1.
De Pools-Joodse tenor Max Lichtegg (1910-1992) studeerde zang en filosofie in Wenen en kwam in 1936 in Zwitserland terecht. Hierdoor kon hij in de Tweede Wereldoorlog ongestoord optreden bij de opera van Zürich, waar hij decennia lang zou blijven zingen. Slechts sporadisch trad Lichtegg buiten Zwitserland op. Hij zong in 120 rollen en maakte honderden plaatopnamen, waarvan nu een deel is uitgebracht op de CD-box ‘Max Lichtegg; A Voice for Generations’. Max Lichtegg was een intelligente tenor met een prima techniek, smaakvolle muzikaliteit, sterke expressie en een goed taalgevoel (op de CDs zingt hij in het Duits, Engels, Frans, Hebreeuws, Italiaans, Jiddish en Pools). In feite was hij een lyrische tenor, maar hij maakte ook uitstapjes naar het meer dramatische repertoire. Op CD1 met operafragmenten is hiervan een succesvol voorbeeld te horen in de radio-opname van een concert in 1947 in Californië. Hier zingt Lichtegg de partij van Siegmund in de eerste akte van ‘Die Walküre’ onder leiding van Alfred Wallenstein naast Rose Bampton als Sieglinde. De tenor imponeert door zijn brede hoogte, solide laagte, nadrukkelijke uitspraak en fraaie legato. Een ander hoogtepunt van deze CD is het fragment uit een opname van de wereldpremière van ‘Jacobs Droom’ van de Duitse componist Bernd Bergel. Bergel vluchtte in 1937 voor de Nazi’s naar Palestina en Lichtegg was speciaal door hem gevraagd voor deze oeropvoering in 1962 in Jerusalem. Het ritmische, krachtige en pakkende “Hier Idnibaal, sta ik” in het Hebreeuws – begeleid door de Israel Philharmonic onder leiding van Georg Singer – smaakt naar meer. CD2 geeft een indruk van het operetterepertoire, waarmee Max Lichtegg zo geïdentificeerd werd. Uniek is de vroege opname uit 1935, waarop de 25-jarige tenor in zijn Weense tijd “Fräulein Mizzi und ihr Leutnant” uit ‘Das Walzerparadies’ van Oscar Strauss zingt. Historisch ook de twee fragmenten van Franz Lehár uit een live-concert in 1942 in Zürich onder leiding van de componist zelf: het Wienerlied – dat Lehár aan de Wiener Philharmoniker in 1942 vanwege hun 100ste verjaardag opdroeg – en het duet “Frei und jung dabei” uit ‘Schön ist die Welt’ met de prachtige sopraan Lela Bukovic. Verder interessant ook het schitterende duet “Hab’ nur dich allein” uit ‘Der Zarewitsch’ van Lehár met de charmante Erna Sack in een studio-opname uit 1947. Samensmeltend onweerstaanbaar prachtig! Ook in dat jaar nam Lichtegg in de studio het duet “Tat ich dir weh, verzeih’ mir” uit ‘Tic-Tac’ van Paul Burkhard op onder leiding van de componist zelf naast Lisa Della Casa in één van haar eerste registraties. En verder in dat jaar nam Lichtegg het weemoedige “Polenlied” uit ‘Die blaue Mazur’ van Lehár op. Hij vertolkte de rol van Juljan in 1947 in Zürich en zingt hier het da capo in het Pools, zoals Lehár graag wenste. Met zijn elegantie en muzikaliteit toont Lichtegg zich op CD3 ook een uitstekend liedvertolker. De CD opent met opnamen uit 1947 van de Schubert-liederen “Abschied” en “In der Ferne”, schitterend begeleid op piano door Georg Solti. Ook in 1991 was Solti op piano te horen als begeleider van Kiri Te Kanawa in liederen van Richard Strauss (Decca). Verder is Lichtegg te horen in studio én live-opnamen van zo’n twintig liederen, waarbij hij in een omvangrijk repertoire op piano begeleid wordt door zijn zoon Theodor Lichtmann. De opname van de twee liederen die ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’ van Mahler omsluiten, is van het laatste optreden van de 78-jarige Lichtegg in 1988 in Zürich. CD4 bevat opnamen van uitzonderlijk Judaica repertoire, dat nu voor het eerst is uitgebracht. Boeiend de radio-opname van fragmenten van de wereldpremière van ‘Visioen van een Profeet’ van de Israëlische componist Paul Ben-Haim in 1962 in Jerusalem. Ben-Haim droeg de cantate op aan Lichtegg, die hier in het Hebreeuws zingt met de Israel Philharmonic onder leiding van Gary Bertini. Verder is er een unieke radio-opname van een fantastische scène uit de wereldpremière van ‘Jiddisch Lebn’ van Max Ettinger van 1943 in Zürich. Bestond er maar een integrale opname deze opera!! De elf ‘Jiddische Volkslieder aus der Welt Schalom Alechem’ voor Radio Zurich in 1973 met opnieuw Theodor Lichtmann aan de piano brengt de 63-jarige Lichtegg terug naar zijn moedertaal in zijn Poolse sjtetl. Lichtegg is aangrijpend in de diverse stemmingen; nu eens melancholisch dan weer onderdrukt, van wanhopig, tot levendig en sterk. Zijn zoon speelt opvallend veelzijdig, nu en dan zacht en strelend, af en toe sprankelend en fris. Vader en zoon vormen een prachtige eenheid en brengen de verloren wereld even terug. Luister naar het populaire “Oif’n Pripetschik” waarmee het recital opent, het bekende “Im Chejder” van Moses Milner over de oude rabbijn met zijn student en het “Kaddisch” van Joel Engel, eerder al in het Engels opgenomen door Paul Robeson, nu door Lichtegg in het oorspronkelijke Jiddisch. Deze vertolkingen door tenor en piano laten horen dat dit repertoire zich kan meten met klassieke muziek! Helaas ontbreken op deze CD-box de eigen werken van Max Lichtegg, want de tenor componeerde zelf ook muziek en nam acht chansons van zichzelf op. Het uitgebreide CD-boekje bevat schitterende foto’s, een klein essay, een eerbetoon van zijn zoon Theodor Lichtmann en een uitgebreide trackindeling met voetnoten. Kortom, uitgave van het jaar 2016!
Andromeda ANDRCD 9127 (4CDs)
2.
De Engelse schrijver en componist Noël Coward (1899-1973) publiceerde zo’n vijftig toneelstukken, een dozijn musical revues en honderden liedjes. Zijn toneel- en filmcarrière duurde meer dan zestig jaren, waarin hij zelf in veel van zijn werken speelde. Op Warner Classics is nu de box ‘His HMV Recordings’ verschenen met vier CDs, waarop opnamen staan die Coward tussen 1928 en 1952 maakte als zanger van zijn eigen werken. CD1 (opnamen gemaakt tussen 1928 en 1932) opent met “A Room with a View” uit ‘This Year Of Grace’ (1928), één van Cowards meest populaire liedjes. Vervolgens uit de musical ‘Bitter-Sweet’ (1929) wel het lied “Zigeuner”, maar niet de hits “I’ll See You Again” en “If Love Were All”. Ook op deze CD scènes uit ‘Private Lives’ (1930) met Coward en Gertrude Lawrence (Gertie), de Amanda tijdens de wereldpremière. Voor haar schreef Coward vele hoofdrollen in zijn musical revues. ‘Private Lives’ behoort tot de bekendste werken van Coward; luister naar de hit “Someday I’ll Find You”. Verder “Parisian Pierrot” uit ‘London Calling!’ (1923) – het eerste publiekelijk opgevoerde, muzikale werk van Coward – en “Poor little rich girl” uit ‘On With The Dance’ (1925), eveneens één van Cowards meest populaire liedjes. CD2 (1932-36) begint met fragmenten uit ‘Words and Music’. Helaas hieruit niet Cowards eigen gewaagde opname van “Mad About the Boy” – in het CD-boekje staat “rejected” – maar de opname is wel te vinden op YouTube. Wel “Mad Dogs and Englishmen”, weer één Cowards meest populaire liedjes. Uit ‘Conversation Piece’ (1934) delen met de onvergetelijke Yvonne Printemps als Melanie, die naast Coward de rol tevens in de wereldpremière zong, ook al sprak zij geen woord Engels. Zij zingt de hit “I’ll follow my secret heart”, opnieuw één van Cowards meest populaire liedjes. Verder Gertie in ‘Shadow Play’ (1935), waarin zij naast Coward als Simon Gayforth diens echtgenote Victoria speelde tijdens de wereldpremière. En tenslotte opnieuw zijn Coward en Lawrence als man en vrouw in ‘Red Peppers’ (1936) te horen als de zeelui in “Has anybody seen our ship?” en in “Men About Town”. CD3 (1936-43) opent met een medley uit ‘Family Album’ (1935) – één van de tien eenakters uit Cowards cyclus ‘Tonight at 8.30’ – met als de Featherway familie Coward en Gertie, die zelf ook in de wereldpremière speelden. Uit dezelfde cyclus ook de titelsong uit ‘We Were Dancing’ (1935). Daarna vier fragmenten uit ‘Operette’ (1938), waaronder “The Stately Homes of England”, weer één van Cowards meest populaire liedjes. Ook het bekende “London Pride”, dat Coward op Paddington Station ondernam. En luister naar het lied “Don’t Let’s Be Beastly to the Germans” uit 1943. De satire had de goedkeuring van Churchill, maar werd jarenlang geboycot door de BBC! Tenslotte biedt CD4 (1945-52) zes liedjes uit ‘Sigh No More’ (1945), het begin van Cowards relatie met Graham Payn. Daarnaast zeven liedjes uit ‘Pacific 1860’ (1946) en verder verspreid vier liedjes uit ‘Ace Of Clubs’ (1950). De CD-box laat Noel Coward als zanger horen in al zijn grote successen. De liedjes staan op de CD-box in chronologie van opnamedata, waardoor de selectie vaak niet de volgende van de liedjes in de musicals volgt. De box biedt een schat aan kostbaarheden en een compliment aan Warner dat zij deze onbetaalbare rijkdom opnieuw hebben uitgebracht.
Warner Classics 0825646574940 (4CDs)
3.
‘Pierrot Lunaire’ van de Weense componist Arnold Schoenberg (1874-1951) is een revolutionair werk. Schoenberg had met het melodrama voor het eerst in de geschiedenis een compositie geschreven, die geheel bestond uit Sprechgesang. Hij gebruikte 21 van de 50 gedichten uit de gelijknamige cyclus van de Belgische schrijver Albert Giraud in een Duitse vertaling van Otto Erich Hartleben. De compositie van Schoenberg bestaat uit drie delen van ieder zeven liederen, waarvan het eerste deel gaat over liefde, seks en religie, het tweede deel over geweld, misdaad en blasfemie en het derde over de terugkeer naar Bergamo achtervolgd door het verleden. De wereldpremière van ‘Pierrot Lunaire’ was op 16 oktober 1912 in de Choralion-Saal in Berlijn. De oudste opname ervan dateert uit 1940, waarop Erika Stiedry-Wagner voor Columbia Records het werk in New York reciteerde onder leiding van Schoenberg zelf. Stiedry-Wagner is op deze opname dramatisch opvallend gereserveerd en de toonhoogten zijn slechts bij benadering. Schoenberg zelf gaf in de loop van zijn leven overigens kwestieuze aanwijzingen over de uitvoeringsstijl van ‘Pierrot Lunaire’. Tegen Erika Stiedry-Wagner zei hij dat het absoluut fout was om de noten te zingen; in een brief aan Edwin Stein was hij echter teleurgesteld dat Erika Stiedry-Wagner nooit zuiver was; en Alma Mahler berichtte dat Schoenberg de vertolking van Marya Freund juist