1.
De Poolse countertenor Jakub Józef Orliński voltooide tussen 2015 en 2017 zijn opleiding aan de The Juilliard School of Music in New York. Ondertussen won hij in maart 2016 de Metropolitan National Council Auditions, werd hij in mei 2016 tweede op het 9e Internationale Stanisław Moniuszko Vocal Competition in Warschau en deed hij zelfs in juni 2016 nog mee met de voorronden van het IVC. In 2017 zong hij in ‘Erismena’ van Cavalli tijdens het Festival d’Aix-en-Provence en de titelrol in ‘Rinaldo’ van Händel in Frankfurt. Het Poolse label Ëvoe had de veelbelovende countertenor al ontdekt en bracht in 2016 de CD ‘Carnevale di Venezia’ uit waarop Orliński drie aria’s zong. Tussen 24 en 26 augustus 2016 nam Ëvoe in de Corpus Christi Basilica van de Poolse stad Krakau de CD ‘Enemies In Love’ met fragmenten uit opera’s van Georg Friedrich Händel (1685-1759) op. Hier is Orliński te horen in vier aria’s en in vier duetten met de Poolse zangeres Natalia Kawałek. De CD opent met de aria “A dispetto” van de titelheld uit ‘Tamerlano’, waar Orliński zijn egale timbre, strakke coloraturen en grote muzikaliteit presenteert. In het duet “Troppo oltraggi” van Arsamene en Romilda uit de laatste akte van ‘Serse’ ruziën Orliński en Kawałek onstuimig en in de aria “Furibando” van Arsace uit ‘Partenope’ toont Orliński vuurwerk met een indrukwekkend da capo. Zijn vertolking van de aria “Stille amare” heeft meer legato, meer laagte en meer kleuren dan die van Jarrousky. In het vaarwel “Io t’abbraccio” van het echtpaar Rodelinda en Bertarido uit de finale van de tweede akte van ‘Rodelinda’ smelten de stemmen van Orliński en Kawałek prachtig samen en in “Fermati” uit de tweede akte van ‘Rinaldo’ vliegen zij als Armida en Rinaldo elkaar opnieuw in de haren. Orliński fraseert in een ontwapenend gezongen “Dove sei” van Bertarido uit ‘Rodelinda’ schitterend als een instrument. De CD sluit af met het afscheidsduet “Addio! mio caro bene” van Arcane en Clizia uit de eerste akte uit ‘Teseo’. Natalia Kawałek noemde zich op ‘Carnevale di Venezia’ nog mezzosopraan, maar toen was al te horen dat zij niet de kwaliteit van een mezzo bezit. Op deze nieuwe CD zingt zij dus aria’s en duetten voor sopraan en is zij veel meer in haar element. Het ensemble Il Giardino d’Amore speelt fris onder leiding van violist Stefan Plewniak en Ewa Mrowca kan zich uitleven op klavecimbel in de aria “Vo far guerra”. Het CD-boekje bevat een informatief essay, biografieën van de musici en de gezongen teksten met vertalingen. “Stille amare” komt overigens niet uit ‘Teseo’ zoals de trackindeling in het boekje vermeldt, maar is van de titelpartij van ‘Tolomeo’. De CD laat Jakub Józef Orliński horen aan het begin van een grote carrière en hij heeft inmiddels een exclusief contract getekend bij het label Erato.
Ëvoe Records 005 (1CD)
2.
Warner Classics viert in 2018 de honderdste sterfdag van de Franse componist Claude Debussy (1862-1918) met de 10CD-box ‘Debussy: His First Performers’. Hierop zijn musici te horen die wegbereiders waren voor diens composities. De box bevat piano- en kamermuziek, orkestwerken, liederen en de opera ‘Pelléas et Mélisande’ en de opnamen van de box dateren van 1904 tot 1963. De eerste CD opent met een pianorol-opname van “La soirée dans Grenade” uit ‘Estampes’ door Claude Debussy in 1913 zelf. Alsof de piano tot leven komt!
De box bevat opnamen onder leiding van diverse dirigenten, die Debussy hadden gekend, wereldpremières van zijn werken hadden gegeven en opnamen ervan maakten. Zo speelde Pierre Monteux tijdens de wereldpremière van ‘Pelléas et Mélisande’ altviool in het orkest en dirigeerde hij de eerste uitvoering van ‘Jeux’ in 1913. Zijn opname van deze balletmuziek staat op de zesde CD. Verder zijn er opnamen van dirigenten als Désiré-Émile Inghelbrecht, Arturo Toscanini, Ernest Ansermet en Charles Munch.
