De sopraan Geesje Poutsma was een Nederlandse concertzangeres, wier carrière zich in Nederland afspeelde.

Geesje Poutsma werd op 27 februari 1849 in het Friese dorpje Follega geboren (Geboorteregister 1849, archiefnummer 30-24, Burgerlijke Stand Lemsterland – Tresoar, inventarisnummer 1018, blad 013)

Zij groeide op in het gezin van onderwijzer Izaak Hendrik Poutsma (1822-1910) en Elizabeth Albertus Koeze (1824-1898) en zeven broers en zussen. Het gezin verhuisde rond 1855 naar Gorredijk. Van haar vader kreeg Geesje piano- en zanglessen en zong als jong meisje al soli bij het orgelspel en in de koren, die haar vader leidde.*

1865

Geesje Poutsma zong op 15-jarige leeftijd in Gorredijk – waar dankzij haar vader op literair en muzikaal gebied een bloeiend leven was ontslaan – op een Nutsavond samen met de de muzikale rijksontvanger Johannes Habbema onder meer duetten uit ‘Die Schöpfung‘ van Haydn.*

Twee jaar later gaf zij een voorstelling thuis bij Johannes Habbema in Leeuwarden en de daaropvolgende winter werd ze uitgenodigd door concertbureau Amicitia in Leeuwarden. Ze werd daardoor bij een breder publiek bekend en besloot uiteindelijk om naar Leeuwarden te verhuizen om zangles te nemen.*

Eind 1868 haalde Geesje Poutsma – nog altijd wonende te Gorredijk – met nog acht andere vrouwen haar diploma als hulponderwijzeres (Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de lagere scholen in het Koningrijk der Nederlanden, voor den jare …, 1868 [volgno. 12] 1-11-1868).

Eind jaren zestig was zij zangleerlinge van C. van Leeuwen en trad zij op 8 november 1869 op in Leeuwarden:

“Een talrijk publiek vulde gisteren namiddag 1 uur de groote zaal van den heer IJ. van der Wielen, ten einde, gevolg gevende aan eene daartoe gedane uitnoodiging, aan te hooren de gemaakte vorderingen van mejufvrouw G. Poutsma, leerling in de zangkunst van den heer C. van Leeuwen. Vooral zij, die haar vroeger op concerten hadden gehoord, waren in de gelegenheid op te merken welke vorderingen mejufvrouw Poutsma, onder de geheel belangelooze leiding van den heer van Leeuwen, reeds heeft gemaakt. Haar onderwijzer is echter de eerste om te erkennen, dat haar schoon, welluidend, krachtig en omvangrijk orgaan eene verdere leiding en beschaving vordert, die slechts aan het een of ander buitenlandsch conservatoire of wel aan de koninklijke muziekschool te ’s Gravenhage kunnen worden verkregen. Wij wenschen ze, dat de daartoe aangewend wordende pogingen een gunstig gevolg mogen hebben. Het zou inderdaad te bejammeren zijn, dat, waar de natuur zulke rijke hulpmiddelen heeft geschonken en tevens zulk een gelukkigen aanleg bestaat, niet voor de ruimste ontwikkeling van een en ander werd gezorgd. Wij houden er ons verzekerd van, dat de vaderlandsche kunst er met den tijd eene groote aanwinst door zal hebben verkregen” (Leeuwarder Courant; 9-11-1869)

1870

Geesje Poutsma behaalde in 1873 haar diploma voor solozang, piano en theorie aan de Koninklijke Muziekschool van Den Haag (Nederlandsche Staatscourant; 2-5-1874).

Daarna vestigde zij zich vanaf 17 augustus 1873 aan de Minnemastraat no. 14 te Leeuwarden om onderwijs te geven in zang, piano en muziektheorie (Leeuwarder Courant; 8-8-1873).

Een jaar later verhuisde zij naar Wirdumerdijk (Leeuwarder Courant; 12-5-1874).

1875

Geesje Poutsma werd met ingang van 25 september 1875 benoemd tot lerares voor zangonderwijs aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes in Leeuwarden met een jaarsalaris van 400 gulden (Leeuwarder Courant; 26-9-1875).