bekritiseerde als teveel gezongen. Ingrid Schmithüsen nam op 21 juni 2010 ‘Pierrot Lunaire’ op in Montréal en het is één van de beste uitvoeringen van het werk op CD. De Duitse sopraan is gericht op exacte uitvoering van de toonhoogten en ritmen en gebruikt daarbij een groot palet aan vocale kleuren met behulp van glisandi, vibrato en vlakke tonen. Interessant ook haar nadrukkelijke registerwisselingen. Haar dictie is virtuoos met gevarieerde medeklinkers, nu eens snel en aangeslagen, dan weer langzaam en aangehouden. En Schmithüsen treft de lichte, ironische, satirische toon uitstekend en biedt een echo van het Duitse cabaret. Het gelegenheidskwintet van fluit, klarinet, viool, cello en piano speelt in gevarieerde samenstelling met grote uitdrukkingskracht. Zou Schoenberg, als hij deze opname had gehoord, tevreden zijn geweest of zou hij Schmithüsen ook hebben bekritiseerd voor teveel zingen? Waarschijnlijk zal men nooit kunnen bepalen wat de juiste stijl voor ‘Pierrot Luniare’ is. De CD wordt aangevuld met de versie van ‘Pierrot Lunaire’ van de componist, die Ingrid Schmithüsen op 24 januari 2014 opnam. Max Kowalski (1882-1956). Kowalski bracht zijn versie van ‘Pierrot Lunaire’ in hetzelfde jaar 1913 uit als Schoenberg. De compositie telt twaalf gedichten van Giraud, waarvan zes ook door Schoenberg waren gebruikt. Het zijn heerlijke liederen en meer nog dan Schoenberg benadrukt Kowalski de cabarettoon, de lichte en ironische kant van de gedichten. De Canadese pianiste Brigitte Poulin begeleidt voortreffelijk en sfeervol. Het CD-boekje bevat een klein essay van Schmithüsen zelf, biografieën en alle liedteksten. Voor fans van Schoenbergs ‘Pierrot Lunaire’: Luister ook naar de opnamen van Anja Silja, naar de Engelstalige opname van Cleo Laine en naar de twee vreemde audiofragmenten op YouTube van Björk in 1996 in Verbier!
Atma Classique AD2 2734 (1CD)
4.
‘Wuthering Heights’ is de tweede opera van de Amerikaanse componist Carlisle Floyd (1926). De opera beleefde op 16 juli 1958 zijn wereldpremière bij de Santa Fe Opera en een herziene versie van de opera werd in de herfst van 1959 opgevoerd door de New York City Opera met in de hoofdrollen Phyllis Curtin (die Catherine ook bij de wereldpremière zong), Patricia Neway en Richard Cassilly. De Florentine Opera in Wilwaukee nam ‘Wuthering Heights’ op 9 en 11 januari 2015 in het Harris Theater in de Amerikaanse plaats Brookfield op voor de CD. Ongelooflijk maar waar is het is de eerste opname van de opera! Carlisle Floyd toont in ‘Wuthering Heights’ zijn gevoel voor theater en drama. De muziek is krachtig, excentriek en catastrofaal en bezit een typische “folk” klank en modale kleuren. Evenwel heeft ‘Wuthering Heights’ niet de zeggingskracht van Floyds eersteling ‘Susannah’. Floyd zelf schreef het libretto voor ‘Wuthering Heights’ – zoals hij dat bijna voor al zijn opera’s doet – en hij baseerde het verhaal op het gelijknamig roman van de Engelse schrijfster Emily Brontë. Hij volgt niet nauwgezet het verhaal van Brontë, maar vertelt het op vrije wijze. Floyd houdt zich in de proloog en drie akten ook niet aan de jaartallen van Brontë – 1801 voor de eerste drie hoofdstukken bij Brontë en in de proloog van Floyd 1835 – en wat bij Brontë in 31 hoofdstukken zo’n twintig jaren duurt, vangt Floyd in vier jaren. Het ensemble van de Florentine Opera wijdt zich gedreven aan het belangwekkende project. Kelly Markgraf