Woorden kunnen liegen, maar tonen niet!

In de serie ‘ABC van Opera Nederland’ krijgen prominente personen uit de Nederlandse operawereld carte blanche om te vertellen over opera in Nederland. Deze maand in deel C: Huub Claessens, operazanger.

Door: Huub Claessens

Woorden kunnen liegen, maar tonen niet! “Behalve als de componist het zo bedoelt”, vulde een toehoorder aan toen ik na een voorstelling de essentie van vocaal klassieke muziek probeerde te verwoorden. Dietrich Fischer-Dieskau gebruikte het als titel van zijn boek ‘Töne sprechen, Worte klingen’. Het is waar, de toonsafstanden onderling, de samenklanken, harmonieën en zeker niet te vergeten de ritmische schakeringen zijn diep verbonden met emoties, die we allen (nog) in ons bewustzijn hebben opgeslagen. Het gesproken woord is multi-interpretabel. Je kunt “ja” zeggen, “nee” bedoelen. Je kunt zeggen dat je van iemand houdt, het echter niet helemaal zeker weet, de liefde met emotionele afhankelijkheid verwisselt. Je schreeuwt dat je iemand haat, terwijl het tegendeel waar is. En dan nog triljoen andere mogelijkheden.

Naar een hoger niveau

Op het moment dat het woord met een specifieke emotie wordt uitgesproken, zal het woord in elke taal al een specifieke ritmische en melodische vorm krijgen. Daardoor voelt iedereen hoe het woord bedoeld is. Als we het woord gaan omlijsten met specifiek gekozen klanken bestaande uit harmonieën en ritmen voortgebracht door een groep van instrumentalisten, die zich het woordenboek van klanktaal eigen gemaakt hebben, dan wordt het woord en de betekenis ervan als het ware naar een hoger niveau getild. Dit woord is vervolgens niet meer multi-interpretabel. Dat hebben we uitvoerig kunnen testen bij grote muzikale kunstwerken, zoals bijvoorbeeld een ‘Matthäus Passion’ van J.S. Bach. Ikzelf mocht op dezelfde muzikale momenten in dit werk bij ieder publiek dezelfde magie bespeuren. Ook in landen als Japan waar de overgrote meerderheid niet Duits spreekt en ook hun authentieke gevoel voor tonaliteit afwijkt van het onze. Ik herinner me een uitvoering met Michel Corboz in Hiroshima. De stilte, de tranen… tussen einde en applaus.

Magie in de reinste vorm

Die combinatie van ‘de muziek van de taal’ en ‘de taal van de muziek’ komt in opera (ja, het woord is gevallen) het best tot zijn recht. Mede door het feit dat het visuele aspect de door de componist bedoelde interpretatie ondersteunen kan. Als al die aspecten in harmonie zijn en de muzikale interpretatie van de tekst als het ware expanderen, is het mogelijk om elk individu dat daar hutje mutje in de zaal zit individueel een stukje kosmisch bewustzijn mee te geven. In mijn optiek kun in je eentje tussen velen emoties, die normaal te heftig zijn, in een afgeronde vorm toelaten en verwerken. Een zeer helende werking. En daarvoor hoeven ze de woorden, die gezongen worden, niet eens te begrijpen! En dat is magie in de reinste vorm. Toen ik in 1984 in de toen nog existerende opera studio van de Nederlandse Opera Stichting werkzaam was, las regisseur Charles Hamilton tijdens een workshop Tatjana’s brief voor uit de opera ‘Jevgeni Onjegin’. Wij waren allen zeer ontroerd ofschoon niemand van ons Russisch verstond. Met een brede glimlach vertelde Charles ons na de voordracht dat ook hij die taal niet beheerste maar, dat hij met de Engelse vertaling voor zich een Russisch aandoende taal had verzonnen. Kun je nagaan, en dat nog zonder de briljante muziek van Tchaikovsky.

Muzikale basiskennis

Natuurlijk wordt de impact zeer geïntensiveerd voor de toehoorder als hij in het bezit is van een muzikale basiskennis. Ook daarover ontstaan vaak heftige discussies, het woord elitair ligt klaar voor gebruik. Ik geef meestal toe, het is net zo elitair als American Football, dat is waar. Tenminste voor mij, want ik begrijp daar van niets. Het zal toch echt niet zo moeilijk zijn want de “elite”, die ervan geniet, is een redelijk grote groep. Ja, het helpt als je een basiskennis hebt, het is tenslotte een taal zoals vele anderen. Het zijn maar zeven tonen, die op een heel eenvoudige wijze te leren zijn. Het overgrote deel van de jongeren in mijn geboortedorp zat ooit op zaterdagmorgen bij mijn vader in de Fanfarezaal noten te leren. Dat ging niet altijd van ganser harte maar na drie zaterdagen kon je gegarandeerd noten lezen. Nu is dat allang niet meer het geval en dat is jammer, erg jammer. Je kon er natuurlijk op wachten tot ook binnen het theater steeds meer mensen komen te werken, die de taal waarom het draait ook niet meer verstaan. Vaak op leidinggevende posities. En wat natuurlijk dramatisch is, er zijn ook meer en meer regisseurs, die geen muziek kunnen lezen en erger nog, de eerste generatie, die ook niet meer begrijpt dat het een echte taal is. Als ik wel eens zeg, dat de interpretatie van een stuk voor het grootste gedeelte in de muziek te vinden is, kijken ze me niet begrijpend aan. En daar zie ik het echt mis gaan. Dat heeft niets met wel of niet regietheater maken. Een chefkok gaat toch ook niet zijn souschefs vertellen hoe ze moeten koken als hij zelf niet kán koken!

