***** Diverse Franse componisten schreven liederen op Engelstalige teksten ondanks de lange haat-liefdeverhouding tussen Engeland en Frankrijk. Van acht Franse componisten namen de Canadese bariton Tyler Duncan en zijn landgenote pianiste Erika Switzer vijfentwintig Engelstalige liederen op tussen 9 en 12 januari 2020 in het Sosnoff Theater van het Fisher Center te Bard College in New York. Een avontuurlijk album.
‘English Songs à la française’ opent met de frisse, eenvoudige en spontane ‘Five Little Songs’ van Reynaldo Hahn. Daarna de vijf ‘Child Poems’ van Darius Milhaud op teksten van Rabindranath Tagore, die hier hun eerste CD-opname beleven. Vervolgens “Fancy”, het enige niet-Franstalige lied van Francis Poulenc. De tekst uit ‘The Merchant of Venice’ van Shakespeare – “Where is fancy bred?” – krijgt van Poulenc zijn typisch charmante en romantische, maar tevens naïeve en ironische toon. Saint-Saëns schreef naast Franstalige liederen ook mélodies in het Italiaans, Duits en Spaans en tijdens zijn korte ballingschap in 1871 in Engeland – nadat Pruisen Frankrijk versloeg – ook liederen in het Engels. Zijn uitstekende gevoel voor de Engelse taal en intonatie laat hij in drie liederen horen. Luister naar het opera-achtige drama in “A Voice by the Cedar Tree” op tekst van Tennyson. Ook op tekst van Tennyson componeerde Massenet “Come into the Garden, Maud”, dat zo in een English Songbook zou passen.
Verder de enige twee liederen van Roussel in het Engels; Luister naar zijn pure en doorschijnende “A Flower Given to My Daughter” op tekst van James Joyce. Daarna “Chanson Icossaise” van Ravel op tekst van Robert Burns, hier met fraai Schots accent gezongen door Tyler. Net als Saint-Saëns vluchtte ook Gounod rond die tijd naar Engeland en schreef tijdens zijn verblijf van drie jaren daar liederen op Engelse teksten. Luister naar de grote bogen van “Maid of Athens” op tekst van Byron en het door Tyler teder gezongen “Good Night” op tekst van Shelley. De CD besluit met de ‘Two Love Poems’ van Milhaud. opnieuw op teksten van Rabindranath Tagore.
Tyler Duncan zingt helder en verstaanbaar en is een vertellende zanger, terwijl Erika Switzer de atmosfeer van elk lied bijzonder knap vat. Het duo onthult de French mélodie in een zelden gehoorde vorm. Het CD-boekje bevat een summier essay van François Le Roux (de bariton?), die niet alle liederen behandelt en ook niet in de volgende van het programma. Verder bijna alle liedteksten, behalve de teksten van liederen van Roussel en Milhaud die men op het internet dient te zoeken.
Bridge 9537 (1CD)
**** Terwijl de zigeuners in het nationaal-socialistische Duitsland naar de concentratiekampen werden gedeporteerd, zong de zigeunerin Carmen op het Duitse toneel ongestoord over de liefde. Zo ook werd begin december 1942 ‘Carmen’ van Georges Bizet (1838-1875) vanuit Dresden uitgevoerd voor de Duitse radio en op 4 en 5 december 1942 werden hiervan opnamen op de magneetband vastgelegd. Van deze opnamen verscheen in 1993 op het label Preiser al een CD-uitgave en nu zijn door het label Hänssler Profil de originele banden gebruikt voor een album in hun serie Semperoper Edition.
De mezzo Elisabeth Höngen maakt hier vooral indruk in de dramatische momenten zoals de kaartscène en de finale. Zij was één van de belangrijkste Carmens van haar tijd en tussen 1940 en 1943 verbonden aan de Semperoper. Haar tekstuitbeelding en muzikaliteit zijn altijd vanzelfsprekend en lijden nooit onder haar nauwkeurig oor en oog voor het notenbeeld. Luister ook voor een Duitstalige Carmen naar Margarete Klose in de hoogtepunten uit Berlijn 1951 op het CD-label Audite.
De Zweedse tenor Torsten Ralf was de enige buitenlander in de cast. Hij was tussen 1935 en 1944 – voordat hij naar New York vertrok – verbonden aan de Semperoper. Daar was hij de stertenor en derhalve ook op vele uitgaven van de Semperoper Edition te horen. Wie zijn geknepen geluid niet stoort hoort een heel scala aan kleuren; in de openingsscène manmoedig als sergeant, intiem met Micaëla daarna en tegen Carmen in eerste instantie verlegen en uiteindelijk gepassioneerd.