zingt een viriele Heathcliff met kernachtige bariton en heeft een indrukwekkende monoloog “Was there ever another place” in de finale I. De sopraan Georgia Jarman is een mooi lyrische Catherine. Luister naar haar ontroerende “I’ve dreamt in my life” in de finale II. De tenor Chad Shelton laat goed de frustraties van haar broer Hindley voelen en de tenor Vale Rideout en de sopraan Heather Buck zijn passend bezet als broer en zus Linton. De mezzosopraan Susanne Mentzer is een expressieve Nelly, de huishoudster van Wuthering Heights. Overigens stelt Cathy haar in de tweede akte voor aan haar broer Hindley als “my old nurse”, terwijl hij Nelly drie maanden eerder in de eerste akte ook al tegenkwam… Het Milwaukee Symphony Orchestra ontsluiert onder leiding van dirigent Joseph Mechavich de bloeiende kleuren van de partituur. In het CD-boekje een essay van de componist, waarin hij ‘Wuthering Heights’ als zijn beste opera erkent. Het afgedrukte libretto komt trouwens niet helemaal overeen met de gezongen tekst. Evenwel een uiterst belangrijke opname in de discografie van de Amerikaanse opera. Voor liefhebbers van ‘Wuthering Heights’ is ook nog de operaversie van de Amerikaanse componist Bernard Herrmann uit 1951 een aanrader!
Fresh Reference Recordings FR-721SACD (2CDs)
5.
‘Orpheus und Eurydike’ was de derde opera van de Weense componist Ernst Křenek (1900-1991). De tekst van Křenek zelf is gebaseerd op een toneelstuk uit 1921 van Oskar Kokoschka, één van de liefdesslachtoffers van Alma Mahler. De opera beleefde in drie akten zijn wereldpremière op 27 november 1926 in Kassel. Al snel daarna volgden Křeneks meesterwerken ‘Jonny Spielt Auf’ (1927) en ‘Der Diktator’ (1928). Op 23 augustus 1990 werd ‘Orpheus und Eurydike’ op de 70ste verjaardag van Křenek tijdens de Salzburger Festspiele concertante uitgevoerd, waarbij de componist zelf aanwezig was. Een registratie van de uitvoering is nu voor het eerst op CD uitgebracht, tevens de eerste CD-uitgave van het werk ooit. Kokoschka en Křenek hebben de klassieke thema’s van Orfeo en Euridice – het door liefde verbonden menselijk bestaan, het verlangen naar het verleden en het bovenzintuigelijke – geüpdatet in een realistisch expressionistische vorm. Opvallend hoe Křenek in ‘Orpheus und Eurydike’ de verschillende stadia van de psychische prikkeling van de personages schetst. Zijn muziek versmelt met de tekst, verheldert het verhaal en brengt het drama tot leven. De Kroatische (mezzo)sopraan Dunja Vejzović geeft de verschillende gemoedstoestanden van Eurydike vocaal uitstekend weer. Luister naar haar ontroerende bekentenis in de finale II. Naast haar is de Amerikaanse tenor Ronald Hamilton een krachtige held Orpheus. De Amerikaanse soubrette Celina Lindsley geeft met “stimmliche” uitdrukkingskracht profiel aan Psyche en een jonge Boje Skovhus laat hier zijn talent horen als de Narr. De Israëlische dirigent Pinchas Steinberg geeft een fraaie lezing van de gehoekte, atonale en magisch realistische muziek. Hij houdt met het ORF-Symphonieorchester Wien de fascinerende muziek van Křenek slank, lenig en helder. De mannen van het ORF-Chor Wien zijn trefzeker in het ironische happy end. Het CD-boekje bevat een essay, foto’s van de uitvoering, een synopsis en het Duitstalig libretto, ook al komt de gezongen tekst niet steeds overeen met dit afgedrukte libretto. Een welkome aanvulling van de discografie van Křenek!
