft haar “Ah! Fuggi il traditor” een fraai statig tempo. Otto Edelmann als Leporello is minder speels dan Erich Kunz in de 1950 opname en Walter Berry is duidelijk de beste keuze voor Masetto. Erna Berger was met haar 52 jaar op dat moment volgens Furtwängler “de beste” Zerlina die er was. In leeftijd wordt zij tegenwoordig overtroffen door Helen Donath, die op haar 69e nog steeds Zerlina zingt, in december 2009 in Essen. (Music & Arts MACD 1129)
De opname van de ‘Don Giovanni’ van een jaar later is van 6 augustus 1954. Opvallend opnieuw is de brede, legato basis, waarin de orkestrale details zich geweldig ontvouwen. De grote tempi staan de frasen met korte noten toe te bloeien. De muziek van Leporello, Zerlina en Masetto zijn bij Furtwängler niet zozeer speelse passages als wel momenten van ontspanning. De bezetting van 1954 is identiek aan die van het jaar daarvoor, behalve de Il Commendatore van Dezsö Ernster. De Donna Elvira van Elisabeth Schwarzkopf is inmiddels niet meer woedend, maar hysterisch en helaas een maatstaf voor latere Elvira’s. De niet-voorgeschreven hoge Bes aan het einde van “Mi tradi” zingt ze ook hier weer net als in 1950 en heeft sindsdien veel navolging gevonden. Niets is zo besmettelijk als slechte smaak…. (EMI «Historical» 336 799-2)
Cesare Siepi herinnerde zich dat twee of wellicht drie opvoeringen in 1954 waren gefilmd met Elisabeth Schwarzkopf als Donna Elvira, maar dat om één of andere reden zij niet konden worden gebruikt. Een speciale sessie werd opgezet in de Felsenreitschule om Donna Elvira’s scènes opnieuw te doen met Lisa Della Casa, terwijl zij niet had deelgenomen aan de Salzburg opvoeringen. Siepi zou hebben verteld dat deze sessies niet werden gedirigeerd door Furtwängler, maar door diens assistent. Volgens Anton Dermota in zijn autobiografie werd Furtwängler nog voor de opnamen ziek en vervangen door Rudolf Moralt**. Behalve Lisa Della Casa met haar zwakke borst-, maar fraaie midden- en kopregister is de bezetting gelijk aan de audioregistratie van hetzelfde jaar. Deze Salzburg enscenering is van regisseur Herbert Graf en een revival van de productie van 1953. Graf had in 1951 al ‘Otello’ en in 1952 ‘Le Nozze di Figaro’ met Furtwängler in Salzburg gedaan. Met Maria Callas had hij in Florence al ‘Les Vespri Siciliani’ gedaan (1951) en zou in 1954 voor haar nog ‘Mefistofele’ in de Arena van Verona ensceneren en in 1960 ‘Poliuto’ in de Scala. Op DVD worden zijn ‘Aida’ met Leyla Gencer uit de Arena van Verona 1966 en zijn ‘Elektra’ uit de Met 1980 met Birgit Nilsson aangeboden. In haar autobiografie beschrijft Nilsson hem als een ervaren en competente man, die rust en zekerheid uitstraalde en wiens samenwerking zonder conflicten was. Revolutionaire ideeën, die niet met de muziek te verenigen waren, had hij niet***. En zo kenmerkt zich ook zijn legendarische ‘Don Giovanni’.Het is traditioneel en onderhoudend. Het stamt uit een tijd dat er nog niet iets anders met het verhaal van ‘Don Giovanni’ gedaan hoefde te worden en de zangers op de eerste plaats stonden. Een “must-have” voor elke operaliefhebber! (DG DVD 073 019-9)
* Wilhelm Furtwängler – Briefe (Wiesbaden: F.A. Brockhaus, 1964, blz 268)
** Anton Dermota – Tausendundein Abend mein Sängerleben (Bayreuth: Neff Verlag, 1978, blz 247)
*** Birgit Nilsson – La Nilsson (Frankfurt am Main: Wolfgang Krüger Verlag, 1997, blz 21)