CD7 bevat liederen van Debussy. Mary Garden wordt door de componist zelf aan de piano begeleid in de beroemde opnamen uit 1904 van de drie liederen uit de tweede versie van ‘Ariettes Oubliées’. Ninon Vallin zingt met piano “Mandoline” (1928) en met orkest in “L’année en vain chasse l’année” uit ‘L’Enfant Prodigue’ (1930). Claire Croiza wordt aan de piano begeleid door Francis Poulenc in “Il pleure dans mon cœur” (1928) en door George Reeves in “Le jet d’eau” (1930). Camille Maurane zingt in een opname uit 1954 de orkestversie van de ‘Trois Ballades de François Villon’. Hugues Cuénod is te horen in opnieuw de tweede versie ‘Ariettes Oubliées’ uit 1951. Maggie Teyte nam in 1936 met pianist Alfred Cortot de ‘Trois Chansons de Bilitis’, ‘Le Promenoir des Deux Amants’ en het eerste boek ‘Fêtes Galantes’ op en Jane Bathori stond in 1929 in de studio voor het tweede boek ‘Fêtes Galantes’. Zowel Teyte als Bathori zongen de liederen nog voor Debussy zelf. De unieke Charles Panzéra ten slotte nam in 1931 de orkestversie van twee van de ‘Trois Ballades de François Villon’ op.
CD8 tot en met CD10 bevatten de beroemde opname van ‘Pelléas et Mélisande’ onder leiding van Roger Désormière uit 1941 met een fenomenaal vocalistenteam: Jacques Jansen als Pelléas, Irène Joachim als Mélisande, Germaine Cernay als Geneviève en Leïla Ben Sedira als Yniold werd later niet meer geëvenaard. De laatste CD wordt aangevuld met fragmenten uit eerdere opnamen van de opera. Van de hoogtepunten uit de sessie van 1927 onder leiding van Piero Coppola hoort men een uniek trio: Charles Panzéra als ’s werelds beste Pelléas, Yvonne Brothier als Mélisande en Vanni-Marcoux als Golaud. De opnamen die werden gemaakt van de tweede scène van de tweede akte en de eerste scène van de derde akte zijn helaas niet in deze box geïncludeerd.
De sessie uit 1928 onder leiding van Georges Truc heeft een minder sterk team, maar Hector Dufranne als Golaud en Claire Croiza als Geneviève zijn niet te versmaden. Het CD-boekje vermeldt abusievelijk dat Pelléas te horen is in het fragment van de tweede scène uit de eerste akte. Maar Alfred Maguenat is jammer genoeg niet te horen, want ook de opnamen van de eerste scène uit de tweede akte en de eerste scène uit de derde akte zijn niet uitgebracht in deze box. Het was een extra elfde CD zeker waard geweest. Dan hadden ook de zes fragmenten van de sessie uit 1924 ook onder leiding van Coppola en met eveneens Panzéra en Brothier voor het eerst op CD uitgegeven kunnen worden… Maar voor slechts 30 euro is deze box een prachtige bloemlezing! De opnamen bieden een gezaghebbend en verhelderend getuigschrift voor de composities van Debussy.
Warner Classics 0190295665425(10CDs)
3.
Het CD label Arbiter was in 2000 al begonnen met de publicatie van de complete opnamen van de Russische bas Feodor Chaliapin (1873-1938). Maar in 2004 kwam er na vijf CDs een plotseling einde aan de uitgave en diende men het te stellen zonder de opnamen die Chaliapin maakte tussen 1923 en 1936. Het label Marston koesterde al geruime tijd het verlangen de complete verzameling van Chaliapins opnamen uit te brengen en uiteindelijk is ‘The Complete Recordings’ dan voltooid. Het zal een kostbare en tijdrovende onderneming zijn geweest, maar het resultaat mag er zijn. In een box van 13 CDs zijn zo’n 200 opnamen van Chaliapin bijeengebracht.
Feodor Chaliapin was één van de belangrijkste bassen van de 20e eeuw. Hij bezat wellicht niet de mooiste stem ter wereld en zijn muzikaliteit was niet altijd onberispelijk, maar zijn expressiviteit was ongeëvenaard en worden door zijn opnamen onmiskenbaar overgebracht. Men kan in elke groeve van de plaat haast zijn aanwezigheid voelen.
