29-09-2018

Wilhelmina Gips werd op 29 september 1843 als Johanna Wilhelmina Gips in Dordrecht geboren. Zij was één van de eerste Nederlandse sopranen op onze concertpodia.

 

Wilhelmina Gips was het jongste kind van kantoorbediende Albertus Gips (1793-17.2.1851) en Sophia Beliana Maria van den Broek (1803-10.11.1884), die op 31 oktober 1827 waren getrouwd. Johanna Wilhelmina was de jongste uit het gezin van acht kinderen:

– Pieter (21.1.1828-23.3.1867)

– Cornelis (6.12.1829-1892)

– Dingena Sophia (20.10.1831-1913)

– Goverdina Cornelia (9.9.1833-1923)

– Sophia Maria (28.8.1835-9.10.1866)

– Maria Louisa (1837- 27.9.1845)

– Jacob (30.8.1839-1.2.1846)

Wilhelmina verloor op jonge leeftijd al haar jongste zus en broer en haar vader. Haar zus Maria Louisa overleed op 27 september 1845, haar broer Jacob op 1 februari 1846 en haar vader op 17 februari 1851 (1).

1860

Wilhelmina Gips genoot haar muziekopleiding bij de Duitse musicus Ferdinand Böhme in Dordrecht, die van 1846 tot 1875 in Dordrecht woonde en bepalend was voor het Dordtse muziekleven.

1865

Wilhelmina’s zus Sophia Maria Gips overleed op 9 oktober 1866 (Opregte Haarlemsche Courant; 9-10-1866).

Op 23 maart 1867 overleed tevens haar broer Pieter (1).

Een van de eerste optredens van Wilhelmina Gips was op 5 augustus 1867 tijdens het feest van de Nederlandsche Nationale Zangersbond te Dordrecht. Daar zong zij in ‘Frithjof’ van Bruch, dat drie jaren daarvoor in Aken zijn wereldpremière had beleefd:

“Bovenal voldeed echter de Frithjof-sage van Max Bruch. Mej. Gips en de heer Dekker vooral hadden een uitbundig sukzes en verschaften het toondicht een waren triomf” (Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad: 6-8-1867)

Rond die tijd studeerde Wilhelmina Gips zang bij Carl Schneider in Rotterdam. Met hem zong zij in november 1867 in ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in Arnhem:

“het oratarium Die Jahreszeiten van Haydn, waarvoor de heer Carl Schneider (tenor) en mejufvrouw Gips (sopraan) uit Dordrecht, hunne medewerking reeds hebben toegezegd. Laatstgenoemde heeft zich op de onlangs te Dordrecht gevierde feesten als eene bekwame zangeres doen kennen en belooft onder de voortreffelijke leiding van den heer Schneider een sieraad onzer nederlandsche musici te worden” (Arnhemsche Courant; 21-10-1867)

Eind jaren zestig had Wilhelmina Gips les bij Pauline Viardot-García in Baden-Baden:

“Het is ons aangenaam te kunnen mededeelen, dat mejuf. Wilhelmine Gips, teruggekeerd van mrouw Viardot Garcia te Baden, die aan hare muziekale opvoeding de laatste hand heeft gelegd, voornemens is, gedurende dit seizoen op de koncerten in ons land op te treden, en daartoe reeds voor het eerste kerkkoncert te Amsterdam, hetwelk in het begin van November a. s. zal plaats hebben, is geëngageerd” (Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad; 30-10-1869)

Op 18 december 1869 zong Wilhelmina Gips de tweede sopraanpartij in het oratorium ‘Das Paradies und die Peri’ van Schumann bij de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst van Amsterdam in Het Park:

“Mej. Gips scheen ons toe niet zoo goed gedisponeerd als anders, blijkbaar was zij zeer geïmpressionneerd door die duizenden blikken, die als een waar kruisvuur op haar gerigt waren. Echter brengen wij hulde aan het aangenaam en zuiver timbre van haar orgaan, en zoodra zich meer egaliteit In de verschillende registers der stem zal voordoen, zoodra enkele noten niet meer zoo gevoileerd zullen klinken, zal het talent dezer Dame veel winnen” (Algemeen Handelsblad; 20-12-1869)

1870

Wilhelmina Gips trad af en toe op in het buitenland. Zo maakte zij in de lente van 1871 een concertreis door Duitsland. In de stad Leipzig werd haar optreden geprezen:

“Men leest in de „Leipziger Nachrichten omtrent een dezer dagen te Leipzig gegeven concert. „Mej. Wilhelmina Gips uit Dordrecht, eene tot nu toe onbekend geblevene zangeres, zong de aria uit Haydn’s schepping “Nun beut die Flur das frische Grün,” wel is waar niet geheel vrij van eenige verlegenheid, maar toch met eene aangename, goed gevormde stem, helder en zuiver van klank, van het begin tot het einde met een edele, eenvoudige, natuurlijke voordracht, kortom doordrongen van haar roeping als kunstenares en zonder een oogenblik de plichten, die op deze rusten, uit het oog te verliezen. De weldadige indruk van deze voordracht werkte merkbaar gunstig op de stemming der vergadering.” En voorts: „In een later door haar gezongen aria van Bériot heeft Mej. Gips groote virtuositeit in het zingen aan den dag gelegd” (De Locomotief; 3-3-1871)

Daarna zong zij in de Duitse stad Bremen:

“Mej. Gips heeft te Bremen een zeer gunstigen indruk gemaakt met de voordragt van eene aria uit Haydn’s Jahreszeiten en van de groote scène en aria voor sopraan uit Spohr’s Faust” (Java-Bode; 30-5-1871)

Op 6, 7 en 8 juni 1873 zong Wilhelmina Gips de sopraanpartij in ‘Elias’ van Mendelssohn onder leiding van Ferdinand Böhme tijdens het muziekfeest van Dordrecht in de Zaal der Vereeniging Kunstmin. Zij was toen al Eerelid van de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst in Dordrecht (Algemeen Handelsblad; 11-4-1873).

Wilhelmina Gips had tevens belangstelling voor eigentijdse muziek. Zo werkte zij op 25 november 1873 mee aan een concert in Parkzaal Tivoli te Utrecht, waar werken als de ‘Vondel-cantate’ van Johannes Verhulst en ‘Der blinde König’ voor tenor, bariton en bas van Richard Hol werden uitgevoerd. In de koorballade ‘Kalanus’ van de Deense componist Niels W. Gade zong Wilhelmina Gips daar de partij van Thais (Het Nieuws van den Dag; 22-11-1873).

Begin 1874 maakte Wilhelmina Gips een concertreis door Zwitserland:

“De verdienstelijke nederlandsche zangeres mejufvrouw W. Gips uit Dordrecht heeft een uitnoodiging ontvangen waaraan door haar zal worden gevolg gegeven; om zich in verschillende steden van Zwitserland, als Bazel, Bern, Zurich en Genève te doen hooren” (Java-Bode; 22-1-1874)

Op 27 maart 1874 zong zij de sopraanpartij in de ‘Matthäus-Passion’ van Bach in Het Park van Amsterdam onder leiding van Johannes Verhulst. Zoals zo vaak was zij de enige Nederlandse soliste:

“schitterden als solisten onze Nederlandsche zangeres mej. Gips uit Dordrecht en de altzangeres (zoude men niet eerder mogen zeggen mezzo sopraan zangeres) Frl. Amalia Kling, uit Berlijn. Beiden wedijverden in schoon, vol, aangenaam geluid; beiden zongenhare partij met liefde en zorgvuldigheid” (Algemeen Handelsblad; 31-3-1874)

Soms werd haar gebrek aan warmte en hartstocht verweten en haar toon bekritiseerd:

“Hinderlijk is bij deze zangeres de gebrekkige vorming van den toon op sommige scherpe vocalen als e (in Herz, verre), ä (mächtig), ö (könnte) enz. Het is te hopen dat Mej. Gips er zich ernstig op zal willen toeleggen om dit gebrek te verbeteren” (Caecilia 31, 1874, 130)

1875

Wilhelmina Gips zong op 26 oktober 1875 tijdens de inwijding van het orgel in het Paleis voor Volksvlijt in het oratorium ‘Sancta Caecilia’ van Gustaaf Adolf Heinze de sopraanpartij (6).

Op 6 maart 1877 trad zij op in het oratorium ‘Gottes Allgegenwart’ van de componiste Hermina Dijk in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht (Het Nieuws van den Dag; 3-3-1877).

Op 17 april 1887 zong Wilhelmina Gips de sopraanpartij in het oratorium ‘Elias’ van Mendelssohn naast de alt Hedwig Wellershaus uit Kleef, een Amsterdamse tenor aangeduid als Fr. K. en de bas Willem Deckers in de concertzaal van Casino te Den Bosch:

“De dames-solisten gaven elkander niets toe; beider geluid en voordracht wekten te recht de algemeene bewondering” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 19-4-1877)

1880

Wilhelmina Gips zong op 19 november 1880 de sopraanpartijen van Gabriel en Eva in ‘Die Schöpfung’ van Haydn in Leeuwarden:

“Mej. Gips spreidde al haar gevoel ten toon en representeerde de fijne creatie” (Leeuwarder Courant; 22-11-1880)

Zij was vanaf 1881 tevens lid van het a-capella koor van Daniel de Lange voor beroepszangers, opgericht met het doel Nederlandse en Italiaanse Renaissance muziek ten gehore te brengen.

