De misdaden van de Nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog strekten zich uit tot de kunstenaars van Joodse afkomst. Het Nationaalsocialistische denkbeeld, dat de Joden letterlijk en figuurlijk van het toneel moesten verdwijnen, leidde tot de moord op vele Joodse operazangers. Dit ongeacht het feit, dat zij ooit door het Duitse publiek bewonderd werden en zij hen door hun toewijding hadden laten genieten van de kunst. Sommigen van deze zangers – zoals de tenoren Michel Gobets en Joseph Schmidt – zagen hierdoor hun carrière bekort en konden hun gaven niet verder ontwikkelen. Anderen – zoals de alten Therese Rothauser, Ottilie Metzger en Magda Spiegel – werd na een lange staat van dienst een ongestoorde oude dag ontnomen. Lang is er over hen gezwegen en is men vergeten wat zij gegeven hebben. Hun biografieën zijn indrukwekkend en verdienen het gelezen te worden. Het is confronterend als deze vermoorde Joodse operazangers opeens een identiteit krijgen.
De bariton Richard Breitenfeld werd geboren in Reichenburg, Bohemia, op 13 oktober 1869 en studeerde zang in Wenen. Hij maakte zijn debuut als Luna in ‘Il Trovatore’ van Verdi in 1897 bij de Opera van Keulen, waar hij tot 1902 zou blijven. Vervolgens werd hij geëngageerd door de Opera van Frankfurt, waar hij bijna 30 jaar zong. Al in 1899 was hij te gast aan de Weense Opera in de rol van Tonio in ‘Pagliacci’. Hij maakte verder gastoptredens op vele, belangrijke Duitse bühnes en op 20 juni 1905 zong hij de rol van Amfortas in de Nederlandse première van ‘Parsifal’ in Amsterdam. Van 1901 tot 1911 was hij regelmatig te gast aan de opera’s van München, Karlsruhe, Stuttgart en Wiesbaden. In 1917 zong hij Kurwenal in ‘Tristan und Isolde’ in Zürich. Voorts zong hij in een aantal wereldpremières van opera’s, waaronder Zemlinsky’s ‘Das Spielwerk und die Prinzessin’ (1913). Hij vierde zijn 25e jubileum aan de opera van Frankfurt in een speciale voorstelling van ‘Rigoletto’ in 1927 en nam afscheid van het operatoneel als Tonio in 1932. Breitenfeld was voornamelijk een Wagnerzanger – ook al zong hij een talloze andere rollen – en hij had groot succes als concertzanger, met name geprezen om zijn interpretatie van de liederen van Hans Pfitzner. Er is een zekere ironie in het feit dat de twee componisten, wier muziek hij voorstond – Wagner en Pfitzner – anti-Semieten waren. Richard Breitenfeld is vermoord in het concentratiekamp Theresienstadt op 16 december 1942.
♪ Wagner – ‘Parsifal’: “Gebet Amfortas” (datum onbekend) ♪
De sopraan Grete Forst werd in 1878 in Wenen geboren en studeerde daar zang. Haar operadebuut vond plaats in 1900 als Lucia di Lammermoor in Keulen. Daar bleef zij twee jaar en werd vervolgens in 1902 geëngageerd door de Weense Opera, waar zij met groot succes tot 1911 bleef. In 1908 zong zij in de wereldpremière van Karl Goldmarks ‘Ein Wintermärchen’ naast Leopold Demuth. Na haar vertrek bij de Weense Opera gaf zij concerten en gastoptredens en gaf zij ook les. In 1940 bekeerde zij zich tot het Katholicisme om vervolging door de Nazi’s te vermijden, maar in 1942 werd zij toch op transport naar een concentratiekamp in de buurt van Minsk gezet. Daar werd zij op 1 juni vermoord.