Chaliapin maakte zijn eerste commerciële opnamen in januari en februari 1902 voor de Gramophone and Typewriter Company in Moskou. Deze acht platen bereikten het westen destijds niet. Pas in 1907 stond Chaliapin weer voor de hoorn voor opnamen in Sint Petersburg (CD1). De sessies tussen 1910 en 1914 leverden fraaie opnamen, waar Chaliapin in uitstekende vorm was. Luister naar de vier aria’s opgenomen op 26 april 1912 in Milaan (CD3).
Door de Eerste Wereldoorlog maakte Chaliapin na 1914 geen opnamen en na de Russische Revolutie van 1917 mocht Chaliapin niet buiten Rusland optreden tot na 1920. Pas in 1921 kon hij voor het eerst weer een reis naar Engeland maken en nam hij weer voor de Gramophone Company op (CD4). Op 30 januari 1922 had Chaliapin zijn eerste Amerikaanse opnamesessies voor de Victor Talking Machine Company (CD5). Het is opvallend dat de vijf CDs van het label Arbiter slechts één fragment minder bevatten dan de verzameling van Marston tot 1923.
Zijn eerste elektrische opnamen vervaardigde Chaliapin in oktober 1925 in de Hayes studio’s in Middlesex (CD7). Luister naar de twee scènes uit ‘Faust’ met de sopraan Florence Austral. De elektrische registraties maakten gebruik van een microfoon en elektrische versterking, waardoor een nauwgezette weergave van het geluid kon worden gegeven. Deze nieuwe methode maakte het ook mogelijk om opnamen op afstand te maken en het elektrische signaal door de telefoonlijn naar de studio waar de platen werden gemaakt. Luister naar de vijf fragmenten uit een live-uitvoering van ‘Mefistofele’ van Boito van 31 mei 1926 uit Covent Garden (CD8), de drie fragmenten uit een live-uitvoering van ‘Mozart en Salieri’ van Rimski-Kosakov van 11 oktober 1927 uit de Royal Albert Hall (CD9). De partij van Mozart hoort men slechts kort door de Russisch Joodse tenor Theodore Ritch, die in 1943 in Frankrijk werd gearresteerd en waarschijnlijk op transport naar een vernietigingskamp in Polen stierf.
Verder de acht fragmenten uit een live-uitvoering van ‘Faust’ van Gounod van 22 juni 1928 uit Covent Garden (helaas over CD9 en CD10 verspreid) en de tien fragmenten uit een live-uitvoering van ‘Boris Godoenov’ van Moessorgsky van 4 juli 1928 uit Covent Garden met Margherita Carosio, Irene Minghini-Cattaneo en Angelo Bada in het Italiaans (CD10).
‘Feodor Chaliapin; The Complete Recordings’ is een nieuw hoogtepunt in de catalogus van Marston Records. De prachtige box wordt begeleid door een weelderig, hardcover boekwerk van 324 pagina’s met uiterst bijzondere foto’s. Het boek bevat tevens vertalingen van alle Russische aria’s en liederen en essays over Chaliapin van Michael Scott, Michael Aspinall en Ivor Newton. Het perfecte cadeau voor de operaliefhebber!
Marston Records 51301-2 (13CDs)
4.
Solomon Rosowsky (1878-1962) was één van de oprichters van het Genootschap voor Joodse Muziek in St. Petersburg. Hij was de zoon van een prominente cantor en was een vooraanstaand onderzoeker van synagogale muziek. Kamermuziek van Rosowsky is nu verschenen op de CD ‘Chamber Music and Yiddish Songs’. Het is het vierde deel in de serie ‘Russian Jewish Classics’ van het label Toccata Classics na eerdere albums met muziek van Joel Engel, Joachim Stutschewsky en Leo Zeitlin.
De opnamen voor de nieuwe uitgave werden gemaakt tussen 5 juni 2011 en 8 juli 2015 in de Rodef Shalom Congregation en de Kresge Recital Hall van de Carnegie Mellon University in Pittsburgh. Ze demonstreren oude en moderne invloeden op de vocale en instrumentale kamermuziek van Rosowsky. Luister naar de ‘Drie Jiddische Liederen’. In het centrale lied kleurt de mezzosopraan Rachel Calloway het wiegenlied ‘A Viglid’ Op. 4 No. 2 nostalgisch met haar gepeperde timbre. Dit lied wordt omringd door de twee kleine volksliedjes “Lomir zikh iberbetn” en “Ikh bin a bal-agole” beide uit 1914. Pianiste Natasha Snitkovsky begeleidt stemmig.
