© Deen van Meer
Vermakelijke ‘Falstaff’ bij Opera Zuid
Voor de laatste productie van haar seizoen heeft Opera Zuid gekozen voor de minder populaire opera ‘Falstaff’ van Giuseppe Verdi. Ondanks een niet uitgesproken geestige enscenering en een stugge dirigent zorgt het ensemble van Opera Zuid voor een vermakelijke avond.
‘Falstaff’ was de tweede komische opera van Giuseppe Verdi (1813 – 1901), nadat 50 jaar eerder ‘Un Giorno di Regno’ mislukt was. Arrigo Boito had Verdi kunnen overtuigen toch nog een komedie te componeren door middel van een geslaagd libretto, dat was ontstaan na chirurgische ingrepen in Shakespeares ‘The Merry Wives of Windsor’ en transplantaten uit de twee delen van ‘Henry IV’. De wereldpremière van ‘Falstaff’ in 1893 – even voor Verdi’s tachtigste verjaardag – ontving een enthousiast onthaal, maar de opera is nooit een populair succes geworden en wordt minder vaak gespeeld dan de werken van Verdi uit zijn middenperiode.
‘Falstaff’ behoort tot de rand van het bekende operarepertoire en dat zijn de werken die Opera Zuid (OZ) wil opvoeren. Artistiek leider van OZ Miranda van Kralingen (die nou eens niet meer als een matrone bij elke voorstelling door de zaal zou moeten lopen en zwaaien) heeft gekozen voor een eigentijdse enscenering van de Duitse regisseur Nicola Glück. Glück deed eerder al ‘Nabucco’ en ‘Hänsel und Gretel’ in Duitse provincietheaters. Haar ‘Falstaff’ is verplaatst naar het Amerika van de jaren 50 en dat blijkt wonderwel te werken. De vrouwen zijn uitgedost als Doris Day en Fenton rijdt als een James Dean op een motor rond in een decor van schuifpanelen. De enscenering is verzorgd, gedetailleerd en soepel, niet uitgesproken geestig, maar wel vermakelijk. Vaak valt in ‘Falstaff’, nadat de opwinding van de mandscène is geweest, de rustige derde akte tegen maar bij Glück is het laatste tableau met de bekende fuga sfeervol en zeer geslaagd.
‘Falstaff’ is een opera voor teamwork en leent zich daarom bij uitstek voor het ensemble van OZ. De Mexicaanse zwaargewicht Noé Colin is een eendimensionale Sir John Falstaff. Zijn personage kent weinig humor, affectie, begrip, maar is niet onsympathiek. De dames vormen een Belgisch onderonsje met Anja van Engeland als Alice, Christine Solhosse als Mistress Quickly en An de Ridder als Nannetta. Zij worden aangevuld met de teamplayer Karin Strobos als Meg en brengen een ongeforceerde vrolijkheid aan de Merry Wives. De Zwitserse tenor Fabio Trümpy is de grote ontdekking van deze voorstelling en kan een grote carrière voorspeld worden. Mark Omvlee als Bardolfo en Marcel van Dieren als Pistola zorgen voor hoog slapstickgehalte in de geest van Laurel and Hardy.
De klank van het Brabants Orkest is geconcentreerd en er zijn nauwelijks intonatieproblemen. Maar Ivan Anguélov is helaas niet de juiste dirigent voor ‘Falstaff’. Hij gaat geen muzikale dialoog aan met de zangers, daar waar hij hen met het orkest in detail zou moeten becommentariëren op hun tekst. Er is weinig variatie aan expressie en de vele sluitingen en enorme orkestrale climaxen vormen geen organisch geheel. De partituur wordt vet aangezet, niet als kamermuziek licht en gepunteerd gehouden en de intense lyriek ontbreekt. Daarnaast laat hij teveel accenten liggen (bijvoorbeeld de fermate op het tweede “Te lo cornifico”). Deze ‘Falstaff’ had een verfijndere dirigent verdiend.
Met deze vermakelijke ‘Falstaff’ sluit OZ een geslaagd seizoen af, waarin met name ‘La Fille du Régiment’ indruk maakte. Volgend seizoen breidt OZ het programma weer uit met vier producties.