♪ Puccini – ‘Madama Butterfly’: “Se tua madre” (1908) ♪
De bariton Juan Luria (echte naam verschillend gespeld als Johannes Laurié of Lorié) werd op 20 december 1862 geboren in Warschau. Hij studeerde in Wenen bij Joseph Gänsbacher en bij Baks in Berlijn. In 1884 maakte hij zijn debuut bij de Weense Hofoper en een jaar later werd hij geëngageerd door het Hoftheater in Stuttgart. In het seizoen 1890 / 1891 zong hij in de Metropolitan Opera in New York, waar hij 25 voorstellingen van acht rollen zong, inclusief Pizarro in ‘Fidelio’, Kurwenal in ‘Parsifal’, Alberich in ‘Siegfried’, Gunther in ‘Götterdämmerung’ and Nevers in ‘Les Huguenots’. In 1891 ging hij naar Italië en zong hij onder de naam Giovanni Luria in de Scala. Daar was hij in 1893 te horen als Wotan in de eerste Milanese voorstelling van ‘Die Walküre’. Verdere gastoptredens brachten hem naar Wenen, München, Parijs, Turijn, Genua en Brussel. Daarna vestigde Luria zich in Berlijn en gaf vele gastvoorstellingen. Hij zong regelmatig aan het Theater am Westens en in 1902 zong hij in de wereldpremière van Pfitzner’s ‘Die Rose vom Liebesgarten’ in Elberfeld. In 1908 zong hij opnieuw in het Theater am Westens, waarna hij zich terugtrok om les te geven aan onder anderen Gotthelf Pistor, Käthe Heidersbach, Elfriede Marherr en Michael Bohnen. In 1937 moest hij Duitsland verlaten, vluchtte naar Nederland en gaf les in Amsterdam en Den Haag. Hij werd echter in 1942 door de Nazi’s opgepakt en via Westerbork naar het concentratiekamp Sobibor gedeporteerd. Daar kwam Juan Luria op 18 mei 1943 aan en is daar drie dagen later op 81-jarige leeftijd gestorven.
♪ Tchaikovsky – “Don Juan’s Serenade”, Op. 38/1 (in het Duits; 1903) ♪
De sopraan Henriette Gottlieb werd in 1884 in Berlijn geboren en maakte in 1909 haar debuut in Plauen. In 1913 werd zij geëngageerd door de Städtische Oper van Berlijn, waar zij tot 1932 zou blijven. Henriette Gottlieb was bijzonder gewaardeerd als Wagnerzangeres en zong drie seizoenen in Bayreuth: in 1927 in ‘Götterdämmerung’ (Dritte Norn) en ‘Die Walküre’ (Ortlinde), in 1928 in ‘Götterdämmerung’ (Dritte Norn) en ‘Die Walküre’ (Gerhilde) en in 1930 ‘Die Walküre’ (Gerhilde). Ook was zij te gast in Amsterdam op 7 juni 1928 in ‘Die Walküre’ als Gerhilde naast Jacques Urlus, Delia Reinhardt, Friedrich Schorr en Nanny Larsén-Todsen. Bij het Wagner Festival in Paris in 1930 was zij één van de Walküren naast Frida Leider en Nanny Larsen-Todsen als Brünnhilde. Het platenlabel Pathé besloot tot de opname van omvangrijke scènes uit ‘Der Ring des Nibelungen’ met de bezetting van het Festival in de studio. Henriette Gottlieb nam toen de Brünnhilde-partijen in alle drie ‘Ring’-werken voor haar rekening. Waarschijnlijk vanwege haar geringe lengte heeft zij de rol echter nooit op de bühne gezongen. Na 1934 werd het Henriette Gottlieb verboden te zingen op de Duitse podia. Zij bleef in Berlijn wonen, werd door de Nazi’s opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Łódź, waar zij op 2 januari 1942 is vermoord.