Op 29 maart 1882 was Wilhelmina Gips één van de solisten in een uitvoering van de ‘Johannes-Passion’ van Bach in de Remonstrantsche Kerk te Amsterdam. Naast de alt Christine Veltman, de tenor Johan Rogmans en de bas Johannes Messchaert zong zij onder leiding van Daniel de Lange (Algemeen Handelsblad; 4-4-1882).

Op 18 maart 1883 vertolkte zij de sopraansolo in ‘Ein deutsches Requiem’ van Brahms in het kerkgebouw der Evangelisch Luthersche gemeente (Koepelkerk) te Amsterdam:

“Onze landgenoote, mej. Wilhelmina Gips, die alleen de hierboven genoemde sopraan-solo had te zingen, is genoegzaam hier ter stede bekend, doch de wijse waarop zij dit moeielijke nummer vertolkte, strekte slechts om onze bewondering van haar talent nog meer te doen stijgen. De Nederlandsche zangeres zou hier door geen harer buitenlandsche kunstzusters overtroffen hebben kunnen worden. De innigheid van hare voordracht deed de meest verborgen snaren van het gemoed trillen, en had de uitvoering in een ander lokaal plaats gehad, een storm van toejuichingen zou haar zeker ten deel zijn gevallen” (Algemeen Handelsblad; 20-3-1883)

Uiteindelijk vestigde Wilhelmina Gips zich als zanglerares in Dordrecht. Zij leidde zangers op als Arnold Spoel, Cornelia van Zanten en Joseph Orelio. Zij ontdekte het talent van Orelio tijdens een concert in de Dordtse Kunstmin. Aangezien hij zijn zanglessen niet kon betalen (als hulponderwijzer verdiende hij 11 gulden per week en haar zanglessen kosten 5 gulden), gaf zij hem gratis les (2).

Nog op 16 maart 1894 trad Wilhelmina Gips op in de ‘Johannes-Passion’ te Leiden (Rotterdamsch Nieuwsblad; 8-3-1894).

1895

Wilhelmina Gips overleed op 21 december 1895 na een kort ziekbed op 52-jarige leeftijd te ‘s-Gravenhage, waar zij de laatste jaren van haar leven doorbracht. Zij was ongehuwd gebleven:

“Heden overleed, in den ouderdom van 52 jaar, onze lieve Zuster, Schoonzuster, Tante en Aanbehuwdtante, Mejuffrouw Wilhelmine Gips” (Het Nieuws van den Dag; 21-12-1895)

“Uit ’s Gravenhage komt de tijding, dat aldaar in den leeftijd van 52 jaar; onverwacht, na eene operatie, is overleden mej. Wilhelmina Gips, de bekende Dortsche, zeer begaafde zangeres, wier groote talenten voor een 25 jaren alom in den lande op concerten werden bewonderd” (Tubantia; 21-12-1895)

“Ofschoon Wilhelmina Gips zich in de laatste jaren uit het openbare leven teruggetrokken had, zullen hare vereerders en vrienden haar verlies in hooge mate betreuren. De begrafenis is bepaald op morgenvoormiddag 11 uren” (Het Nieuws van den Dag; 21-12-1895)

“Eergister overleed alhier, in den ouderdom van 52 jaar, de begaafde zangeres Wilhelmina Gips. Een hevige maagziekte had haar aangetast, die zoo snel verliep, dat de voorgenomen operatie niet meer kon plaats hebben” (Haagsche Courant; 23-12-1895)

“Zij was gedurende vele jaren een onzer eerste concertzangeressen en aan haar heeft onze muziekwereld veel te danken” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 23-12-1895)

Zij werd ter aarde besteld op Begraafplaats Oud Eik en Duinen te Den Haag.

Overige bronvermelding 

1. Regionaal Archief Dordrecht

2. Orelio – M’n gedenkschriften; Voor ’t Nederlandsche volk opgeschreven naar aanleiding van m’n 40-jarig jubileum als concert- en opera-zanger 1876-1916 (Amsterdam: Scheltens & Giltay, 1916)

3. Averkamp – De Zangkunst en Hare Sterren (’s Gravenhage: J. Philip Kruseman, 1928)

4. Reeser – Een eeuw muziek in Nederland (1815 – 1915) (Amsterdam: Querido, 1950)

5. De Bossan – Nederlandsche Zangeressen (Amsterdam: Bigot & Van Rossum, 1941)

6. Wennekes – Het Paleis voor Volksvlijt (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1999)