Een ander wiegenlied ‘Viglid No. 2 (“Ale-lulu”)’ wordt teder gezongen door de sopraan Sari Gruber en de pianist Luz Manríquez ondersteunt sfeervol. Calloway keert terug in het vierde deel van de ‘Suite from Jacob and Rachel’ voor stem, piano vierhandig, fluit en percussie uit 1927. In deze vocalise “Leah’s Lament and the Brothers’ Entertainment” voel je haar weeklagen over Jacobs huwelijk met haar jongere zus Rachel.
Het vocale repertoire op de CD wordt nog aangevuld met de kamermuziek ‘Rhapsodie; Récitatif et Danse Hassidique’ voor cello en piano (1934), ‘An der Wiege’ voor viool en piano (1924), ‘Fantastic Dance, Op. 6’ voor viool, cello en piano en ‘Three Pieces, Op. 8’. De musici van het Pittsburgh Jewish Music Festival – opgericht in 2004 – vieren de rijkdom en gevarieerde erfenis van het Joodse traditie. Een prachtige CD!
Toccata Classics TOCC 0479(1CD)
5.
De Duitse mezzosopraan Christa Ludwig werd op 16 maart 2018 negentig jaar. Zij groeide in Berlijn op in een muzikaal gezin en maakte al op 18-jarige leeftijd haar operadebuut bij de Oper Frankfurt als Prinz Orlowsky in ‘Die Fledermaus’. Tot haar afscheid op 14 december 1994 in de Wiener Staatsoper als Klytämnestra in ‘Elektra’ zou zij alle grote rollen van het mezzorepertoire van Mozart, Wagner en Richard Strauss zingen. Maar Ludwig was ook een belangrijke liederenzangeres. Alle liederenrecitals die zij in de Londense EMI-studio’s opnam zijn nu op ‘The Complete Recitals on Warner Classics’ in een box met 11 CDs uitgebracht.
CD1 bevat Ludwigs oudste recitalopname voor EMI, waarbij de 29-jarige mezzo tussen 11 en 20 november 1957 liederen van Schubert, Brahms, Wolf, Richard Strauss en Mahler opnam met Gerald Moore aan de piano. “Um Mitternacht” van Wolf en een ontspannen “Im Frühling” plus “Dithyrambe” van Schubert werden nooit eerder uitgebracht, wellicht vanwege ruimtegebrek op de LPs of vanwege repertoire-overwegingen. CD2 bevat negen liederen uit ‘Das Knaben Wunderhorn’ en drie ‘Rückert-Lieder’ van Mahler, die zij in mei en juni 1959 opnam, opnieuw met Gerald Moore. Buitengewoon spiegelt de tekstinhoud zich in de stemkleur en uitspraak van Christa Ludwig.
Ook CD3 bevat opnamen uit mei en juni 1959 met Moore. ‘Frauenliebe und -Leben’ van Schumann wordt gezongen alsof Ludwig een herinnering uit oude dagen ophaalt – zoals Lotte Lehmann over de cyclus zei – maar de ‘Zigeunerlieder’ van Brahms vlammen nog niet echt. De vijf aanvullende Brahms-liederen zijn evenwel prachtig. Voor het ‘Schubert Recital’ (CD4) werd Ludwig tussen 1961 en 1966 begeleid door pianist Geoffrey Parsons. Vijf liederen van deze CD verschenen nog niet eerder en als je ze beluistert begrijpt je echt niet waarom, zo prachtig.
‘A Most Unusual Song Recital’ (CD5) presenteert Ludwig in opnamen uit 1965 met haar toenmalige echtgenoot Walter Berry en Gerald Moore. Hierop twee duetten: het kattenduet van Rossini en “Sound the trumpet!” van Purcell. Tevens “Che farò” van Gluck met orkest uit 1962 – hier voor het eerst op CD – en “Stille Nacht, heilige Nacht” met kinderkoor uit 1966, hier überhaupt voor het eerst uitgebracht. Parsonas begeleidt Ludwig op CD6 opnieuw in het recital ‘The Shepherd On The Rock’ uit 1965/1966. Interessant haar te horen in de ‘Trois Chansons Madécasses’ van Ravel met piano, fluit en cello, “Une flûte invisible” van Saint-Saëns met fluit en twee uiterst melancholisch vertolkte liederen van Rachmaninov.