Verband tussen horen en zien

Maar als het publiek bewust of onderbewust geen verband meer kan leggen tussen wat ze horen en wat er te zien valt, zullen ze meer en meer moeite hebben de magie toe te laten in hun hart. De gevolgen daarvan zijn goed te merken. Boventiteling wordt steeds belangrijker en is zeer beperkend. De constante wisselen tussen lezen, kijken en luisteren zorgt ervoor dat je delen gaat missen en nooit in de spanningsboog kunt wegzakken. Verder is opera zonder kunst- en vliegwerk, lasers, dieren, kinderen en naakt voor velen al niet interessant meer. Ook komt meer en meer gewicht te liggen op de prestatie van de individuele zanger alsof het een sport is. Zo is er de verschrikkelijke hoge noten cultuur. Wie kan het langer, hoger, harder, zachter. Velen met mij hebben het vaak over het verdwijnen van het karakteristieke van iedere zanger, zoals we Siepi, Schwarzkopf, Dieskau, Kollo, Wunderlich etc. meteen herkennen bij de eerste klanken. Voor de connaisseur speelt dat niet zo’n grote rol, want die kan dat objectief beoordelen, maar een potentieel nieuw publiek niet en dat gaat dan toch liever maar naar iets lichts, iets luchtigs. Een musical bijvoorbeeld, want daar draaien ze ook de versterking wat hoger en die mensen zingen veel natuurlijker.

Vrijmaken

Ook zo’n groot misverstand, één van die windmolens die ik eens in de zoveel tijd weer te lijf moet gaan. Het gaat te ver om hier mijn versie van de perfecte zangtechniek te gaan uitleggen, maar het gaat er in ieder geval om, een zo vrij mogelijke verbinding tot stand te brengen tussen je stembanden en die gevoelens, die volgens vele culturen als het ware fysiek opgeslagen zijn in het gebied van het middelrif (Hara, Chi, etc.) Daar waar we angst, verliefdheid, nervositeit etc. lijfelijk waarnemen. Zingen leren is in die zin meer het afleren van allerlei spanningen en gewoonten bij het ademen en spreken, die zich langzaam maar zeker vast hebben gezet. Dat vrijmaken kan zeer intens en confronterend zijn al naar gelang hoever men verwijderd is van zijn eigen stem en adem. En dan bedoel ik die stem waarmee een gezonde baby geboren wordt, die zonder problemen uren kan huilen en schreeuwen op te toppen van zijn volume. Maar het is een helend en prachtig proces, waar je je hele leven dan mee bezig blijft. Dat kan resulteren in een zanger, die zijn instrument zodanig in dienst kan stellen van een muzikaal kunstwerk, dat hij daarin opgaat en in het beste geval voor het publiek oplost in het kunstwerk. In mijn optiek heeft de zanger pas echt goed werk geleverd als ik na een voorstelling in eerste instantie er niet mee bezig ben wie gezongen heeft. Hoe mooi of niet mooi een stem was, is op dat moment totaal niet relevant…

Carrière

Ik ben mij alleszins bewust van de discrepantie, die in het vorige verborgen ligt. Jonge collega’s vragen vaak hoe je op die manier verder komt in het vak, een ander fenomeen dat zich in mijn ogen erg heeft doorgezet. Er is een grote hoeveelheid vocalisten, die niet in eerste instantie zijn gaan zingen, omdat ze musiceren wilden, maar om carrière te maken. Als instrumentalist was dat altijd al vreemd voor me. Welk instrument heeft me nooit iets uitgemaakt, ik moest gewoon muziek maken. En daarin ben ik gelukkig niet de enige. Maar als ik nu met jonge vocalisten praat – zeker hier in Wenen – gaat het gesprek zo vaak over hoe de één een bepaalde toon zingt, over hoe de kaak van de ander beweegt, over het mezzavoce van deze, over (niet te vergeten) het volume van die, over het winnen van prijzen, maar eigenlijk zelden over muziek. En dit is toch wel een beetje beangstigend.

Ervaringen uitwisselen

Toch heb ik nog steeds – en steeds meer – plezier in dat vak. Nog steeds kruisen jonge geweldige talenten mijn pad en daar ben ik zeer dankbaar voor. Vroeger kruiste ik als jonge zanger het pad van Dame Josephine Barstow, Günter Reich, Guus Hoekman, Cristina Deutekom, Willard White, Paul Eswood en zo vele anderen. Iets later waren het Ramón Vargas, Jennifer Larmore, Soile Isokoski en Monica Groop. Toen kwamen de leeftijdsgenoten, zoals Andreas Scholl, Larry Sazzo, Sandrine Piau en Markus Schäfer en net zoveel geniet ik nu van een nieuwe generatie, waarmee ik mijn ervaringen mag uitwisselen, zoals Julia Koci, Clint van der Linde, Henk Neven en zoveel anderen, waarvan we hopelijk nog veel mogen horen.