Op 27 december 1875 trad Geesje Poutsma op tijdens op een concert in concertzaal IJ. van der Wielen te Leeuwarden. Zij zong met pianobegeleiding van de in Brussel werkzame Maurice Hageman – vader van Richard Hagemann – de aria “Einst war so tiefen Friede mir im Herzen” uit  de opera ‘Hans Heiling’ van Marschner, vier liederen van Schumann en twee liederen van Liszt:

“We hadden tot heden niet ’t voordeel gehad mejufvrouw Poutsma als zangeres te zien optreden, waarom met gespannen verwachting hare verschijning werd tegemoet gezien. Reeds dadelijk vermogt zij de aandacht te boeien door eene eenvoudige en smaakvolle voordracht van de aria uit ‘Hans Heiling’. Hare schoone klankvolle stem, vooral in het lagere register, zal door studie van het demi-timbre, waardoor de hoogere tonen nog gemakkelijker aanslaan en rustiger gehouden worden, zeker nog veel kunnen winnen. Met de innige opvatting en schoon genuanceerde voordracht van het prachtige gefantaiseerde lied “Mignon” won de bevallige zangeres aller sympathie. In het bezit van zulke rijke middelen gelooven wij dat zij eene uitstekende oratorium-zangeres zou kunnen worden” (Leeuwarder Courant; 31-12-1875).

Op 1 februari 1876 zong zij de tweede sopraanpartij in het oratorium ‘Elias’ van Mendelssohn bij zangvereniging Gruno in de grote zaal van de Harmonie te Groningen. Naast Geesje Poutsma zongen de bariton Willem Deckers en de Groningse alt J.J.C. Groneman-Kappeyne van de Coppello, de zanglerares van Julia Culp (Provinciale Drentsche en Asser Courant; 27-1-1876).

Geesje Poutsma componeerde zelf ook. In 1876 verscheen een uitgave van twee liederen voor zang en piano, die zij had gecomponeerd op teksten van J.P. Heije. De liederen waren opgedragen aan mej. R. Plaat, directrice van het instituut in Leeuwarden, alwaar Geesje Poutsma haar diploma als hulponderwijzeres had behaald (Leeuwarder Courant; 24-12-1876).

Ter gelegenheid van de tentoonstelling van voorwerpen van vrouwelijke nijverheid en kunst te Leeuwarden hadden de drie Leeuwarder musiciennes Francisca Hageman-Stoetz (sopraan), H.J.Thijssens-Triebart (piano) en Geesje Poutsma een groot dameskoor gevormd dat tijdens de opening op 4 juni 1878 een viertal zangstukken – waaronder één van Geesje Poutsma zelf – voordroeg (Het Vaderland; 6-6-1878).

Op 20 februari 1879 traden Geesje Poutsma en Francisca Hageman-Stoetz op tijdens een concert in Leeuwarden, waar zij werden begeleid door Maurice Hageman en Klaas Suringbroek (Leeuwarder Courant; 18-2-1879).

Tijdens een concert op 4 maart 1779 in Leeuwarden traden Geesje Poutsma en Francisca Hageman-Stoetz op naast de tenor R… – waarschijnlijk Johan Rogmans – uit Amsterdam onder leiding van Maurice Hageman (Leeuwarder Courant; 3-3-1879).

1880

Geesje Poutsma werkte op 12 maart 1880 mee aan een concert in zaal IJ. van der Wielen in Leeuwarden onder leiding van Maurice Hageman. Uitgevoerd werden de cantate ‘Korsfarerne’ (1865) van de Deense componist Niels Wilhelm Gade en de ‘Psalm 42’ van Mendelssohn. Overige solisten waren Francisca Hageman-Stoetz en de tenor Herman Venverloo uit Amsterdam. Welke partij(en) Geesje Poutsma tijdens dit conert zong is niet bekend (Leeuwarder Courant; 3-3-1880).

Op 25 september 1880 trad Geesje Poutsma met Francisca Hageman-Stoetz op ter gelegenheid van de opening van het Nieuwe Beus- en Waaggebouw in Leeuwarden (Leeuwarder Courant; 27-9-1880).