Ludwig nam tussen 31 maart en 2 april 1969 met Parsons 23 liederen van Brahms op (CD7) en in mei 1972 stond zij in het Konzerthaus van Wenen met ‘An Evening of Brahms Songs’ met aan de piano de unieke Leonard Bernstein (CD8). De live-opname werd tot nu toe slechts in Japan aangeboden en bevat 18 Brahms-liederen. Luister naar de vurige ‘Zigeunerlieder’, wat een verschil met CD3! Samen met de overige tien liederen van dit recital maakt deze CD alleen al de box dubbel en dwars waard.
Op CD9 de beroemde studio-opnamen uit 1958 van de ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’ en ‘Kindertotenlieder’ van Mahler – ooit moest Ludwig bij een uitvoering huilend het podium verlaten bij “Wenn dein Mütterlein” – aangevuld met het nooit eerder uitgebrachte “Im Treibhaus” uit de Wesendonck-Lieder van Wagner van dezelfde opnamesessie. Op CD10 de bekende 1962/1964 opnamen onder leiding van Otto Klemperer van de ‘Wesendock-Lieder’ en “Mild und Leise” uit ‘Tristan und Isolde’ van Wagner, Brahms’ ‘Alt-Rhapsodie’ en de ‘Fünf Lieder’ van Mahler. Bijzondere aanvulling is Max Regers orkestlied “An die Hoffnung’ van elf minuten, dat Ludwig in 1966 met Charles Mackerras opnam en hier voor het eerst verschijnt! Zij had het lied overigens in 1955 ook al onder leiding van Carl Schuricht op de plaat gezet.
CD11 bevat de wereldberoemde studio-registratie van ‘Das Lied von der Erde’ onder leiding van Klemperer, waarvan Ludwig haar partij in 1966 – en Fritz Wunderlich zijn partij in 1964 – opnam. De CD bevat tot slot drie nooit eerder uitgebrachte liefdesliederen uit de ‘Sieben frühe Lieder’ van Berg uit 1968 onder leiding van Mackerras, met vervoering en grote expansieve bogen door Ludwig vertolkt.
Vreemd genoeg bevat de box nauwelijks liederen van Ludwigs favoriete componist Hugo Wolf. Op de elf CD-enveloppen zijn fraai de originele LP hoezen afdrukt. In het CD-boekje de trackindeling (die evenwel ook op de enveloppen staat), een onbeduidend verhaal over Ludwig van George Hall en een interviewtje met Ludwig van Thomas Voigt. Een collector’s item van een unieke zangeres!
Warner Classics 0190295690205 (11CDs)
6.
Na het successen van de CDs ‘The Sea’ (2012) en ‘Reves d’Espagne’ (2015) verscheen in 2018 van de Nederlandse bariton Henk Neven een nieuwe CD met Russisch repertoire. ‘With Love From Russia’ werd tussen 4 en 7 september 2017 in De Doelen te Rotterdam opgenomen met Nevens vaste begeleider pianist Hans Eijsackers en Nevens broer en cellist Jan Bastiaan Neven. Van vijf Russische componisten werden 15 liederen geselecteerd. Vijf daarvan werden opgenomen in de originele versie van de componisten zelf en de overige tien werden door Eijsackers en Jan Bastiaan Neven bewerkt voor het trio.
De CD opent met vier ongecompliceerde liederen van Glinka. Luister naar het bekende “Doubt” – de liederen krijgen op de CD een Engelse titel – door Neven intens gezongen. De liederen van Aleksandr Dargomyzjski hebben een grotere uitdrukkingskracht. Luister naar het expressieve “I am sad”, dat Neven doordringend vertolkt. Van Rachmaninov zingt Neven met veel melancholie het bekende “Do not sing, my beauty, in front of me”. Alle drie liederen van Borodin op deze CD zijn oorspronkelijk voor stem, cello en piano geschreven en Neven brengt ze met charme. Van de ruim 100 liederen van Tsjaikovsky laat het trio drie horen, geladen en bewogen vertolkt door de Nederlandse bariton.
Het CD-boekje bevat een essay van John Leman Riley en de Engelse vertaling van de Russische teksten. De CD wordt aangevuld met een Gopak en Prelude van Rachmaninov voor solopiano en het “Morceaux de fantaisie” van Rachmaninov en vijf fragmenten uit het ballet ‘Chout’ van Prokofiev voor cello en piano. Jan Bastiaan Neven maakt indruk door zijn prachtige frasering en eloquentie op cello en Hans Eijsackers toont een goed gevoel voor de Russische klankwereld; samen met het eerlijke geluid van Henk Neven een voortreffelijk op elkaar afgestemd trio.