♪ Wagner – ‘Die Walküre’: “Nun zäume dein Ross” (met Ludwig Weber; Parijs, 1930) ♪
De tenor Theodore Ritch werd in 1894 in Odessa geboren. Hij maakte zijn operadebuut in Rusland, maar vertrok na de revolutie van 1917. Er is geen informatie waar hij de tien jaar daarna zong. In 1927 zong hij in Parijs in Maria Kusnetsova’s Russische Opera ensemble en trok hij met hen door Europa. In 1928 zong Ritch de rol van Dmitri in ‘Boris Godunov’ aan de Parijse Opera. In 1929 trad hij op in het Teatro Colon in Buenos Aires en in Covent Garden en in hetzelfde jaar zong hij in de Engelse première van ‘Sadko’ in het Lyceum Theater in London. In het seizoen 1929/30 zong hij in Chicago de rol van Leopold in ‘La Juive’ met Rosa Raisa, Charles Marshall en Alexander Kipnis. In 1932 zong hij de rol van Vladimir in ‘Prince Igor’ in Rome. Nadat hij zich teruggetrokken had van de bühne vestigde Ritch zich in Parijs om les te geven. In 1943 werd hij door de Duitsers gearresteerd en naar het Franse concentratiekamp Drancy gedeporteerd. Theodore Ritch stierf op transport naar een vernietigingskamp in Polen.
♪ Puccini – ‘Tosca’: “E lucevan le stelle” (datum onbekend) ♪
De alt Ottilie Metzger werd in 1878 geboren in Frankfurt am Main. Zij studeerde in Berlijn en maakte haar debuut in 1898 te Halle. Vervolgens was Metzger drie seizoenen lang verbonden aan de Opera van Keulen (1900-03). In 1903 zong zij voor het eerst in Nederland. Op 24 juni van dat jaar was zij bij de Wagnervereeniging te horen in de rol van Magdalena in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Wagner. In Nederland zong zij verder nog Klytemnästra in ‘Elektra’ onder leiding van Richard Strauss zelf in 1910, Brangäne in 1915 en opnieuw Brangäne, Waltraute en de Eerste Norn een jaar later. Van 1903 tot 1915 was Ottilie Metzger eerste alt in Hamburg. Zij zong met de grootste zangers van haar tijd, waaronder met Enrico Caruso in ‘Carmen’ and ‘Aida’. Ook zong zij in Bayreuth in 1901, 1902, 1904 en 1912, waar zij geroemd werd om haar grootse interpretaties van Waltraute in ‘Götterdämmerung’ en Erda in ‘Siegfried’. Haar omvangrijke repertoire bevatte verder rollen als Dalila, Azucena, Fricka en Fidès. In Hamburg zong Metzger in de premières van Siegfried Wagners ‘Bruder Lustig’ (1905), Blechs ‘Versiegelt’ (1908) en d’Alberts ‘Izyel’ (1909). Ottilie Metzger zong in Covent Garden de rol van Herodias in de Engelse première van Strauss’ ‘Salome’. Talloze andere engagementen sierden haar lange carrière, inclusief gastoptredens in Berlijn, Leipzig, Praag, Oslo, Zürich, Wiesbaden, Wenen, Düsseldorf, Den Haag en St. Petersburg. Zij zong bij de Opera van Dresden van 1917 tot 1921 en in het seizoen 1922-23 ondernam zij een Amerikaanse tournee met het Duitse Opera Gezelschap van Leo Blech (met Meta Seinemeyer, Herbert Alsen, Friedrich Schorr and Alexander Kipnis). Eind jaren twintig was zij lid van Johanna Gadski’s Duitse Grand Opera Gezelschap. Daarna keerde zij terug naar Berlijn, waar zij les gaf, gastoptredens verzorgde en recitals gaf. In 1934 vluchtte zij naar Brussel en gaf daar les. Na de inval van de Nazi’s in België werd zij in 1942 op straat aangehouden en naar het concentratiekamp Auschwitz gedeporteerd. Daar werd zij op 64-jarige leeftijd vermoord.
♪ Wagner – ‘Siegfried’: “Stark ruft das Lied” (1908) ♪