De lyrische sopraan Elfriede Weidlich was tot 1950 de publiekslieveling van de Semperoper en hier een lieflijke Micaëla. De bariton Josef Herrmann is met zijn granieten en open stem te stijf voor de vrijer Escamillo. Hij zou in 1955 tijdens een “Erhohlungsreise” op 52-jarige leeftijd overlijden. Luxe bezet de sopraan Elfride Trötschel als Frasquita, de alt Helena Rott als Mercédès en de bas Kurt Böhme als een heerlijk bulderendeZuninga. De Staatskapelle en het Sächsischer Staatsopernchor Dresden staan onder leiding van Karl Böhm. Zijn tempi zijn nogal traag, maar immer met een goed gevoel voor theatraal drama.
De geluidskwaliteit van de opnamen is voortreffelijk, aangezien zij rechtstreeks van de originele banden zijn overgenomen. Er is tevens een bonus-CD waarop hoogtepunten uit ‘Carmen’ staan met onder anderen Eva von Osten, Elisabeth Rethberg, Richard Tauber, Maria Cebotari en ook Elfride Trötschel. Het CD-boekje bevat een interessant essay van Gertrud Döhnert – de assistent van Böhm – en fraaie foto’s, maar geen libretto. Ondanks de foute periode toch een historisch belangwekkend document.
Hänssler Profil PH16076 (4CDs)
**** De Amerikaanse zanger Jack Smith (1896-1950) was populair in de begindagen van de elektrische opnameperiode. Hij onderscheidde zich vanwege zijn fluwelen stem en intieme, ontwapenende vertolkingen en biechtende stijl. Door dit charmante cabaret parlando – half zingend, half fluisterend – kreeg hij de bijnaam “Whispering” Jack Smith. Het label Retrospective heeft 27 nummers van hem nu bijeengebracht op het album ‘Me and my Shadow; his 27 finest, 1925-1940’.
De eerste nummers op de CD zijn opnamen uit New York met pianobegeleiding. Uiteraard de titelsong van de CD “Me and my shadow” uit 1927, het geestig “Cecilia”, zijn eerste opname uit 1925, en andere top tien nummers als “Gimme a little kiss, will ya, huh?”, “When the red, red robin”, “Baby face” en “There ain’t no “maybe” in my baby’s eyes”. Op de vroege opnamen speelde Smith zelf de niet veeleisende pianopartij.
Na het succes van “Me and my shadow” vertrok Smith in 1927 naar Londen en maakte daar in 1927 en 1928 een aantal plaatopnamen. Uit die Londense tijd op dit album drie fragmenten waarop hij opnieuw zichzelf begeleidt aan de piano in “It all depends on you”, “Blue skies” en “The birth of the blues” en vervolgens vijf nummers met het Whispering Orchestra onder leiding van Bert Ambrose. Luister hier naar de prachtige violen in “The song is ended”, naar het up-tempo “Miss Annabelle Lee” en natuurlijk zijn signature song “Whispering”.
In 1928 was Smith in Berlijn en nam “Ich küsse Ihre Hand, Madame” en “Ramona” op in het Engels, begeleid door een onbekende pianist. In het eerste fragment hoort men hem zelfs nog even in het Duits! Terug in Londen nam hij in 1928 nummers op met het New Mayfair Dance Orchestra onder leiding van zijn landgenoot Carroll Gibbons. Hier zeven fragmenten, waaronder Gershwins “’S wonderful”, “My one and only” en “Funny face” en de klassieker “That’s my weakness now”.
Terug in New York in 1929 was zijn ster inmiddels dalende. Uit dat jaar nog een opname van “To be in love, espesh’lly with you” met het The Victor Orchestra onder leiding van Leonard Joy. Maar de charme en romantiek van de nieuwe generatie zangers als Gene Austin, Al Bowlly en Bing Crosby hadden de gedempte vertolkingen van “Whispering” Jack Smith vervangen. Diens stijl behoorde toe aan een voorbij tijdperk van de stomme film en de schaars verlichte theaters.
Retrospective RTR4380 (1CD)
*** ‘Luonnotar’ is een symfonisch gedicht voor sopraan en orkest van de Finse componist Jean Sibelius (1865-1957). Het werk is gebaseerd op het beginverhaal uit ‘Kalevala’ – het grote werk van de Finse mythologie – en gaat over het ontstaan van de wereld. Ilmatar – hier Luonnotar – kan geen kind baren en roept Ukko, de god van het universum, aan. Hij stuurt een wervelwind van waaruit een vogel naar haar toe komt en een ei in haar schoot legt. Dit ei verspreidt een machtig vuur in haar. Wanneer het verbrijzelt, vormt de bovenste helft van de schaal de hemelkoepel, de dooier de zon, het eiwit de maan en de splinters de sterren.