Onyx 4193 (1CD)
7.
De Franse dirigent Christophe Rousset zette zijn serie opnamen van opera’s van Jean-Baptiste Lully (1632-1688) – na ‘Roland’, ‘Amadis’, ‘Bellérophon’, ‘Phaéton’ en ‘Armide’ – in 2018 voort met een registratie van diens ‘Alceste’. ‘Alceste, ou Le triomphe d’Alcide’ is de tweede van dertien tragédies en musique van Lully. De opera werd aangeboden aan Lodewijk de XIV vanwege diens verovering van het Vrijgraafschap Bourgondië in de Frans-Spaanse oorlogen en de wereldpremière vond plaats op 19 januari 1674 in het Théâtre du Palais-Royal van de Parijs. Het Franstalige libretto is – net als bijna alle andere libretti van Lully – geschreven door Philippe Quinault. Hij baseerde het verhaal op ‘Alkestis’ van Euripides en nam nogal wat vrijheden met de vertelling. Quinault introduceerde in het relaas over de zelfopoffering van Alceste om haar verwonde echtgenoot koning Admète van de dood te redden onder andere een driehoeksverhouding waarin Alcide (Hercules) om de aandacht van Alceste wedijvert. De diversiteit aan verhalen werd door Lully aangewend om declamerende recitatieven af te wisselen met de “airs de cour”. De laatste studio-opname van ‘Alceste’ dateert van veertig jaren geleden, dus een overbodige luxe was de nieuwe opname – gemaakt tussen 13 en 16 januari 2017 in de Salle Gaveau van Parijs – niet. De bezetting is vlekkeloos. De titelrol wordt gezongen door de Nederlandse sopraan Judith van Wanroij, een ontroerende Alceste, begripvol, empatisch en warm. Haar echtgenoot koning Admète wordt waardig vertolkt door de Zwitserse tenor Emiliano Gonzalez-Toro, een andere favoriet van Rousset. Luister naar zijn aangrijpende scène in de derde akte bij het ervaren van de zelfdoding van Alceste. Ook tot vaste crew van Rousset behoort de Franse bas-bariton Edwin Crossley-Mercer, die met kleurrijke stem een gevoelige en toch gezaghebbende Alcide portretteert. Een ontdekking is de Franse mezzosopraan Ambroisine Bré als Céphise, die de rol met egale en flexibel stem zowel charmant als gevoelvol overbrengt. Indruk maken ook de getalenteerde Amerikaanse bas-bariton Douglas Williams als koning Lycomède en de Franse bariton Étienne Bazola als de vertrouweling Straton. Het Chœur de Chambre de Namur geeft uitstekend portretteringen van de vele, diverse koorpartijen. Les Talens Lyriques speelt onder leiding van dirigent en klavecimbelist Christophe Rousset nooit echt temperamentvol, maar altijd sierlijk, puntig en met ijver. Een welkome uitbreiding van de discografie van Lully.
Aparte Music AP164 (2CDs)
8.
Het vocaal sextet proMODERN is het enige vocaalensemble van Polen dat zich heeft gespecialiseerd in hedendaagse muziek. De leden Łucja Szablewska, Ewa Puchalska, Ewelina Rzezińska, Andrzej Marusiak, Krzysztof Chalimoniuk en Piotr Pieron hebben in hun nu 5-jarig bestaan reeds 28 premières gegeven. Het nieuwste project van het ensemble heet ‘proMODERN Shakespired’. Tien Poolse componisten werden uitgenodigd om muziek te componeren bij 18 van de 154 sonnetten van William Shakespeare en de werken werden tussen mei en oktober 2017 opgenomen in de kerk Kościół Nawiedzenia Najświętszej Marii Panny van Warschau.
De componisten vertegenwoordigen verschillende stijlen en een breed scala aan benaderingen. De eerste twee sonnetten die Shakespeare schreef, werden getoonzet door Krzesimir Dębski (1953). Hij componeert toegankelijke muziek en benadert het distichon van sonnet 1 met een fraaie climax. Vervolgens heeft Dębski het thema van de opgebrande jongeman in sonnet 2 homogeen en uniform getoonzet en het distichon hier maakt hij vanwege de antimetrie ritmisch spannend.
