***** De Duitse dichtkunst heeft sinds de 18e eeuw al invloed ondervonden van het Verre Oosten. Oosterse gedichten – voornamelijk uit Perzië en China – werden vooral aan het begin van de 20e eeuw populair en Duitse vertalingen ervan door onder anderen Hans Bethge hadden grote aantrekkingskracht op componisten. Liederen op oriëntaalse gedichten van zes 20e-eeuwse componisten zijn door de Engelse bariton Simon Wallfisch en pianist Edward Rushton tussen 19 en 21 mei 2017 voor de CD ‘Gesänge des Orients’ opgenomen in het Britse landhuis Wyastone Leys bij Gloucester.
De CD opent met de vier liederen uit ‘Liederbuch des Hafis’ van Viktor Ullmann uit 1940. De componist voltooide deze liederen op gedichten van de Perzische schrijver Hafez in een vertaling van Bethge in 1940, voordat Ullmann in 1942 naar Theresienstadt werd gedeporteerd en in 1944 in Auschwitz werd vermoord. In de cyclus schetst Wallfisch goed de bedwelmende ervaring van de liefde met een weelderige lading. De ‘Acht Hafis-Lieder’ op vertaling van Bethge schreef de componist Gottfried von Einem – die in de oorlog diverse Joodse collegae had geholpen – kort na de Tweede Wereldoorlog. De bondige miniatuurtjes zijn verschoond van expressie en kenmerkend voor de starheid van die periode. Daarna de ‘Zwei chinesische Lieder’, die Ullmann in 1943 schreef in Theresienstadt en contrasteren met zijn ‘Liederbuch des Hafis’ door hun gelatenheid. Wallfisch vertolkt de vermoeidheid diep ontroerend en Rushton begeleid met wanhopig dissonanten. Ook in Theresienstadt componeerde Pavel Haas de cyclus ‘Čtyři Písně Na Slova Čínské Poezie’ in 1944, een paar maanden voordat hij op 45-jarige leeftijd in Auschwitz werd vermoord. Wallfisch zingt in het Tsjechisch en verklinkt de eenzaamheid, het verlies en de heimwee met wanhopige, sombere en dromerige stem.
Vervolgens de ‘Fünf Lieder aus dem Chinesischen’ van Von Einem uit 1948 op vertaling van Bethge, op zich niet erg onderscheidend van zijn eerdere ‘Acht Hafis-Lieder’. De drie ‘Čínské Písně’ van Haas uit 1919 dateren uit diens vroege periode, in contrast met de ‘Čtyři Písně Na Slova Čínské Poezie’. Meer dan eens komt Debussy om de hoek kijken en Wallfisch zingt de liederen beeldend met fraaie licht/donker schakeringen. De twee ‘Lieder aus dem Fremde’ van Egon Wellesz uit 1913 op vertaling van Bethge zijn harmonisch gewaagd en Wallfisch vertolkt ze met fraaie tekstuitbeelding. De drie contrasterende liederen uit ‘Gesänge des Orients’ van Richard Strauss uit 1928 op vertaling van Bethge zijn typerend voor diens liedoeuvre. Wallfish toont zich thuis in het grote gebaar en Rushton weet raad met de uitdagende pianopartij van orkestrale proporties. Het is gewaagd de klankwereld van Richard Strauss naast die van de ‘Entartete’ componisten te plaatsen en de CD toont dat deze laatsten zeker niet ondergeschikt zijn aan de Beierse componist. Ten slotte twee van de ‘Five Songs’ (1917-1921) van Hans Gál op vertaling van Bethge. De beeldschone liederen laten zich goed voegen bij de laatromantische stijl van Strauss.