Geesje Poutsma was op 14 januari 1881 te horen in de altsoli tijdens een uitvoering van ‘Das Paradies und die Peri’ van Schumann in zaal IJ. van der Wielen te Leeuwarden. Francisca Hageman-Stoetz en de tenor Raimond von zur Mühlen uit Berlijn waren de overige solisten en Maurice Hageman dirigeerde het Groninger Harmonie-orkest:

“Mejufvrouw G. Poutsma had de dankbaarste rol van den avond, hare beide aria’s zijn zeer „effectvol”. De eerste zong ze nog beter dan de tweede. Haar zuiver geluid en vollen, ronden toon maakten telkens diepen indruk” (Leeuwarder Courant; 17-1-1881)

Op 30 maart zong Geesje Poutsma de finale uit de opera ‘Loreley’ van Mendelssohn tijdens een concert in zaal IJ. van der Wielen te Leeuwarden. Maurice Hageman had opnieuw de muzikale leiding (Leeuwarder Courant; 31-3-1881).

Ondertussen gaf zij nog altijd les aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes in Leeuwarden (Leeuwarder Courant; 5-9-1881).

Op 3 oktober werkte zij mee aan een concert in de Grote Kerk van Leeuwarden met violist Joseph Cramer uit Amsterdam en organist Klaas Suringbroek:

“Mej. Poutsma trad voor het eerst als oratorium-zangeres op. Haar schoon en edel geluid kwam in het ruime kerkgebouw niet minder uit dan reeds zoo menigmaal in de concertzaal was gebleken. Een bijzonderen indruk maakte zij met de aria van de Heidenspriestertochter uit het oratorium „Bonifacius”, van onzen Nicolai, die zijne voormalige leerling voor deze gelegenheid het arrangement voor orgel, viool en zang in manuscript had doen toekomen” (Leeuwarder Courant; 5-10-1881)

Op 31 oktober 1881 werkte zij mee aan de herdenking van de hervormingsdag de Nederlandse Protestantenbond in de Grote Kerk te Bolsward:

“Mej. Geesje Poutsma, oratorium-zangeres te Leeuwarden, had vriendelijk aan de uitnoodiging voldaan, om door haar zang het genot van den avond te verhoogen. Aan haar komt dan ook de hoogste lof toe, waar ze ons op verschillende wijze den adel der menschelijke natuur openbaarde. Haar talent, zoo heerlijk schoon ontwikkeld, getuigt van de grootheid, waartoe de mensch het kan brengen; haar talent, zoo onovertreffelijk ten toon gespreid, wekt bij elkeen, onder den indruk van haar zang, de schoonste, de reinste, do heiligste gewaarwordingen en aandoeningen op. Onvergetelijk moet daarom de indruk blijven, dien deze 31e October gemaakt heeft op allen, die in de Groote Kerk, daartoe door h.h. kerkvoogden welwillend afgestaan, onder den weldadigen invloed van mej. Poutsma’s zang mogten verkeeren. De voorzitter der afdeeling voegde haar in meer beperkten kring zeker uit naam van allen een woord van dank, met een „tot weerziens” toe” (Leeuwarder Courant; 3-11-1881)

Geesje Poutsma trad op 8 november 1881 op tijdens de feestelijke inwijding van de grote zaal van het nieuws sociëteitsgebouw de Harmonie te Leeuwarden (Het Nieuws van den Dag; 9-11-1881).

1882

Geesje Poutsma werkte op 17 februari 1882 mee aan een concert in de Harmonie te Leeuwarden, waar het oratorium ‘Die letzten Dinge’ van Louis Spohr en ‘Das Märchen von der schönen Melusine’ van Heinrich Hofmann werden uitgevoerd. Naast Geesje Poutsma zongen Francisca Hageman-Stoetz, de bariton Henry van Hemert en de tenor Heinrich Joseph Withake en de muzikale leiding was in handen van dirigent Maurice Hageman:

“Mej. G. Poutsma, die de sopraan-partij in Die letzten Dinge vervulde, was het best in de kwartetten en in het duo Sei mir nicht schrecklich. Haar stem klonk hierbjj zeer aangenaam en kwam meer voordeelig uit dan in de solo’s” (Leeuwarder Courant; 20-2-1882).

