februari 2015

De Nederlandse dirigent Willem Mengelberg kreeg na de Tweede Wereldoorlog een dirigeerverbod opgelegd, waardoor hij nooit meer heeft kunnen optreden. Oud-strafrechter Frederik Heemskerk onderzoekt in het boek ‘Dossier Willem Mengelberg; De Geschiedenis van een Zuiveringszaak’ het strafproces van de dirigent en weerlegt daarin een aantal duurzame misvattingen.

 

Willem Mengelberg (1871-1951) was bijna vijftig jaar chefdirigent van het Concertgebouworkest. Het succes dat hij had geoogst werd echter overschaduwd door zijn pro-Duitse opstelling in de Tweede Wereldoorlog en van de ene op de andere dag werd Mengelberg gezien als een landverrader. Velen menen te weten dat Mengelberg een Duitser was en een nationaalsocialist. Dat hij champagne toostte toen de Duitsers Nederland binnenvielen, met de nazi’s graag samenwerkte en Joodse musici uit het Concertgebouworkest liet verwijderen. Diverse publicaties hebben al geprobeerd dit foute beeld van Mengelberg te corrigeren, maar nog niet eerder werd het strafproces van Willem Mengelberg onder de loep genomen.

Oud-advocaat, officier van justitie en raadsheer Frederik Heemskerk onderzocht de zuiveringszaak van de dirigent en heeft de kwestie gedocumenteerd in het nieuwe boek ‘Dossier Willem Mengelberg; De Geschiedenis van een Zuiveringszaak’. Heemskerk baseerde zijn onderzoek voor het overgrote deel op de stukken van Mengelbergs zuiveringszaak, die liggen opgeslagen in het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag. Het betreft het dossier van Mengelbergs raadsman Joan Alphonse Julius Bottenheim, dat nog niet eerder werd gepubliceerd.

De vijf leden van de ereraad voor de kunstenaarszuivering – een soort tuchtraad – besloten in 1945 tot levenslange uitsluiting van Mengelberg. Hun drieregelige uitspraak bevatte geen uitvoerige motivering en het dossier van de ereraad blijkt naast de uitspraak te bestaan uit slechts een aanklacht tegen Mengelberg door muziekrecensent Paul Sanders en de musici Bertus van Lier en Hans van den Bosch. Mengelberg ging tegen deze levenslange uitsluiting in hoger beroep, dat in 1947 diende. De Centrale Ereraad van het hoger beroep bestond uit drie leden, die in één maand 25 getuigen hoorden. Mengelberg kon zelf niet bij dit hoger beroep aanwezig zijn, aangezien hij in Zwitserland verbleef en hem vanuit Nederland geen retourpaspoort werd verstrekt.

De feiten waarvoor Mengelberg na de oorlog terechtstond, waren 1. het drinken van champagne op de capitulatie van het Nederlandse leger; 2. het dirigeren van een aantal concerten in Berlijn in juli 1940; 3. het dirigeren in Duitsland en in door Duitsland bezette gebieden, waaronder de concerten in Parijs in juni 1944; 4. het dirigeren van twee NSB-concerten Vreugde en Arbeid en Mengelbergs uitspraken op een daaraan voorafgaande persconferentie; 5. het lidmaatschap van de Kultuurraad; 6. de opdracht aan Jo Vincent om ook een buiging te maken in de richting van Seyss-Inquart na een concert; 7. een toost op het aanblijven van de Duitser Bergfeld; 8. zijn uitlatingen over Denemarken en de capitulatie. In de aanklacht stond echter niets over het feit dat Mengelberg in de oorlog bleef doorspelen met het Concertgebouworkest en dat hij zich had neergelegd bij het verbod op uitvoeren van werken van Joodse componisten.