‘Gesänge des Orients’ is een interessante CD die de fascinatie voor de Perzische en Chinese gedichten in de liedkunst toont. Simon Wallfisch presenteert zich als een uitstekende liedzanger. Zijn bariton is gaaf, zijn Duits perfect en zijn expressie groot. In Edward Rushton vindt hij een uitstekende begeleider. De musici maken met de CD een pleidooi om het enigszins kunstmatige genre ‘Entartete’ op te heffen en de verschillende talenten ervan te integreren in andere stijlen. Het CD-boekje bevat een sympathiek essay van de bariton, de liedteksten slechts in de Engelse vertaling, informatie over het repertoire door Erik Levi, maar geen biografieën van de uitvoerenden. De liederen van de cycli zijn helaas samengevat in slechts één of twee tracks.
Nimbus Records NI 5971 (1CD)
***** Van de opera ‘Doctor Atomic’ van de Amerikaanse componist John Adams (1947) bracht OpusArte al eerder de Amsterdamse herneming van 2007 op DVD uit en nu is op CD een studio-uitgave van de opera verschenen. De opnamen werden gemaakt tussen 18 en 25 april 2017 in de BBC Maida Vale Studios en het Barbican Centre in Londen. ‘Doctor Atomic’ sloeg bij de wereldpremière op 1 oktober 2005 in San Francisco reeds in als een bom. De opera beschrijft de spanning op de testplaats Los Alamos drie weken voor de eerste test van de atoombom in 1945 tot de dag van detonatie. Het libretto van Peter Sellars is onderhoudend en de personages zijn helder geschilderd. De tweede akte bevat momenten die de vaart van het stuk terugnemen, maar naar de detonatie van de bom wordt met dramatische spanning toegewerkt.
Op deze studio-opname is alleen Gerald Finley nog over van de bezetting van de wereldpremière. Hij schetst opnieuw op overtuigende wijze het groeiende zelfbewustzijn van Oppenheimer, in het libretto van het CD-boekje nu Oppie genoemd. Aan het einde van de eerste akte zingt hij de prachtige neobarok aria “Batter my heart” op een sonnet van John Donne – door dit gedicht noemde Oppenheimer de testplaats Trinity = drie-eenheid – met Adams’ voorliefde voor melismatische zang, die uitgroeit tot een moment van pure vervoering. De mezzosopraan Julia Bullock is de alcoholiste Kitty Oppenheimer, een rol oorspronkelijk geschreven voor de overleden Lorraine Hunt Lieberson. Bullocks benadert de partij meer met klassieke stemvoering dan Jessica Rivera in Amsterdam, maar zorgt toch voor goede verstaanbaarheid. De bulderende bas van Aubrey Allicock biedt humor als General Groves en Marcus Farnsworth leent zijn flexibele bariton voor de meteoroloog Hubbard.
John Adams zelf leidt energiek de goed articulerende BBC Singers en het BBC Symphony Orchestra. Indrukwekkend de bonzende ostinati en repeterende toonladders, die goed geïntegreerd zijn in het geheel. Het palet is opmerkelijk kleurrijk en onderdeel van een organische eenheid. De kloppende motieven in de finales van de beide akten zijn fysiek voelbaar. Er zijn kleine veranderingen aan de versie van de wereldpremière aangebracht, zoals in de tweede scène van de eerste akte tussen Kitty en Oppenheimer en in de finale van de opera. Ook op CD is ‘Doctor Atomic’ een indrukwekkende opera!
Nonesuch 566773-2 (2CDs)
***** In de 17e eeuw werden opera’s voorafgegaan door prologen die meestal niet veel te maken hadden met de opera zelf. Ze zijn te beschouwen als een soort amuse, een voorgerecht dat een losstaand, integraal werk op zich is. Nu eens werd de geboorte van een troonopvolger gevierd, dan weer gewoon de weersomstandigheden. De hoofdfiguur was soms een mythologisch figuur en af en toe een zinnebeeldig personage. Het publiek werd gebruikt als spiegel in een verhaal over een gebeurtenis of geschiedenis. Elf van deze prologen van acht 17e-eeuwse componisten werden door de Italiaanse sopraan Francesca Aspromonte tussen 19 en 22 december 2016 in het Teatro delle Voci in Treviso voor haar eerste CD ‘Prologue’ opgenomen.