Tijdens een meerdaags muziekfeest te Leeuwarden ter gelegenheid van de Zevende Jaarlijkse Vergadering der Nederlandse Toonkunstenaarsvereeniging trad Geesje Poutsma op 4 juni 1882 op in de kinder-cantate ‘Het Ouderhuis’ van Richard Hol. De componist dirigeerde persoonlijk zijn werk en de vocale solisten waren verder Francisca Hageman-Stoetz, Wilhelmina Gips en de Vlaamse bas Emiel Blauwaert (Leeuwarder Courant; 31-5-1885).

Maurice Hageman schreef een verslag van het muziekfeest in het muziektijdschrift Caecilia, dat in de Leeuwarder Courant werd afgedrukt:

“Mej. Poutsma, te Leeuwarden als muziek-onderwijzeres algemeen geacht en bemind en als zangeres gaarne gehoord, was, ondanks de vermoeyenissen, die zij in de jongste dagen met allerlei repetitiën had doorstaan, zoo uitmuntend gedisponeerd, dat zij met de voordragt van haar solo een waren triomf behaalde en tot tweemaal toe werd teruggeroepon” (Leeuwarder Courant; 22-7-1882)

Op 14 november 1882 zong Geesje Poutsma in ‘De Noordpool’ van Richard Hol naast de Nederlandse bariton Jos Orelio en de tenor Johan Rogmans in Tivoli Utrecht onder leiding van de componist zelf. Daniël de Lange was schijnbaar niet onder de indruk van Geesje Poutsma:

“Als solisten traden op Mej. G. Poutsma en de Heeren Orelio en Rogmans; vooral de laatste trof mij door zijne schoone, gekuischte voordracht, doch ook de Heer Orelio belooft voor de toekomst” (Het Nieuws van den Dag; 18-11-1882).

1883

Geesje Poutsma trad op 23 februari 1883 op tijdens een concert van zangvereniging Excelsior in de titelpartij van de cantate ‘Comala’ van de Deense componist Niels Gade in concertzaal R. Agema te Sneek onder leiding van Jacob Velds. Verder zong zij een aria uit het oratorium ‘Bonifacius’ van Nicolaï:

“Mej. G. Poutsma, sopraan-zangeres, uit Leeuwarden, met begeleiding van seraphine-orgel, de overschoone aria uit ‘Bonifacius’ van Nicolai, met welke zij in de toonkunstenaars-bijeenkomst te Leeuwarden zoo’n schitterend succes had behaald, ten beste gaf. De diepe stilte, die heerschte, zal haar het bewijs hebben geleverd, dat ze ook hier werd op prijs gestold […] Mej. G. Poutsma vertolkte Comala. Eerst roerend liefelijk, dan onthutst en bevreesd, eindelijk opbruisende van wanhoop en waanzin, wist ze hare magtige sopraanstem te dwingen tot zachte melodieuze accoorden, om later haar in milden hartstogt los te laten, volkomen de koren beheerschende en hare hoorders medeslepende. Zij heeft zich waardiglijk van hare moeijelijke taak gekweten” (Leeuwarder Courant; 28-2-1883)

Op 27 februari 1883 werkte zij mee aan een concert in de Harmonie te Leeuwarden. Onder leiding van Maurice Hageman zong zij daar in ‘Die Rose Pilgerfahrt’ ‘van Schumann en ‘Het Ouderhuis’ van Hol naast Francisca Hageman-Stoetz en Johan Rogmans (Leeuwarder Courant; 19-2-1883).

Geesje Poutsma gaf op 3 juni 1883 één van haar zeldzame optredens buiten Friesland. Tijdens een muziekfeest van de Nederlandse Toonkunstenaars-Vereeniging te Breda zong zij naast onder anderen de Utrechtse tenor Antoine van Kerkoerle en Emiel Blauwaerts. Het Utrechtsche orkest stond onder leiding van heer C. Coenen:

“Mej. Poutsma droeg met veel onderscheiding drie kleine nummers voor. De stem, zonder al te krachtig ontwikkeld te zijn, is gelijkmatig gevormd, van aangenaam timbre en leent zich uitnemend tot de voordracht der liederen. Het allerliefste „liedeken” van E.D. Pijzel, schonk mij zooveel genot” (De Amsterdammer; 6-6-1883)