‘Luonnotar’ was gecomponeerd voor de Finse jugendlich-dramatische sopraan Aino Ackté, die de vocale partij zong tijdens de première in 1913. Van het werk bestaan opnamen met sopranen als Phyllis Bryn-Julson, Phyllis Curtin, Soile Isokoski, Gwyneth Jones, Solveig Kringelborn, Karita Mattila, Elisabeth Schwarzkopf, Ute Selbig, Elisabeth Söderström en Taru Valjakka. Tussen 7 en 9 mei 2018 stond de Noorse sopraan Lise Davidsen in de Grieghallen van de Noorse stad Bergen en zong de partij voor de opnamemicrofoon. De opname is nu op CD verschenen.
De hochdramatische sopraan van Davidsen – over een paar jaar een Brünnhilde en te zijner tijd Elektra – is imposant. De pianissimo Ces van “Ei!” in de recapitulatie van het tweede thema, waar de vogel geen broedplaats kan vinden, is indrukwekkend. Het vertellende aspect ontbreekt echter nog in haar vertolking. De achtste noten in het tweede thema, het treurige klaagzang en het slot klinken meer afgebroken dan als echte zuchten. Luister voor een verhalende interpretatie naar de live-opname van de Finse sopraan Helmi Liukkonen van 4 juni 1934 onder leiding van Georg Schnéevoigt die in 1914 ook de Finse première dirigeerde. Hier hoor je ‘Luonnotar’ als oergeluid!
Daarnaast is Lise Davidsen nog te horen in Mélisandes lied “De trenne blinda systrar” ‘Pelleas Och Mélisande’. Het was onderdeel van tien fragmenten die Sibelius componeerde voor de Finse première van het toneelstuk in 1905. Later herarrangeerde hij negen fragmenten voor de suite Op. 46 waarin het lied werd vertolkt door klarinetten. Op deze opname is de complete suite te horen, maar dus met het gezongen lied. Verder op de CD nog Sibelius’ symfonische gedichten ‘Tapiola’, ‘Rakastava’ en ‘Vårsång’. Het Bergen Philharmonic Orchestra onder leiding van de Engelse chefdirigent Edward Gardner speelt mooi, maar men mist het organische, het pulserende, de grote contrasten, de volle, resonerende wanden, de golvende oceanen. Het CD-boekje bevat een essay van Gustav Djupsjöbacka en de gezongen teksten met Engelse vertaling.
Chandos CHSA 5217 (1CD)
*** De laatste concerten met publiek van het Philadelphia Orchestra vóór de corona-pandemie waren in maart 2020 in de Verizon Hall van het Kimmel Center of Performing Arts te Philadelphia. Hier werden hoogtepunten van de opera ‘Porgy & Bess’ van de Amerikaanse componist George Gershwin (1898-1937) uitgevoerd met in de vocale partijen een – overeenkomstig de eis van Gershwin – kwartet zwarte Amerikaanse zangers. Van de opnamen van deze concerten werd een CD-uitgave van 66 minuten tot stand gebracht.
De sopraan Angel Blue zong in Philadelphia de partijen van Bess, Clara en Serena. Bij haar zwoele en sensuele vertolking van “Summertime” van Clara uit de eerste akte waant men zich onmiddellijk in de broeierige warmte van South Carolina. “My Man’s Gone Now” van Serena – ook uit de eerste akte – is minder geslaagd. Hier ontbreekt nog het hartverscheurende, tragische. Haar “I Loves You, Porgy” van Bess in de tweede akte is zinderend en opwindend.
De mannenpartijen zijn voldoende tot goed bezet. De bariton Lester Lynch zong lange tijd de rol van Crown – ook in de Scala – en vertolkt inmiddels Porgy. Hij zingt de partij vooral klassiek, netjes en met veel legato, maar niet heel doorleefd als een bezadigde, oude “kripple”. De tenor Chauncey Packer is een gladde Sportin’ Life. Zijn “It ain’t necessarily so” in de tweede akte is cynisch; niet met veel “Gospel”, maar wel genoeg scat. De bas-bariton Kevin Short vindt men de dubbelrol van Crown en Jake. Zijn “A Woman Is a Sometime Thing” van Jake in de eerste akte is enigszins stug.
Het Morgan State University Choir zingt nauwkeurig, maar niet enthousiast. “Gone, Gone Gone” mist in de eerste akte de broeierigheid van Serena’s kamer en het korte “Overflow” is niet heel uitgelaten. “Oh, I Can’t Sit Down” in de tweede akte is geconcentreerd. De Amerikaanse dirigente Marin Alsop geeft een grootse maar stijve lezing en kan soms swing maar geen echte ambiance in de muziek brengen.
Tijdens het beluisteren van ‘Porgy & Bess’ vraag je je af of deze opera überhaupt nog wel kan worden opgevoerd. Uitvoeringsbepalingen als “inclusiviteit” en “diversiteit” zijn in ‘Porgy & Bess’ niet echt aan de orde en de Afrikaans-Amerikaanse personages worden in de opera stereotype en “racistisch” neergezet als onontwikkeld en primitief, wild en grof met bedrog, geweld, drank en drugs.
Pentatone PTC 5186883 (1CD)