© Joris Jansen
Duistere ‘Don Giovanni’ bij De Nieuwe Opera Academie
In één maand vinden maar liefst drie verschillende producties van ‘Don Giovanni’ van W.A. Mozart (1756 – 1791) plaats in Nederland. Het spits wordt afgebeten door De Nieuwe Opera Academie (DNOA) in het Lucent Theater te Den Haag. DNOA is een samenwerking tussen de conservatoria van Den Haag en Amsterdam en biedt sinds 1996 een tweejarige voorgezette opleiding aan jonge operazangers. De verwachtingen van deze ‘Don Giovanni’ waren hoog gespannen na de prachtige uitvoering van de opera ‘Dialogues des Carmélites’ van Francis Poulenc eind vorig jaar, toen nog in de aula van het Koninklijke Conservatorium in Den Haag.
De wereldpremière van ‘Don Giovanni’ vond plaats in 1787 in Praag, waar ook een jaar eerder haar voorganger ‘Le Nozze di Figaro’ de première beleefde. In ‘Don Giovanni’ was Mozart ambitieuzer en harmonieus gedurfder en is er een mengeling van opera seria (= serieus) en buffo (= komisch). Net als ‘Le Nozze di Figaro’ speelt ‘Don Giovanni’ zich af op één dag en alle grote gebeurtenissen in de opera zijn ’s nachts. Dat is wellicht de reden waarom deze productie van DNOA zich veelal in het donker afspeelt. De uitvoering is een reprise van de DNOA voorstelling uit 2001, destijds met Henk Neven en Mattijs van de Woerd, die inmiddels bekende baritons zijn geworden. Regisseur Javier López Piñon wil alles wat neigt naar nostalgie uit zijn enscenering bannen en Mozart als tijdgenoot zien. Wat de kostuums betreft is dat gelukt, maar verder dan dat gaat López Piñon niet. Deze ‘Don Giovanni’ krijgt geen eigentijds tintje of boodschap en López Piñon laat in het midden hoe, wanneer en waar het zich afspeelt. Zijn personenregie volgt strak het libretto, de opkomsten worden voorspelbaar en uiteindelijk kijken we naar een saaie, semi-concertante opvoering.
Daarin krijgen de zangers echter wel alle ruimte. De opera seria rol van Donna Anna wordt gezongen door de Spaanse Estefania Perdomo Nogales. Zij is de ster van de avond en haar volle, stralende sopraan is een grote belofte. Haar vertolking van de aria “Non mi dir” was werkelijk van wereldklasse. De Amerikaanse sopraan Maribeth Diggle is een excentrieke Donna Elvira in spel en zang. Ze schroomt niet de uitersten van haar stem in deze rol aan te spreken en het was daarom een gemis, dat in deze Praagse uitvoering door DNOA haar aria “Mi tradi” van de Weense versie uit 1788 niet was geïncludeerd.
De titelrol wordt vertolkt door de Canadese bariton Karel Ludvik. Hij speelt een rusteloze Don Giovanni en heeft een fraai timbre op de momenten dat hij zijn keel goed open zet en zijn ademsteun gebruikt. Helaas verzuimt hij hierin nogal eens, met name in recitatieven, in zachte passages en aan het einde van frasen. Zijn toon is daardoor soms onzuiver en nauwelijks hoorbaar in de zaal. De Sloveense tenor Ambrož Bajec als een lijdende Don Ottavio demonstreert hetzelfde probleem. Hij zal hard moeten werken om zijn adem laag te krijgen en daarmee zijn hoogte, vibrato en zuiverheid onder controle te houden. De Franse bas-bariton Florian Bonneau is een speelse Leporello en toont een uitstekende buffo stijl in zijn zang en acteren. Dirigent Richard Egarr heeft in T-shirt zijn handen vol aan het bij elkaar houden van het Orkest van het Conservatorium van Amsterdam in hun non-vibrato spel, waardoor nu nog geen plaats is voor inkleuren. Dit zal de komende vorstellingen ongetwijfeld beter gaan.
Deze ‘Don Giovanni’ wordt nog drie maal opgevoerd in Den Haag en daarna twee keer in Leiden. Maar hopelijk kunnen we de volgende producties van DNOA weer bewonderen in de intimiteit van de aula van het Koninklijke Conservatorium in plaats van in de halfvolle zaal van het Haagse Lucent Theater met haar matige akoestiek.