Het album opent met de proloog tot ‘L’Orfeo’ van Claudio Monteverdi, waarin La Musica de heersende familie Gonzaga van Mantua aanspreekt, de opera uitlegt en om stilte vraagt. Een ander zinnebeeldig figuur is de Tragedia in de proloog tot ‘L’Euridice’ van Giulio Caccini. Zij laat weten zich als treurspel af te wenden vanwege het vreugdevolle huwelijk van de koning van Frankrijk, waarvoor de opera bedoeld was. In de proloog tot ‘La Didone’ van Francesco Cavalli waarschuwt Iris – de boodschapster van de goden – om de goden niet te ergeren. Iris treedt daarna opnieuw op in de proloog tot ‘L’Eritrea’ van Cavalli en vraagt de wind om de zee te bedaren, die in de eerste scène van de opera raast. Het zinnebeeld van Rome prijst vervolgens zijn stad in de proloog tot het oratorium ‘Il Sant’Alessio’ van Stefano Landi voor de herneming van dit werk in Rome. Het is de enige proloog tot een oratorium op deze CD. Van de proloog tot ‘Il Palazzo Incantato’ van Luigi Rossi zingt Aspromonte slechts het begin, waarin La Pittura zich richt tot de golven, die zij voor het decor schildert. Ook de partij van het koor der golven vertolkt de sopraan zelf met haar zilveren geluid.
L’Armonia verklaart in de proloog tot ‘L’Ormindo’ van Cavalli dat zij haar thuis in Venetië heeft gevonden en Aspromonte onderbouwt dit in de finale van de proloog met flamboyante coloraturen. Heel toepasselijk de proloog tot ‘Il Pomo d’Oro’ van Pietro Antonio Cesti, waarin Oostenrijk geroemd wordt naar aanleiding van het huwelijk van Keizer Leopold I met de Spaanse prinses Margarita Teresa. Halverwege het fragment draait een technicus helaas aan de knoppen… De proloog tot ‘La Pace Incatenata’ van Stradella behoort niet tot een opera, maar is onderdeel van een rij prologen die Stradella waarschijnlijk voor opera’s van andere componisten schreef. En ook Venus in de proloog tot ‘Gli Equivoci In Amore’ van Allesandro Scarlatti, waarmee de CD besluit, introduceert het toneelbeeld van de opera.
‘Prologue’ is een uiterst origineel concept. Elk fragment op de CD is een verhaaltje op zich, als een nieuwe begroeting. Enthousiast vertolken Francesca Aspromonte en het ensemble il pomo d’oro onder leiding van de violist Enrico Onofri de werkjes vol energie.
Pentatone PTC 5186 646 (1CD)
***** Altijd al lieten kunstenaars zich door wandelingen inspireren. Of het in de stad was, op het land of in de bergen; het flaneren en het rondslenteren is voor hen niet slechts een weldadig tijdverdrijf, maar schijnt onontbeerlijk voor het eigen nadenken. Ook in het liedoeuvre van Franz Schubert (1797-1828) neemt het wandelen en het dwalen een belangrijke plaats in. De liederen van de Weense componist gaan nu eens over het romantische wandelen, dan weer over de weg naar de geliefde en somtijds de reis naar het hiernamaals, de dood.
Vijftien Schubert-liederen met deze thema’s namen de Italiaanse bariton Andrè Schuen en de Duitse pianist Daniel Heide in oktober 2016 op in de Dianasaal van Schloss Engers in de Duitse plaats Neuwied voor hun CD ‘Wanderer’. Het dromerig dwalen in “Der Wanderer”, de terugreis naar de beminde in “Auf der Bruck”, het verlangen naar de dood in “Totengräbers Heimweh” en de gejaagde tocht naar de aanbedene in “Willkommen und Abschied”. Andrè Schuen komt uit Zuid-Tirool en zingt in vloeiend Duits. Ongelooflijk zoveel kleuren in zijn bariton, zijn uitstekende technische controle tijdens dynamische variaties en zijn open geluid. Luister naar de intimiteit in “Im Abendrot”! Daniel Heide begeleidt hem al tien jaren en speelt met hartstocht. Een ideaal paar! Het CD-boekje bevat een interview met de musici en hun biografieën, maar helaas geen liedteksten en verdere informatie over de liederen.
