***** Het CD-label Marston bracht in 1998 het album ‘Three Edison Tenors’ uit met daarop zeven – van de twaalf – Edison-fragmenten die de Italiaanse tenor Giuseppe Anselmi begin 1913 in Londen opnam. Nu komt Marston met de uitgave van Anselmi’s – voor zover beschikbaar – complete opnamen in een box met vijf CDs.
Giuseppe Anselmi (1876-1929) werd in het eerste decennium van de 20e eeuw in heel Europa en daarbuiten beroemd vanwege zijn stijlvolle uitvoeringen van lyrische rollen. Tussen 1907 en 1913 nam hij ruim 125 geluidsfragmenten op voor de grammofoonplaat. Het label Bongiovanni had al twee dubbel-CDs met opnamen van Anselmi uitgebracht, maar die uitgaven bevatten niet alle bekende opnamen van de tenor, presenteerden de opnamen niet chronologisch en gaf bij de opnamen nauwelijks informatie. Compleet, chronologisch én met alle informatie verschijnen alle 119 beschikbare plaatkanten van Anselmi nu bij het CD-label Marston in de vijf CD-box ‘The Complete Recordings Of Giuseppe Anselmi’.
Behalve Anselmi’s laatste Londense sessie voor Edison is alles met slechts pianobegeleiding. Mogelijk was dit op verzoek van Anselmi zelf, want orkestbegeleiding was in 1907 eigenlijk reeds standaard. Er zijn alleen solofragmenten; Voor zover bekend nam Anselmi geen duetten of ensembles op.
De eerste CD opent met de eerste vijf van negen sessies – niet tien zoals William Crutchfield in het essay voor het CD-boekje schrijft – waaraan Anselmi in 1907 deelnam. CD1 bevat 24 opnamen die hij in april en mei 1907 in Milaan maakte. Er zouden toen 40 fragmenten zijn opgenomen, waarvan 23 werden uitgebracht. De CD opent met een hoge A op “Ci volea questa mania” van Ernesto in ‘Don Pasquale’ en Anselmi toont gelijk zijn prachtige diminuendi. Voor de cadens schraapt hij even zijn keel. Daarna een eigen interpretatie van “Questo o quella” van de Duca uit ‘Rigoletto’, de rol waarmee hij zijn Italiaanse debuut maakte in Genua (1900), zijn Londense debuut (1901) en zijn Scala-debuut (1904). Anselmi’s opnamen laten een lichte en elegante, lyrische tenor horen.
Verder op CD1 twee takes van “En fermant les yeux” van Des Grieux uit ‘Manon’ van Massenet, zijn glansrol. Hij zong de partij voor het eerst in 1902 in Buenos Aires en maakt ermee zijn sensationele debuut in het Teatro Real van Madrid (1907). “Il mio tesoro” van Don Ottavio is virtuoos, maar niet met de flow en elegantie van andere tenoren in die tijd. Uit ‘Cavalleria Rusticana’ “O Lola ch’ai di latti la cammisa” (in de trackindeling staat “ch’hai” en “camisa”). Ook interessant de liederen van Elisabeth Kotschubei en Karl Davidov in het Russisch! Daarna “Se il mio nome” uit ‘Il Barbiere Di Siviglia’, een opname die niet eerder werd uitgebracht. “Jeg elsker dig” van Grieg zingt Anselmi in het Frans.
Anselmi nam tussen 4 en 25 november 1907 in Milaan 32 fragmenten op waarvan 25 werden uitgebracht. Op CD2 staan hiervan 22, waaronder een aria uit de opera ‘Manru’ van Paderewski in het Italiaans met wat intonatieproblemen. Daarna het lied “Su l’oceano” van Anselmi zelf met een mooi interlude, de eerste van negen eigen composities van Anselmi op deze box. Voorts twee aria’s uit ‘Mefistofele’ van Boito (in de trackindeling geschreven als Boïto).
CD3 opent met de vier opnamen van 12 maart 1908, waaronder twee eigen composities. Luister naar zijn stemmige “Pater noster” met begeleiding door orgel, piano en viool. Daarna twee liederen van Redento Zardo, die Anselmi op 25 april 1908 op de plaat zette. Anselmi nam tijdens drie opnamesessies in oktober 1909 in Milaan 24 fragmenten op, waarvan 19 werden uitgebracht en 18 op deze CD staan. De bekende dirigent Vincenzo Bellezza begeleidde hem hier aan de piano. Ook “Se il mio nome” heeft hier nogal te lijden onder intonatieproblemen, maar luister naar Anselmi’s prima triller in “Un aura amorosa”. Interessant ook het fragment uit Mascagni’s ‘Le Maschere’, de opera waarin Anselmi in Napels tijdens de wereldpremièrereeks zong. Hij brengt in de Pavane prachtige versieringen aan. De CD besluit met nog twee eigen composities van Anselmi.
CD4 opent met alle zes opnamen die Anselmi in december 1909 in Milaan maakte. Hierop twee composities van Anselmi zelf in het Frans. In januari 1910 waren er vier sessies op vier dagen met 24 opnamen waarvan 20 werden uitgebracht. Interessant hier de vier liederen van Mendelssohn en twee liederen van Richard Strauss in het Italiaans. Aan het einde van de liederen voegt hij echter onnodig hoge noten toe. Op CD5 de twaalf opnamen die Anselmi begin 1913 voor Edison in Londen maakte. Hieronder twee liederen van Leopoldo Mugnone met de componist zelf aan de piano. Luister naar de prachtig pianissimo finale met zijn cadens in “Spes, ultima dea”. De CD biedt voorts de vijf alternatieve takes, die niet op Marstons ‘Three Edison Tenors’ verschenen.
Giuseppe Anselmi’s stijl is uiterst individueel. Hij heeft zijn eigen versieringen (nooit gekopieerd van anderen), een fraaie virtuositeit, een elegante dictie, een nobelheid van voordracht en een enorme expressie. De vele muzikale vrijheden in dynamiek, ritme en noten zijn smaakvol, maar wellicht niet naar ieders zin. Zijn ademhaling is op plaatsen bijzonder, opvallend zijn flutterende vibrato en dikwijls krakende hoge noten. Maar Anselmi was een echte persoonlijkheid, hij voelde op zijn eigen manier en dat moet in het theater overgekomen zijn zoals ook op deze opnamen.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog begon Anselmi’s roem te tanen; Zijn laatste optredens waren eind 1918. Daarna bracht hij zijn tijd in Italië door als zangleraar en componist. In 1929 overleed Anselmi op 52-jarige leeftijd aan een longontsteking.
Opnieuw een schitterende uitgave van Marston met opnamen van een bijzondere zanger. Tevens is er een luxe CD-boekwerk van 80 pagina’s met tientallen unieke foto’s van Anselmi, een fraai overzicht van zijn carrière en leven door Francisco Luis Segalerva Cabello (auteur voor de The Record Collector) en kundig commentaar op de opnamen en de zang van Anselmi door William Crutchfield (eveneens auteur van The Record Collector en directeur van het Teatro Nuovo in New York).