“in plaats hiervan trad de in ons land zeer gunstig bekende Juf. G. Poutsma uit Leeuwarden op, met een drietal liederen, waarvan ons vooral de beide laatsten: “Ja, du bist mein”, en “wilt gij droevig zijn en klagen” van Ackerman voldeden. Door den componist zelven begeleid, zong Mej. P. die liederen met gevoel en warmte, ook haar uitspraak was duidelijk” (Opregte Steenwijker Courant; 25-6-1883)

In september 1883 hervatte Geesje Poutsma haar privé-zanglessen (Leeuwarder Courant; 27-8-1883).

1884

Op 4 januari 1884 zong zij de sopraanpartij in de cantate ‘Christnacht’ van Ferdinand Hillen in concertzaal IJ. van der Wielen te Leeuwarden (Leeuwarder Courant; 19-12-1883).

Rond die tijd werd Geesje Poutsma ziek, vermoedelijk door overspanning. Oedemateuze benen beletten haar bewegingen en zij werd in een wagentje voortgeduwd. Haar dokter verwees haar voor een kuur eerst naar Bentheim, daarna naar Kleef, maar baat vond ze daar niet bij.*

1888

Haar jongste broer Aldert Poutsma overleed op 2 januari 1888 op 23-jarige leeftijd (Leeuwarder Courant; 5-1-1888).

Het overlijden greep haar zo aan, dat ze nadien nooit meer in het openbaar zou zingen. Lessen werden buitenshuis niet meer gegeven.*

1890

Financieel geheel onafhankelijk kocht Geesje Poutsma in 1893 een herenhuis op het Zaailand (Wilhelminaplein) te Leeuwarden. In die fraaie woning regelde haar vriendin Helena Lobry-van Troostenburg de Bruyn (27-1-1861 – 18-1-1955) de huishouding, ontving familie en gasten, arrangeerde avondjes met bekende artiesten, die dankzij de gulle jonkheer Van Eysinga herhaaldelijk in Leeuwarden optraden. Samen met haar bezocht Geesje Poutsma onder meer de ‘Bayreuther Festspiele’.

Bij de herdenking van het 25-jarig jubileum schonken oud-leerlingen en leerlingen haar een prachtig portret in brons van koningin Wilhelmina en een borstbeeld van de componist Wagner, vervaardigd door Pier Pander.*

1910

Haar vader Izaak Hendrik Poutsma overleed op 21 augustus 1910 te Gorredijk (Leeuwarder Courant; 24-8-1910).

Bij haar 40-jarig jubileum werd Geesje Poutsma in 1913 een album met diverse namen van de Friese adel aangeboden, maar haar gezondheid liet al veel te wensen over. Bepaald negatief op haar gezondheid werkte tevens de scheiding met haar vriendin Helena.

Het huis in Leeuwarden werd verkocht en Geesje Poutsma ging in Amsterdam wonen in de omgeving van het Concertgebouw. Haar broer woonde aan de Palestrinastraat 23 in de hoofdstad.*

De laatste maanden van haar leven bracht zij door in een verpleeghuis aan het Vondelpark te Amsterdam, waar zij op 30 juli 1917 op 68-jarige leeftijd overleed. De crematie vond plaats op 4 augustus 1917 in Westerveld (De Courant/Het Nieuws van den Dag; 2-8-1917).

Haar kapitaal werd gedeeltelijk bestemd voor een stichting, die studerende meisjes financieel verder helpt bij de studie, bekend geworden als het ‘Geesje Poutsma-Leen‘. De Stichting is nog altijd gevestigd aan Perahof 18 te Baarn.

Elizabeth Geesje de Haan – een dochter van Geesje Poutsma’s vijf jaar jongere zuster Albertina – voltooide en bewerkte de autobiografie, die Geesje Poutsma in 1908 onvoltooid achterliet.

* Elizabeth Geesje de Haan – ‘Enkele wetenswaardigheden uit het leven van Geesje Poutsma, de stichtster van het ‘Geesje Poutsma-Leen’.