Włodek Pawlik (1958) toonzette de enige van de vier “enstrangement” sonnetten van Shakespeare van deze CD. In het sonnet 33 wordt de liefde voor een jongeman gevuld met verrassende jazzy harmonieën. Krzysztof Herdzin (1970) componeerde muziek bij de sonnetten 18, 25 en 59 en ook zijn muziek is opvallend toegankelijk en metrisch. Het bekende hartstochtelijke liefdesverklaring “Shall I compare thee to a summer’s day?” over de vergankelijkheid van aardse schoonheid en de eeuwigheid van de poëzie krijgt van Herdzin hemelse klanken.
Tomasz Opałka (1983) maakt het sonnet 128 vol erotisch insinuaties en expliciet seksueel van toon. Sonnet 20 is één van de meest besproken sonnetten van Shakespeare vanwege de vragen die het oproept over de aard van diens seksualiteit. Dariusz Przybylski (1984) is de jongste componist op deze CD en schreef er een verrassend prikkelende compositie bij. Maciej Zieliński (1971) schreef een introspectieve compositie op het overdenkende sonnet 73 over het thema van het oude dag. Paweł Łukaszewski (1968) is bekend vanwege zijn koormuziek en zijn composities van sonnetten 27 en 60 zijn verfrissend anti-modern.
Miłosz Bembinow (1978) drukt in de sonnetten 129, 144 en 151 fraai de tweespalt, het schuldgevoel en de seksuele melancholie uit. De Britse Grammy award-winner componist Philip Lawson (1957) is een “special guest” op deze CD en bezingt in sonnet 104 de tijd als dief van schoonheid en jeugd. Andrzej Borzym Jr. (1979) besluit de CD ingetogen. Hij bezingt in sonnet 57 de dichter als slaaf van zijn geliefde met een belangrijke rol voor de spreker, staat in sonnet 41 stil bij het verraad van zijn geliefde (m) die met zijn minnares slaapt en focust in sonnet 71 op het ouder worden en naderende dood in relatie tot zijn jongere geliefde.
‘proMODERN Shakespired’ toont het enorme muzikale leven in Polen aan de hand van de zinnenprikkelende sonnetten van Shakespeare. Het project combineert zo de 16e-eeuwse dichtkunst met hedendaagse muziek en de nieuwe lezingen van Shakespeares sonnetten door hedendaagse Poolse componisten brengen de gedichten in de wereld van de huidige luisteraar. Het sextet proMODERN zingt de composities uiterst minutieus, doorschijnend en diepgevoeld. CD-boekje geeft helaas geen informatie over de componisten of sonnetten, maar bevat wel de Engelse teksten met Poolse vertaling.
Warner Classics 01902 9 57280 5 2 (1CD)
9.
De Duitse dichtkunst heeft sinds de 18e eeuw al invloed ondervonden van het Verre Oosten. Oosterse gedichten – voornamelijk uit Perzië en China – werden vooral aan het begin van de 20e eeuw populair en Duitse vertalingen ervan door onder anderen Hans Bethge hadden grote aantrekkingskracht op componisten. Liederen op oriëntaalse gedichten van zes 20e-eeuwse componisten zijn door de Engelse bariton Simon Wallfisch en pianist Edward Rushton tussen 19 en 21 mei 2017 voor de CD ‘Gesänge des Orients’ opgenomen in het Britse landhuis Wyastone Leys bij Gloucester.
De CD opent met de vier liederen uit ‘Liederbuch des Hafis’ van Viktor Ullmann uit 1940. De componist voltooide deze liederen op gedichten van de Perzische schrijver Hafez in een vertaling van Bethge in 1940, voordat Ullmann in 1942 naar Theresienstadt werd gedeporteerd en in 1944 in Auschwitz werd vermoord. In de cyclus schetst Wallfisch goed de bedwelmende ervaring van de liefde met een weelderige lading. De ‘Acht Hafis-Lieder’ op vertaling van Bethge schreef de componist Gottfried von Einem – die in de oorlog diverse Joodse collegae had geholpen – kort na de Tweede Wereldoorlog. De bondige miniatuurtjes zijn verschoond van expressie en kenmerkend voor de starheid van die periode. Daarna de ‘Zwei chinesische Lieder’, die Ullmann in 1943 schreef in Theresienstadt en contrasteren met zijn ‘Liederbuch des Hafis’ door hun gelatenheid. Wallfisch vertolkt de vermoeidheid diep ontroerend en Rushton begeleid met wanhopig dissonanten. Ook in Theresienstadt componeerde Pavel Haas de cyclus ‘Čtyři Písně Na Slova Čínské Poezie’ in 1944, een paar maanden voordat hij op 45-jarige leeftijd in Auschwitz werd vermoord. Wallfisch zingt in het Tsjechisch en verklinkt de eenzaamheid, het verlies en de heimwee met wanhopige, sombere en dromerige stem.
