september 2013
Richard Davis – ‘Wotan’s Daughter; The Life of Marjorie Lawrence’
De sopraan Marjorie Lawrence werd in 1907 op het platteland van het zuidwesten van Australië geboren. Op haar 18e besloot zij zonder ouderlijke toestemming naar Melbourne te gaan voor klassieke zanglessen en drie jaar later vertrok zij naar Parijs om haar studie voort te zetten. Daar studeerde zij vier jaar en gedurende die tijd verbood haar Parijse lerares haar om op te treden, totdat haar dramatische sopraan klaar was voor het grote vak. Zo kende Marjorie Lawrence inmiddels 21 hoofdrollen, voordat ze ooit één noot op het toneel had gezongen. Na vier jaar geduld maakte zij dan in 1932 eindelijk haar operadebuut als Elisabeth in ‘Tannhäuser’ in Monte Carlo en een jaar later zong zij al voor het eerst in de Opéra Garnier van Parijs de rol van Ortrud in ‘Lohengrin’.
Marjorie Lawrence debuteerde in de Metropolitan Opera van New York op 18 december 1935 als Brünnhilde in ‘Die Walküre’ en was in de Met de enige dramatische sopraan die werd getolereerd naast Kirsten Flagstad. Een maand na haar debuut zong Lawrence in de Met de rol van Brünnhilde in ‘Götterdämmerung’. Voor deze voorstelling had zij een paard het operahuis binnengesmokkeld en tijdens de opofferingscène van Brünnhilde reed zij te paard in de vlammen zoals Wagner het had voorgeschreven. Zij was de eerste Brünnhilde, die dit in de Met deed. Maar in 1941 raakte Lawrence – toen pas 34 jaar oud – tijdens een generale repetitie in Mexico verlamd en bleek zij getroffen door polio. Haar carrière was toen op haar hoogtepunt en zou ondanks haar strijd nooit meer op dat oude niveau komen. In 1949 schreef Lawrence haar autobiografie ‘Interrupted Melody’, die werd verfilmd en in 1955 werd uitgebracht.
De Australische auteur Richard Davis heeft nu het boek ‘Wotan’s Daughter; The Life of Marjorie Lawrence’ geschreven over de carrière en het leven van Marjorie Lawrence. Davis schreef al eerder biografieën, onder andere over de Engelse sopraan Anna Bishop. Hij had een aantal redenen om een biografie over Lawrence uit te brengen. Zo waren niet alle gegevens in haar autobiografie geverifieerd door haar ghostwriter of door Lawrence objectief beschreven. Verder waren de dertig jaren van haar leven na haar autobiografie nog niet aan bod gekomen en tenslotte miste Davis in de autobiografie een “objectieve analyse” van de stem van Lawrence.
Davis had voor zijn biografie toegang tot uitgebreide bronnen. Zo had hij de beschikking over de nalatenschap, die Lawrence aan Southern Illinois University had geschonken, waaronder brieven, fanmail, dagboeken, contracten, bankrekeningen, programma’s, krantenknipsels, plakboeken, foto’s en andere memorabilia. Dit gaf Davis de mogelijkheid om meer dan eens fragmenten uit de autobiografie van Lawrence te weerleggen. Zo spreekt hij verklaringen van Lawrence over het gedrag van bijvoorbeeld Nellie Melba tegen. Verder verklaart hij ook dat Lawrence haar “rivale” Germaine Lubin onheus bejegende in haar autobiografie, want “Lubin had become a soft target” na de Tweede Wereldoorlog. Zo vertelt Lawrence dat zij vaak moest inspringen voor Lubin, terwijl Davis uitrekent dat Lubin net zo vaak inviel voor Lawrence als andersom. Maar soms ook neemt Davis verhalen van Lawrence regelrecht over zonder kanttekeningen erbij te plaatsen. Namen collega’s als Helen Traubel en Lauritz Melchior werkelijk zo’n stuitende, negatieve houding aan ten aanzien van de zittende optredens van Lawrence? Davis neemt deze aantijging van Lawrence, die later uit haar autobiografie werd geredigeerd, voor waar aan zonder een voorbehoud te maken.
‘Wotan’s Daughter’ biedt een discografie met alle beschikbare opnamen van Marjorie Lawrence. Davis bespreekt deze opnamen buitengewoon bekwaam in het verloop van zijn boek. Zo vergelijkt hij de stemmen van Flagstad en Lawrence deskundig en zakelijk. Maar helaas is Davis niet altijd objectief. Zo schrijft hij dat Gwyneth Jones en Hildegard Behrens “neither had the voices to compare with Marjorie’s” en dat Eileen Farrell “none of the vocal charisma Marjorie had exhibited” bezat. Onpassend is ook Davis’ veroordeling van diverse personen in haar leven, zoals haar broer Cyril (“embroiled in homosexual love affairs of ever more sordid natures”) en haar minnaar Friedlander (“hot-headed German”). Hun gedrag had hij met meer afstand kunnen benaderen. Daarnaast staan er door het hele boek diverse, kleine drukfoutjes (“Englishmen” ipv “man”, “than” ipv “then”, “alarm” ipv “alarmed”, “Heinz” ipv “Heinze”, etc, etc).
De bronnen en gedetailleerde bronvermelding maken ‘Wotan’s Daughter’ tot een gezaghebbende, vakkundig geschreven en uiterst leesbare biografie. Het boek is stijlvol gedrukt op fraai papier met een mooie stofomslag. Er zijn 32 pagina’s met zeldzame zwart-wit foto’s en er is een degelijke index. Het verhaal van een jonge vrouw van het Australische platteland, die één van de belangrijkste Wagner-zangeressen van de 20ste eeuw zou worden en uiteindelijk een gevecht leverde tegen haar ziekte is niet alleen voor muziekliefhebbers interessant, maar aangrijpend voor iedere lezer.
2012; €35,00
ISBN 978-1-74305-122-1
324 pp, hardcover
Wakefield Press, Kent Town