Uit de getuigenverklaringen werd van elk bovenstaande feit duidelijk dat Mengelberg 1. geen champagne maar thee dronk ten tijde van de capitulatie en slechts blij was met een wapenstilstand; 2 /3. was doorgegaan met dirigeren voor behoud van het Concertgebouworkest, niet met de bedoeling Duitsers propaganda te leveren?; 4. dacht dat Vreugde en Arbeid een liefdadigheidsconcert was; 5. lid was gemaakt van de Kultuurraad, maar nooit op een zitting was geweest; 6. inderdaad Jo Vincent aanzette tot het maken van een buiging, omdat de “Duitse regering het orkest subsidieerde”; 7. vriendelijke woorden tot Bergfeld had gericht, maar dit werd gezien als onhandigheid; 8. de uitlatingen over Denemarken wellicht had gedaan, maar slechts één persoon ze herinnerde en Mengelberg zag als iemand die boog voor macht.

Uit alles ontstond het beeld van een stijfkoppige man, zonder veel inzicht in politiek, die zich nooit anti-Joods of nationaalsocialistisch gezind had opgesteld. Het was duidelijk dat Mengelberg zich had “gecompromitteerd” en “welwillend” had opgesteld tegenover de bezetter, maar zich slechts met Duitsers had ingelaten om het Concertgebouworkest ongeschonden de oorlog door te laten komen. Ook bleek hij met zijn invloed bij de Duitsers Joden juist te hebben geholpen. Verder had Mengelberg een grote liefde voor Nederland en aanhankelijkheid aan Wilhelmina. Hij was niet fout geweest, maar had fouten gemaakt. Al deze verzachtende omstandigheden werden echter niet meegenomen in de uitspraak van het hoger beroep. Mengelberg krijgt een dirigeerverbod van zes jaar.

In het laatste hoofdstuk stelt Heemskerk aan de orde of Mengelberg een eerlijk proces kreeg, hoe goed hij werd verdedigd en of hij terecht gestraft werd. Mengelberg heeft zich zelf nooit kunnen verdedigen, omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken haar macht “misbruikte” en Mengelberg een paspoort waarmee hij ook weer terug kon naar Zwitserland werd geweigerd. Verder maakt Heemskerk kanttekeningen bij de rol van advocaat Bottenheim, die zich te zeer vereenzelvigde met zijn cliënt, steken liet vallen en te hoog van de toren blies. Tenslotte komen de zwakke plekken in de uitspraak aan bod. De overwegingen voor de relatief lange uitsluiting zijn in de uitspraak niet terug te vinden en mogelijk was de Centrale Ereraad beïnvloed door externe stimuli.

De vraag laat zich bij aanvang van het boek stellen of Heemskerk de meest objectieve kandidaat is voor dit onderzoek, aangezien hij ook voorzitter is van de Willem Mengelberg Society. Maar in de loop van het boek wordt duidelijk dat Heemskerk het dossier met open vizier benadert. Hij heeft de geschiedenis van de zuiveringszaak objectief, overzichtelijk en begrijpelijk weergegeven. Soms wil hij de problematiek te beknopt houden. Zo komt men niet te weten waarom Mengelbergs echtgenote Tilly “niet onwelwillend stond tegenover het nationaal-socialistische gedachtengoed” en wat Mengelberg concreet voor de Joden heeft gedaan. Daarnaast is de index achterin vol fouten en verre van volledig.

Heemskerk heeft met ‘Dossier Willem Mengelberg’ een wetenschappelijk en rechtskundig standaardwerk afgeleverd. Hij heeft een groot analytisch vermogen, waarmee hij de materie uitstekend heeft onderzocht en doorgrond. Het boek is daardoor een fascinerend document over de kunstenaarszuivering na de Tweede Wereldoorlog in het algemeen en de zaak Mengelberg in het bijzonder. Naar verwachting wordt het boek ook vertaald in het Engels, opdat de kwestie Mengelberg ook voor het buitenlandse publiek inzichtelijk wordt.

Boom, Amsterdam
2015; € 19,90
ISBN: 9789089534903
272 blz, Paperback