april 2014


De opera-intendant Gerard Mortier overleed op 9 maart 2014. Naar aanleiding van zijn overlijden spraken de kranten – van de New York Times tot de Frankfurter Allgemeine – vol lof over hem. Maar van diverse Belgische kanten kon men ook kritische commentaren lezen over “deze man, die in de ogen van – met belastinggeld levend – artistiek Vlaanderen de ideale cultuurmens was.”

Zo schrijft Jan Neckers op OperaNostalgia.be over de periode 1981 tot 1991, waarin Gerard Mortier intendant van de Munt Opera te Brussel was: “Hij was één van de eerste directeurs, die buitenlandse journalisten hotel en diners aanbood. Hij las iedere kritiek in de eigen pers en nam het traditionele tweede ticket voor de partner van de journalist af als de recensie hem niet beviel. En hij intrigeerde als de onverlaat zich niet beterde. Sus Verleyen van het weekblad Knack liet zich inpakken en verving de te kritische Franz van den Broeck – indertijd samensteller het programma Opera & Belcanto bij Radio 1 – door een VRT-er die wel positief was en respect had voor Mortiers grootheid.

Mortier bleef de financiële kluns, die met geld smeet. Voor de opvoeringen van ‘Das Schloss’ van André Laporte budgetteerde hij 27 miljoen frank inkomsten. Het werden er 3 miljoen. Onbekwaamheid of regelrechte bedriegerij vroegen sommigen zich af. Bij zijn vertrek uit de Munt liet Mortier een enorme put achter.”

Ondertussen was Mortier tussen 1988 en 1989 de eerste intendant van wat de Vlaamse Opera zou worden. “De liefde van Gerard Mortier voor de Vlaamse Opera was van korte duur. Bevoegdheidsconficten tussen hem en zijn voorzitter van de raad van beheer én het feit dat hij nooit contact had met zijn financieel directeur, maakten na een half jaar al een eind aan zijn functie als intendant van de Vlaamse Opera.” (Het Journaal, 1 juni 1989)

Rond die tijd verschenen ook twee boeken over Gerard Mortier. In 1989 kwam het boek ‘De Bochtenrijder van de Opera’ (Manteau, Antwerpen; ISBN 90-223-1185-6; 308 pagina’s) van Johny Van Tegenbos uit. Johny Van Tegenbos was het pseudoniem van Mortiers vroegere chauffeur en huidig VRT-jounalist Luc van Clooster. In het boek wordt Mortier voortreffelijk geportretteerd als de windbuil die hij geworden is, waarachter nog altijd dat angstige, eenzame, gecomplexeerde bakkerszoontje schuilt. In het boek vertelt de operadirecteur, dat hij op de lagere school aan de onderwijzer vroeg hoe hij minister kon worden. “Iedereen lachte. Waarom moet je dat weten? vroeg de leraar. Ik wil een auto met chauffeur! antwoordde ik.” Van Tegenbos is geen Harry Mulisch en sommige passages in het boek zijn nogal langdradig, maar de gedeelten over de verkwistende operamedewerkers zijn uiterst vermakelijk.

In 1991 kwam nog het boek ‘Het Mortier-tijdperk; Kroniek van een Krachtmeting’ van Gerrit Six uit (Roularta Books, Zellik; ISBN 978-90-72411-85-3; 175 pagina’s). Six was redacteur bij het Vlaamse weekblad Knack en vroeg zich in het boek af wat Mortier ertoe dreef om – na in de jaren zeventig als artistiek directeur te hebben gewerkt bij de opera’s van Düsseldorf (1972-73), Hamburg (1973-77), Frankfurt (1977-79) en Parijs (1979-81) – naar België terug te keren, daar te blijven, met opstappen te dreigen en uiteindelijk weer naar het buitenland te vertrekken. Na het uitvlooien van Mortiers uitspraken en talloze interviews, na ontmoetingen met vriend en vijand en met de man zelf, vond Six het antwoord: Macht. Echter, Six “tovert een breed en glanzend Mortier-verhaal voor ogen, waarin hij Mortier naar de mond praat, daardoor de waarheid sublimerend vervormt en muzikale fouten begaat.” (Yves Knockaert, Ons Erfdeel)

Beide boeken tonen de minder populaire kant van de artistiek directeur Mortier tijdens zijn bewind in België. De dag na zijn overlijden verscheen bij de uitgever Bärenreiter-Verlag te Kassel Mortiers eigen boek ‘Dramaturgie einer Leidenschaft; Für ein Theater als Religion des Menschlichen’ (ISBN 9783761820605). Wellicht dat de intendant daarin nog zijn licht liet schijnen op zijn tijd in België…