Orfeo C 923 162 I (2 CDs)
6.
Antonio Vivaldi (1678-1741) is één van de meest veelzijdige componisten van de late Italiaanse barok. Van deze Rode Priester uit Venetië namen de Nederlandse sopraan Johannette Zomer en haar eigen ensemble Tulipa Consort in november 2015 hun eerste CD ‘Laudate!’ met religieuze werken op. Het is een prachtige CD geworden. Luister naar het driedelige solomotet ‘Ascende laeta’, waarin Johannette Zomer sprankelt. Uit het oratorium ‘Juditha Triumphans’ zingt zij twee aria’s van Judith. “Vivat in pace” krijgt van de strijkers van het Tulipa Consort fraai ijle klanken en in “Transit aetas” steunt de mandoline op subtiele wijze. Vervolgens het vierdelige solomotet ‘O qui coeli terraeque serenitas’ waarvan Johannette Zomer de tweede aria “Rosa quae moritur” met emotie en schoonheid vertolkt. Daarna zingt de sopraan op lieflijke wijze de aria van Vagaus “Umbrae carae” uit ‘Juditha Triumphans’ ondersteund door de zachte deining van het avondbriesje in de blokfluiten. Tenslotte het tiendelige ‘Laudate pueri’. Luister naar het largo “Sit nomen Domine” vol diepte en pracht en ook naar de melodische contrasten in het allegro “A solis ortu” en het largo “Quis sicut Dominus”. In het afsluitende allegro “Amen” demonstreert de Nederlandse sopraan al haar virtuositeit. Bij Johannette Zomer is emotie en esthetiek gegarandeerd. Het CD-boekje bevat een essay van Clemens Romijn, maar helaas geen teksten van de werken.
Channel Classics CCD 38216 (1CD)
7.
De componist Carlo Enrico Pasta (1817-1898) werd geboren in Milaan en zou een neef van Giuditta Pasta geweest zijn. Hij studeerde muziek in Milaan en Parijs en zijn eerste opera ‘I Tredici’ ging in 1851 in het Teatro Sutera van Turijn in première. Maar Pasta was in Italië niet erg succesvol, waarop hij naar Zuid-Amerika vertrok. In Perú componeerde hij in eerste instantie een aantal zarzuela’s. Daarna schreef hij in Perú opera’s; in 1871 ging ‘La Fronda’ en in 1872 ‘Una Tazza di Thé’ in première in Lima, waarmee hij zich bewees als de Peruaanse equivalent van de Braziliaanse componist Carlo Gomes. Naar aanleiding van de première van zijn opera ‘Atahualpa’ op 23 november 1875 was Pasta terug in Italië in het Teatro Paganini van Genoa en van deze opera is nu een live-opname verschenen op CD. De uitgave werd samengesteld uit opnamen van concertante uitvoeringen op 23 en 25 maart 2013 in het Gran Teatro Nacional di Lima in het kader van het Festival Internacional de Opera Alejandro Granda. Pasta en librettist Ghislanzoni dramatiseerden het voor Peruanen bekende verhaal van de 13e keizer van het Incarijk Atahualpa, die leefde van ongeveer 1502 tot 1533. Tijdens een vreedzaam bedoelde ontmoeting op 16 november 1532 van de slecht verdedigde Atahualpa met de Spaanse conquistador Francisco Pizarro weet deze laatste de Incakeizer gevangen te nemen onder het voorwendsel dat de keizer het christendom heeft beledigd door een bijbel op de grond te gooien. Voor Atahualpa was een boek echter een betekenisloos object. De Inca’s proberen hem nog vrij te kopen door een grote schat aan goud, zilver en edelstenen aan te bieden, maar alles lijkt al geen zin meer te hebben, want Atahualpa is inmiddels ter dood veroordeeld. ‘Atahualpa’ is slechts als piano-uittreksel overgeleverd. Deze notering werd nu voor de uitvoeringen in 2013 georkestreerd door Matteo Angeloni, die