© Eva Hofman
Poulenc jammert en amuseert bij DNOA
De Dutch Nationale Opera Academy voerde in 2007 al met veel succes de opera ‘Dialogues des Carmélites’ van Poulenc uit. Nu heeft de academie diens andere twee opera’s op het repertoire genomen in een tweeluik: ‘Les Mamelles de Tirésias’ en ‘La Voix Humaine’. En de ene opera blijkt wel en de andere niet erg geschikt voor het opleidingsinstituut.
De eerste en de laatste opera van Francis Poulenc (1899 – 1963) zijn muzikaal en inhoudelijk nogal verschillend. Daar waar ‘La Voix Humaine’ (1959) volwassen, tragisch en helder is, is zijn eerste opera ‘Les Mamelles de Tirésias’ (1947) jeugdig, vrolijk en bedrijvig. Van ‘Les Mamelles de Tirésias’ bestaan meerdere, muzikale versies. Poulenc voltooide de pianoversie in 1944, de orkestrale première was in 1947 en hij re-orkestreerde de opera kort voor zijn dood in 1963. Verder schreef Benjamin Britten in 1963 nog een versie voor twee piano’s en in 2001 maakte Bart Visman voor Opera Trionfo een fraaie bewerking voor het Nieuw Ensemble. DNOA voert Poulencs versie uit 1963 uit met het Residentie Orkest in de Arnold Schoenbergzaal van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en op 8 april zal de bewerking van Visman met het ensemble van het Conservatorium van Amsterdam tijdens het Voi-Z Festival in Zwolle worden gespeeld.
Poulenc gebruikte voor ‘Les Mamelles de Tirésias’ het pacifistische en dadaïstische verhaal van Apollinaire met zijn serieuze bijklank. De Tweede Wereldoorlog had veel Franse slachtoffers geëist en de oproep om meer kinderen op de wereld te zetten was actueel. Regisseur Pepijn Cladder maakte voor DNOA een onderhoudende enscenering. Thérèse (een strakke vertolking van de Amerikaanse sopraan Alexandra Schoeny), die genoeg heeft van haar leven als onderdanige echtgenote, trekt een wit maatpak aan, gaat als de man Tirésias verder door het leven en bespeelt de massa. Haar man – de Belgische tenor Geoffrey Degives, die verbijsterend goed op hoge hakken loopt en fantastisch acteert – moppert en baart vervolgens maar zelf 40.049 kinderen, die als ballonnen verschijnen. De journalist – hier een dyslectische Kuifje, goed gestalte gegeven door de Britse tenor Peter Davoren – legt hem het vuur aan de schenen, waarop hij zijn eigen plan trekt. Cladders productie is amusant en uitermate geschikt voor het jonge ensemble van DNOA.
Poulencs monodrama ‘La Voix Humaine’ voor de pauze blijkt echter lastiger voor het opleidingsinstituut. ‘La Voix Humaine’ was Poulencs laatste opera en is een meer volwassen werk dan ‘Les Mamelles de Tirésias’. De lyrische tragedie voor sopraan solo over een vrouw, die verlaten is door haar geliefde, vraagt om een goede acterende zangeres – zoals Nelly Miricioiu en Cora Burggraaf de afgelopen jaren met hun vertolking indruk maakten – en het slagen van een uitvoering van ‘La Voix Humaine’ komt volledig neer op de uitstraling van La Femme. Een zware taak dus voor de jonge Sloveense sopraan Kristina Bitenc, die bij DNOA de rol van La Femme zingt. Zij is een talentvolle zangeres met een prachtig lyrische stem. Haar uitspraak van het Frans is idiomatisch en zij zingt de uitgesponnen en langverweven recitatieven met een fraai legato. Bewonderenswaardig geeft zij zich bloot in dit monodrama. Maar zij wordt niet geholpen door regisseur Timothy Nelson. Het decor is kaal met slechts een matras, een kussen en een klok. La Femme pakt een denkbeeldige telefoon, maakt pantomime bewegingen en imiteert ‘De Schreeuw’ van Munch. Maar aan de gebaren wordt niet de juiste intentie gegeven om de emoties van de vrouw voelbaar te maken. Verder komt La Femme op met ballonen – als link naar ‘Les Mamelles de Tirésias’ – en in cocktailjurk alsof zij van een feest thuiskomt. Hierdoor gaat de toeschouwer twijfelen aan de oprechtheid van haar woorden. Immers, als La Femme liegt wordt zij slechts een klagende en jammerende personage en is het drama ongeloofwaardig. Tenslotte fluistert de sopraan tekstregels van Jean Cocteau’s toneelstuk uit 1933, die Cocteau en Poulenc niet voor de opera gebruikten. De meerwaarde van deze tussenkomst ontbreekt echter.
De fraaie en eenvoudige belichting van Alex Brok en Prem Scholte zorgen in beide opera’s voor een intieme sfeer. Dirigent Bas Wiegers zet het Residentie Orkest af en toe vet aan, maar is op de juiste plaatsen doorschijnend, ook daar waar de sopraan soms bedekt dreigt te worden. Hij weet goed raad met de dramatische lijnen en ritmische flow en doet – vooral in ‘Les Mamelles de Tirésias’ – recht aan het ritme van Poulencs geestige en heldere muziek.