december 2012

 

De Amerikaanse componist Elliott Carter overleed op 5 november 2012. Een aantal weken voor zijn dood verscheen het boek ‘Elliott Carter’s “What Next?”; Communication, Cooperation, and Separation’, waarin Guy Capuzzo – muziekdocent aan de Universiteit van North Carolina – Carters enige opera bestudeert.

De Amerikaanse componist Elliott Carter werd op 11 december 1908 geboren. Hij studeerde in de jaren dertig bij Nadia Boulanger in Parijs en keerde in 1935 na drie jaar terug naar Amerika. Carter maakte een stilistisch fascinerende ontwikkeling door. Hij schreef orkest- en kamerwerken, composities voor solo-instrument en vocale muziek. Ook in zijn latere jaren was hij nog zeer productief en hij componeerde meer dan 40 werken tussen de leeftijd van 90 en 100 jaar. Na zijn 100ste schreef hij zelfs nog 14 composities. Elliott Carter heeft bij critici en musici een status bereikt, die geen andere componist kan uitdagen. Je zou hem een traditionalist kunnen noemen, want hij gebruikt conventionele instrumenten, schrijft in klassieke notatie en geeft zich niet over aan serialisme, elektronica of het experimentele. Maar Carter had de behoefte aan een persoonlijk idioom en het resultaat was een output van originaliteit, individuele sterkte, fascinatie voor obsessieve complexiteit en sterke neiging tot systematisering.

Opera ontbrak nog altijd in het oeuvre van Carter. Het conservatisme van de Amerikaanse operagezelschappen en Carters moeite met het schrijven van een avondvullend werk verhinderden dit. Pas op zijn 90ste componeerde Carter zijn opera ‘What Next?’ in opdracht van de Berlijnse Staatsoper Unter den Linden. Het libretto was geschreven door de Britse muziekcriticus Paul Griffiths en gaat over zes personages, die reageren op hun betrokkenheid bij een auto-ongeluk. De wereldpremière in Berlijn vond plaats op 16 september 1999 in een geënsceneerde productie onder muzikale leiding van Daniel Barenboim. Sindsdien is ‘What next?’ opgevoerd in New York, Parijs, Chicago, Amsterdam (2000), Brugge (2002), Tanglewood (2006), München (2007), Turijn (2008), Wenen (2008), Milaan (2008), Victoria, (2012) en Montpellier (2012). In 2003 bracht ECM Records in samenwerking met de VARA Radio een live-opname uit op CD van de uitvoering in het Concertgebouw te Amsterdam op 9 september 2000.