Avi-Music 8553373 (1CD)
*** De Koningin Elisabethwedstrijd 2018 was de negende editie van het concours voor zang en vond plaats tussen 1 en 12 mei 2018. Het was de eerste editie van de Koningin Elisabethwedstrijd in een nieuw format van minder dan twee weken. Na de halve finale werden er 12 kandidaten geselecteerd voor de finale. Zij gaven in de finale een optreden met drie tot zes werken naar keuze uit de door de wedstrijdjury samengestelde repertoriumlijst. De finalisten werden hiervoor verdeeld over drie avonden van telkens vier optredens. Van die optredens is een CD-uitgave samengesteld met opnamen.
De eerste prijs van € 25.000 ging naar de 27-jarige, Duitse bariton Samuel Hasselhorn, die op deze uitgave in zeven liederen en een fragment uit ‘Elias’ van Mendelssohn te horen is. In “Erlkönig” demonstreert de natuurstem Hasselhorn zijn grote palet aan kleuren. “O Tod, wie bitter bist du” van Brahms wordt helaas veel te snel uitgevoerd, alsof het een vrolijke melodie is. Niet altijd ook wordt de stem lichamelijke goed gesteund en de hoogte is gewaagd breed voor een jonge zanger. Betere zangers waren er in de finale echter niet.
De tweede prijs van € 20.000 ging naar de 30-jarige, Franse mezzo Eva Zaïcik. De stem is lyrisch en “Cruda sorte” en de aria van Pauline uit ‘Schoppenvrouw’ zijn voldoende tot goed. Derde prijs van € 17.000 ging naar Ao Li. De 30-jarige, Chinese bas heeft een kernachtig geluid en het is allemaal hard en breed. De vierde prijs van € 12.500 ging naar de 27-jarige, Spaanse sopraan Rocío Pérez en haar Lakmé en Gilda zijn gemiddeld tot voldoende. De vijfde prijs van € 10.000 ging naar de 30-jarige, Franse Héloïse Mas, die opvalt met een indrukwekkende vertolking van “Oh mio Fernando” uit ‘La Favorita’. De stem klinkt soms nog opgesloten en haar Italiaanse uitspraak vraagt om bijles. De zesde prijs van € 8.000 en de Prix Musiq’3 van € 2.500 gingen naar de 27-jarige, Belgisch-Franse sopraan Marianne Croux en de Canvas/Klara-prijs van € 2.500 – gekozen door luisteraars voor hun lievelingskandidaat – ging naarde Belgische sopraan Charlotte Wajnberg, hier met een sympathieke vertolking van “Oh quante volte”.
Ook de overige finalisten, die niet in de prijzen vielen, zijn te horen met ieder één fragment. De 29-jarige, Koreaanse sopraan Sooyeon Lee deed even denken aan Sumi Jo in haar heerlijke vertolking van de aria van Fiakermilli uit ‘Arabella’ met de vele hoge Ds. De overige vier finalisten waren baritons: Amerikaan Alex DeSocio, de Argentijn Germán Enrique Alcántara en de Oekraïners Yuriy Hadzetskyy en Danylo Matviienko. Het Symfonieorkest van de Munt onder leiding van Alain Altinoglu kweet zich uitstekend van de uitdagende taak. Een uitgave als leuke herinnering aan de Koningin Elisabethwedstrijd 2018, maar niet alle opnamen hoeft men nogmaals terug te horen.
QEC2018 (2CDs)