Vervolgens de ‘Fünf Lieder aus dem Chinesischen’ van Von Einem uit 1948 op vertaling van Bethge, op zich niet erg onderscheidend van zijn eerdere ‘Acht Hafis-Lieder’. De drie ‘Čínské Písně’ van Haas uit 1919 dateren uit diens vroege periode, in contrast met de ‘Čtyři Písně Na Slova Čínské Poezie’. Meer dan eens komt Debussy om de hoek kijken en Wallfisch zingt de liederen beeldend met fraaie licht/donker schakeringen. De twee ‘Lieder aus dem Fremde’ van Egon Wellesz uit 1913 op vertaling van Bethge zijn harmonisch gewaagd en Wallfisch vertolkt ze met fraaie tekstuitbeelding. De drie contrasterende liederen uit ‘Gesänge des Orients’ van Richard Strauss uit 1928 op vertaling van Bethge zijn typerend voor diens liedoeuvre. Wallfish toont zich thuis in het grote gebaar en Rushton weet raad met de uitdagende pianopartij van orkestrale proporties. Het is gewaagd de klankwereld van Richard Strauss naast die van de ‘Entartete’ componisten te plaatsen en de CD toont dat deze laatsten zeker niet ondergeschikt zijn aan de Beierse componist. Ten slotte twee van de ‘Five Songs’ (1917-1921) van Hans Gál op vertaling van Bethge. De beeldschone liederen laten zich goed voegen bij de laatromantische stijl van Strauss.
‘Gesänge des Orients’ is een interessante CD die de fascinatie voor de Perzische en Chinese gedichten in de liedkunst toont. Simon Wallfisch presenteert zich als een uitstekende liedzanger. Zijn bariton is gaaf, zijn Duits perfect en zijn expressie groot. In Edward Rushton vindt hij een uitstekende begeleider. De musici maken met de CD een pleidooi om het enigszins kunstmatige genre ‘Entartete’ op te heffen en de verschillende talenten ervan te integreren in andere stijlen. Het CD-boekje bevat een sympathiek essay van de bariton, de liedteksten slechts in de Engelse vertaling, informatie over het repertoire door Erik Levi, maar geen biografieën van de uitvoerenden. De liederen van de cycli zijn helaas samengevat in slechts één of twee tracks.
Nimbus Records NI 5971 (1CD)
10.
De Franse bariton Stéphane Degout nam in december 2016 in de Église Notre-Dame du Liban van Parijs de CD ‘Enfers’ op met muziek van Jean-Philippe Rameau en Christoph Willibald von Gluck. Het programma van de CD werd opgesteld in de vorm van een dodenmis en ingedeeld in de zes delen ‘Introït’, ‘Kyrie’, Graduel’, ‘Séquence’, ‘Offertoire’ en ‘Communion & In Paradisum’.
Maar ‘Enfers’ bevat ook een verhaal en de tragédien nodigt je uit in de onderwereld, die zo’n belangrijke rol speelt in de opera’s van Rameau en Gluck. In deze denkbeeldige herbeleving van een requiem worden oratoria en opera gefuseerd en onthult Degout enkele bijzondere fragmenten uit het lyrische repertoire van de wereld van de verlichting. Zo zingt hij van Rameau elf fragmenten uit ‘Zoroastre’, ‘Dardanus’, ‘Hippolyte et Aricie’ en het ‘Messe de Requiem’ en van Gluck twee scènes uit ‘Iphigénie en Tauride’ en ‘Armide’. Het is het repertoire van de Franse tragédien Henri Larrivée, die de partijen zong in de hernemingen van de opera’s van Rameau en de wereldpremières van Gluck.
Degout presenteert het repertoire met theatrale visie en laat de luisteraar niet los uit de onderwereld. Zijn heerlijke dictie en prachtige timbre zijn bijna ouderwets, in de goede zin van het woord. In zijn tocht tussen het wereldlijke en het heilige, tussen duisternis en licht wordt hij bijgestaan door zeven solisten en het uitstekende koor en orkest Pygmalion onder nauwkeurige leiding van dirigent Raphaël Pichon. Het CD-boekje bevat essay’s van Eddy Garaudel en Xavier Bisaro, een handige synopsis bij het repertoire en alle Franse teksten met Engelse vertaling. Een begrafenisepos dat bezielt!
Harmonia Mundi HMM 902288 (1CD)