© DNO
Amsterdam, 18 januari 2008
Met ‘Castor et Pollux’ bereikt De Nederlandse Opera haar dieptepunt
Geachte Pierre Audi,
Hoe sprakeloos was het publiek vrijdagavond bij het aanschouwen van uw nieuwste chef d’œuvre ‘Castor et Pollux’ van Jean-Philippe Rameau (1683 – 1764) bij De Nederlandse Opera (DNO). Dat het niet uitzinnig op de stoelen en banken stond, zoals men eerder dit seizoen wél meemaakte bij de Nationale Reisopera en Opera Zuid, dan was dit waarschijnlijk, omdat men verbluft was over de betreurenswaardige toestand waarin DNO zich momenteel bevindt.
Rameau’s werken zijn “Gesamtkunstwerke” met muziek, theater en dans en wie gaat liever de moeilijkheden van hun ensceneringen te lijf dan u, beste heer Audi. Pas op zijn 50ste begon Rameau met schrijven van opera’s, dezelfde leeftijd waarop Rossini het opgaf. Tot dan had hij veelal klavecimbelmuziek geschreven en daarna alleen nog maar opera en ballet. Rameau ging Berlioz een eeuw eerder voor in zijn bijdrage aan de ontwikkeling van het moderne orkest. Hij schreef virtuoos met harmonische vindingrijkheid m.n. voor strijkers en houtblazers.
De première van ‘Castor et Pollux’ was in 1737 en DNO brengt de dramatisch verbeterde revisie uit 1754. Het libretto heeft een goed opgebouwd plot, dat weinig ruimte laat voor uiterlijke actie, maar zich vooral in de contrastrijke personages zelf afspeelt. De opera is structureel gezien een homogeen geheel en bezit choreografische ensembles en doordringende soli. De muziek is levendig, verrassend en uitdagend en geeft een goede weergave van gevoelstoestanden.
‘Castor et Pollux’ kan zo onderhoudend zijn, maar tussen Rameau en publiek stond opnieuw u als regisseur, meneer Audi. Al 20 jaar regeert u DNO met vaste hand en niet minder dan zes van de veertien producties van dit seizoen worden op uw conto bijgeschreven. Geld noch moeite zijn bij deze ‘Castor et Pollux’ dan ook gespaard. Waar moet ik beginnen? Zijn het de buitensporige pantomimes en danses d’action? Zijn het de eentonige kostuums? Zijn het de oneindige vormen of het onoverkomelijke vuur? Alles pretentieus intellectueel onder het mom van esthetiek. Het publiek kijkt ademloos toe. Geen tranen van ontroering, geen bravogeroep, geen open doekjes en de golf van enthousiasme en liefde die zou kunnen zijn ontstaan tussen bühne en zaal blijft uit. Realiseert u zich dat niet uw regie op de eerste plaats komt maar Rameau; dat de helft van alle operabezoekers voor de zang komt en slechts een kleine groep voor de enscenering (Enquête Cleveland Opera 2007)?
Ook de zangers, hoe goed ook, kunnen er niet veel meer aan doen. In deze ‘Castor et Pollux’ is een hoofdrol weggelegd voor de Nederlandse bariton Henk Neven als Pollux. Van het melancholisch gezongen, berustende verdriet van de treurzang “Présent des dieux” uit de derde akte tot het grootsprakerige “Je vole à la victoire” van een echte held aan het begin van vierde akte beheerst hij het hele scala van uitdrukkingen voortreffelijk. Andere Nederlandse bijdragen komen van de altijd charmante Judith van Wanroij in het overtuigende “Que nos jeux comblent nos vœux” en Thomas Oliemans als een majesteitelijke Grand Prêtre. Anna Maria Panzarella als Télaire zingt één van Rameau’s meest bekende aria’s “Tristes apprêts” met intense pathos en grote waardigheid. Het Koor van DNO heeft een dankbare hoofdrol, maar helaas was het in de zo diverse rollen van protagonist, gesprekspartner, aanhanger en anonieme groep weggestopt in de orkestbak, waar Christophe Rousset opnieuw traag, stijf en slordig dirigeert.
Geachte heer Audi, wij hebben ons inmiddels verzoend met de gedachte dat u waarschijnlijk nog tot uw pensioen aanblijft als artistiek directeur van DNO. Dat betekent dat het publiek nog 15 jaar ongevraagd getrakteerd zal worden op uw specialiteiten barok en 20e-eeuws; na vier Monteverdi producties en deze Rameau maken dit seizoen daarom nog Händel, Mozart, Janáček, Messiaen en Andriessen hun opwachting. Het romantische repertoire wordt echter systematisch geweerd. En toch gaat het publiek weldegelijk voor de romantiek naar de opera, alleen niet naar DNO. Namens het publiek doe ik u dan ook een veelgehoord verzoek: Brengt u alstublieft in onze opera weer de romantiek terug. Wanneer zal een DNO avond weer eens een echt groots zangfeest zijn?
Uw nederige dienaar,
De recensent.