‘What Next?’ is het langste werk van Carter en bevat derhalve een catalogus aan diens compositietechnieken en –praktijken. In het boek ‘Elliott Carter’s “What Next?”; Communication, Cooperation, and Separation’ analyseert de musicoloog Guy Capuzzo ‘What Next?’ om de techniek achter de opera te onthullen met als doel een beter begrip van Carters muziek te krijgen. Hiervoor gebruikt Capuzzo Carters typische thema’s communicatie, samenwerking en scheiding. Deze thema’s zijn voor Capuzzo tevens handvatten om vergelijkingen te maken met andere werken van Carter. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat twee hoofdstukken. In hoofdstuk één vertelt Capuzzo over het ontstaan van de opera. Zo kwam Carter op het idee voor ‘What Next?’ na het zien van een scène uit de film ‘Trafic’ (1971) van Jacques Tati. Verder onderzoekt daarin Capuzzo het ontstaan van ‘What Next?’ in de context van Carters vocale oeuvre. Hij introduceert de personages en hun relaties en hij toont aan, dat ieder personage begeleid en geassocieerd wordt door een specifiek instrument. Ook wordt hun persoonlijkheid uitgebeeld door toonintervallen in hun zangpartij. Verder tekent Carter hen uit door ze te koppelen – zoals hij vaker doet in zijn muziek – aan tempi. Vervolgens plaatst Capuzzo de structuur van het libretto tegenover de muzikale vorm van de opera: De opera bestaat uit 38 scènes in een symmetrische 19+19 ontwerp en muzikaal bestaat de opera uit vier delen. Tenslotte maakt Capuzzo in het eerste hoofdstuk een opzet over Carters typische, centrale thema’s communicatie, samenwerking en scheiding in ‘What Next?’. In hoofdstuk twee begint Capuzzo met de analytische benadering van de muziek. Deze analyse is ervoor om de luisteraar meer bewust te maken van de thema’s in de opera. De ontleding valt uiteen in de drie categorieën toon, ritme-tempo en tekst-muziek relatie. Wat betreft toon werkt Carter met “core set classes”, dit zijn “pitch-class sets” (pcsets) en “set classes” (scs) om de personages te differentiëren. Drie hiervan zijn Carters signatuur sets: twee “all-interval tetrachords” (AITs) en één “all-trichord hexachord” (ATH). Daarbij maakt Carter gebruik van abstracte complementen van de signatuur sets, d.i. de “all-tetrachord octachords” (ATOs). De “core set classes” verhelderen veel van de toonstructuur in ‘What Next?’. Zij belichamen de variatie binnen de eenheid, een belangrijke esthetiek van Carters werk. Verder gebruikt Carter nog versieringsmateriaal bovenop de “core set classes”, de “Complement Union Property” (CUP) bij de ATH en de “CUP pairs” bij de AITs (CUP²). Wat betreft ritme en tempo vallen in de opera acht termen te onderscheiden: snelheid, tempo, onderliggende snelheid, oppervlakte ritme, pulsstromen, polyritmen, lange-afstand polyritme en locale polyritme. Deze termen zijn metaforen voor de personages en hun verhoudingen met betrekking tot samenwerking en scheiding. Deel twee van het boek biedt een nadere bestudering van vier fragmenten van de opera aan de hand van het voorafgaande. Het eerste fragment bestaat uit episodes 1 en 2, waarin de personages tot leven worden gebracht. Het tweede fragment bevat episodes 10 tot en met 14, waarin de personages van elkaar gescheiden worden en waarin de tekst-muziek relatie in rijke harmonie uit de doeken wordt gedaan. Het derde fragment gaat over episodes 31 tot en met 36, waarin de zangers met een sextet, trio en duet simultaan zingen. Carter legt hier de nadruk op de interactie tussen ritme, tekst en vocale melodie. Het laatste fragment is het slot van de opera met episodes 37 en 38. Hier richt Capuzzo zich op de scheiding onder de personages (en sekse) om aan te tonen hoe Carter het einde vormt. Hij focust hier op de melodieën, de regieaanwijzingen en de rol van het orkest die de muzikale vorm uittekent.

‘Elliott Carter’s “What Next?”; Communication, Cooperation, and Separation’ is het eerste boek, dat zich uitsluitend richt op één compositie van Elliott Carter. Het is een fascinerende studie, die aantoont hoe berekenend de muziek van Carter is. Enige kennis van de posttonale muziektheorie is echter wel vereist en het boek is dan ook met name interessant voor musicologen, muziekcritici, componisten en uitvoerenden van Carters muziek. Bij het boek wordt geen CD met opname geleverd, dus het is verstandig bij het lezen een partituur of de CD opname van het label ECM te hebben. Capuzzo behandelt de innerlijke helderheid en expressieve directheid van ‘What Next?’ en onthult met zijn studie de activiteit in de tragikomedie. Hij laat uitlatingen over subjectieve aspecten van het werk – zoals charme en of het het hart raakt – achterwege. Na het lezen van het boek laat zich echter de vraag stellen hoeveel complexiteit men van het publiek mag verwachten te begrijpen? Veel hedendaagse componisten zijn te abstract in hun idealisme. Dit uit zich in een geïntellectualiseerde en vaak belerende expositie van het vakmanschap. Grafische ontwerpen, deconstructieve teksten, complexe structuren gebaseerd op nog complexere theorieën zijn intellectueel uitdagend, maar moeilijk te begrijpen als je niet de partituur voor ogen hebt. De Amerikaanse componist Ned Rorem stelde ooit: “Er is een neiging om serieus gelijk te stellen met complex”. Complexe composities zouden interessant zijn, eenvoudige werken niet belangwekkend. Bij sommige hedendaagse kunstenaars is er een wantrouwen tegenover het eenvoudige, maar het is vaak het ongekunstelde, dat het hart raakt…

2012; $75,00
ISBN 978-1-58046-419-2
189 pp, gebonden
University of Rochester Press, New York