Amerikaanse opera’s in de 21e eeuw (deel 3)
De première van de vierde opera ‘A Flowering Tree’ van De Amerikaanse componist John Adams (1947) was in Wenen in 2006. De afgelopen drie jaar zag de opera verder al het licht in Londen, New York, Amsterdam, Perth, San Francisco en Berlijn. Het dramatisch concept van dit mythologische verhaal is eenvoudig. Het is gebaseerd op een 2000 jaar oud Zuid Indiaans volksverhaal over het meisje Kumudha, die haar arme familie redt door in een gebladerde boom te veranderen. De opera is geïnspireerd door Mozart, met name ‘Die Zauberflöte’. Net als ‘Die Zauberflöte’ is ‘A Flowering Tree’ een verhaal over verlossing door transformatie, van beproeving door vuur en bewustwording van morele beginselen. Het is een boeiende, betoverende en beroerende opera geworden met mystieke muziek. In zijn laatste boek ‘Hallelujah Junction’ schrijft Adams, dat de muziek was gecomponeerd met het befaamde, 120-leden tellende Orquesta Sinfónica Simón Bolivar in gedachte*. De muziek is aantrekkelijk en gedetailleerd. De toon wordt aan het begin gezet als het orkest golvende, herhalende motieven speelt, die doen denken aan Adams minimalistische periode. Maar de gejaagde ritmische patronen worden nooit rechtlijnig en houden je op scherp. Parallelle akkoorden geven de muziek iets mystieks. Het grote orkest is groot met veel koperblazers en slagwerk, die Adams echter verfijnd inzet. Hele gedeelten van de partituur komen over als kamermuziek. Maar Adams kan ook groot uitpakken. In de finale II wordt het hele orkest en koor door Adams ontketend en overlaadt hij Kumudha en de prins met extatische muziek. De hele finale bouwt op naar een climax van onvermijdelijkheid. Meerdere scènes in deze opera tonen aan, dat Adams het in zich heeft met dramatische omvang te componeren. Adams’ naaste collega voor zijn opera’s is altijd regisseur Peter Sellars geweest. Samen met hem schreef Adams het libretto van ‘A Flowering Tree’. Het probleem is dat de opera op bepaalde momenten langdradig wordt, ook al duurt de opera nog geen twee uur. Soms verliest Adams zich in zijn muziek, let hij niet op de dramatische timing en laat hij de muziek zijn gang gaan. Daarnaast ziet het ernaar uit dat Adams een goede librettist als Alice Goodman ontbeert. Goodman – die zich in 2006 bekeerde van het jodendom tot een Anglicaanse priesteres – schreef de libretti voor Adams’ opera’s ‘Nixon in China’ en ‘The Death of Klinghoffer’ met een poetisch libretto en een strakke dramatische timing en levendige dialogen. De CD opname van een live uitvoering in Londen is uitstekend. Er zijn slechts drie solisten in ‘A Flowering Tree’, die op deze opname sterk zingen. De sonore, krachtige bas Eric Owens heeft een perfecte uitspraak voor de Storyteller. Hij laat zijn lange passages zich langzaam en zwaar ontvouwen. De stralende sopraan Jessica Rivera is een pure en breekbare Kumudha met de nodige kleur en expressie. Haar eerste transformatie is een aangrijpende passage. De heldere klaroen van de tenor Russell Thomas is sterk als zowel de jeugdige, impulsieve en met ontzag vervullende prins als in zijn tedere breekbaarheid. Het koor Schola Cantorum de Venezuela zingt in het Spaans en het London Symphony Orchestra speelt scherp, subtiel en weelderig onder leiding van John Adams’ nauwlettende en exacte leiding. (Nonesuch 7559-79965-1)
* John Adams – Hallelujah Junction (New York: Farrar, Straus and Groux, 2008)
Operagezelschappen vinden nieuwe manieren om het publiek te bereiken. De opera ‘The Refuge’ van de componist Christopher Theofanidis is één van de meest ambitieuze, grootschalige en pakkende projecten van de afgelopen jaren. Het ging in première in 2007 en was de 36ste wereldpremière van de Houston Grand Opera (HGO). HGO commissaris Glen Rosenbaum was zo bewogen door het project, dat hij zelf de $50.000 voor de opname van deze CD van de uitverkochte première neertelde. Het werk is een cross-over van dramatisch oratorium en muziektheater. Het verhaal vertelt de achtergrond van een aantal personen afkomstig uit Afrika, Vietnam, Mexico, Pakistan, India, de Sovjet Unie en San Salvador, die geïmmigreerd zijn naar Houston. Het is het eerste operalibretto van de Texaanse schrijfster Leah Lax, wier grootouders geëmigreerd waren uit Oost Europa. Lax had honderden interviews met vluchtelingen en ze gebruikte voor het libretto zoveel mogelijk de eigen woorden van de deelnemers. De verhalen zijn persoonlijk, opwindend en aangrijpend, maar met een hoopvol einde. Ook staat het bewogen libretto humor en vrolijkheid toe. Eerst was dit libretto vervaardigd, waarna de muziek werd gecomponeerd. De muziek van Theofanidis geeft de verhalen contrast. Het is ook de eerste opera voor de Texaan, wiens vader uit Griekenland kwam. Zijn muziek past heel natuurlijke bij de verhalen. Theofanidis absorbeerde de muziek van de verschillende nationaliteiten en incorporeerde instrumenten zoals de sitar uit India, de dan tranh uit Vietnam en het jammeren van de Qawwali zanger. Hij past echter op voor stereotypering en heeft vermeden dat het een lappendeken van etnische muziek van de betrokken culturen werd. De zwevende vocale lijnen, de levendige orkestrale kleuren en bezielende koorpartijen geven dramatiek en expressie aan de partituur. Als dramatisch werk is het wonderwel geslaagd en de muziek is groots, educatief, gevarieerd, kleurrijk, aangrijpend en toegankelijk. In het drama én in de intimiteit is het zeer krachtig. Af en toe lijkt Theofanidis echter zijn muziek in de tekst te willen persen en soms zijn de vocale lijnen daardoor ongemakkelijk. Het werk vraagt om een gigantische bezetting met zes solisten en orkest, koor en kinderkoor plus Qawwali zangers, Afrikaanse en Spaanse koren en etnische instrumenten. Luister naar het zeskoppige solistenensemble als de joodse vluchtelingen uit de voormalige Sovjet Unie. En naar de aria “A gram of gold, my mother’s gift” met Vietnamese instrumenten, diep ontroerend gezongen door de tenor Beau Gibson. De schreeuw om vrijheid door de Pakistani onderbreekt hij dramatisch door het FBI verhoor na 11 september 2001. De twaalf minuten durende aria “We lived in San Salvador” wordt gezongen door de sopraan Rebecca Camm met zekere timing en stijgende intensiteit. De treurige finale met het koor “We are you” heeft een hoog Hollywood gehalte, maar is effectief door grote ensembles, de donderende pauken en de schreeuw van de overwinning. Dirigent Patrick Summers is te loven voor het leiden van deze grote en verschillende krachten. ‘The Refuge’ heeft zeker een leven na deze opvoering, want het onderwerp is universeel. Het werk is gevarieerd en intrigerend en overdondert door de overall omvang en optimisme van hoop en de edelmoedigheid van de personages. Het is een overweldigend prestatie, die andere gezelschappen tot voorbeeld zou moeten zijn. (Albany Records TROY 1024/25)