de typisch Italiaans romantische sfeer prima weet te treffen. De partituur bevat opwindende momenten, pakkende melodieën en is vol afwisseling. Zo is er is een marcia triunfal, een marcia funebre en een Requiem eternam en Peruaanse volksmuziek wordt gebruikt in dienst van het theatrale ontwerp. Een vroege Verdi, Donizetti, maar ook Meyerbeer komen soms om de hoek kijken. Er zijn aria’s, duo’s en een terzet, hier gezongen door een eersteklas bezetting. De Griekse bariton Aris Argiris is een uitstekende Atahualpa en de Russische bariton Vasily Ladyuk heeft het passende heldengeluid voor Pizzarro. De Italiaanse bas Carlo Cigni is een sonore, rigide Spaanse monnik Valverde en de Italiaanse tenor Ivan Magrì heeft stamina als de Spaanse kapitein Soto. En luister ook naar de Peruaanse bariton Xavier Fernández als Pizzarro’s broer Fernando, een nieuwe Rolando Panerai! De sopraan van de Italiaanse Arianna Ballotta is helaas te lyrisch waar de partij van Atahualpa’s nicht Cora – verliefd op de Spaanjaard Soto – om een voller geluid vraagt. Er zijn veel koordelen en waaraan doet hun “Sulla patria oppresa” in de derde akte ook alweer denken? In de finale zingt het koor de muziek van het Peruaanse volkslied, dat een jaar na de Peruaanse onafhankelijkheid van 1821 werd gecomponeerd. Dirigent Manuel López-Gómez laat het Orquesta Sinfónica Nacional del Perú met grote inzet spelen ook al zou hier en daar iets meer precisie gewenst zijn geweest. De uitgave is een aanrader voor elke liefhebber van 19e-eeuwse opera. Het CD-boekje bevat overigens een synopsis en libretto slechts in Italiaans en Spaans, niet in het Engels.
Universal 481 1771 (2CDs)
8.
De Amerikaanse sopraan Amanda Forsythe zingt voornamelijk barokmuziek en werken van Rossini. Zij trad al een aantal malen op in het Royal Opera House Covent Garden als Manto in ‘Niobe, Regina di Tebe’ van Steffani, als Amor in ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck, maar ook als Nannetta in ‘Falstaff’ van Verdi. Op haar solo CD ‘The Power of Love; Arias from Handel Operas’ zingt zij tien aria’s van Georg Friedrich Händel (1685-1759) over de liefde. Thema’s als vreugde, verlangen en jaloezie komen voorbij in een contrastrijk programma met aria’s uit ‘Orlando’, ‘Almira’, ‘Xerses’, ‘Partenope’, ‘Giulio Cesare’, ‘Ariodante’, ‘Rinaldo’ en ‘Teseo’. Luister naar “Il primo ardor” uit ‘Ariodante’, die zij ook in 2007/2008 in de Bayerische Staatsoper van München zong. Of “Tornami a vagheggiar” uit ‘Alcina’ en “Da Tempeste” uit ‘Giulio Cesare in Egitto’. Amanda Forsythe is een geraffineerde, luisterrijke en expressieve zangeres. Haar versieringen zijn prachtig beheerst en glanzend. Het ensemble Apollo’s Fire op historische instrumenten speelt stijlvol en verzorgd onder leiding van Jeannette Sorrell, ook al hadden de vier instrumentale delen uit ‘Terpsichore’ wellicht nog iets meer zwier, energie en elegantie mogen hebben. In het CD-boekje is men de tekst van “Amarti si vorrei” uit ‘Teseo’ vergeten.
Avie AV2350 (1CD)
9.
Vol verwachting wordt iedere keer weer uitgekeken naar uitgaven van het label Marston Records. De nieuwe box ‘Nineteenth Century Italian Tenors’ ontstond toen de producenten Ward Marston en Scott Kessler een ontmoeting hadden met de curator van het archief van Historical Sound Recordings van Yale University Richard Warren en zij samen het project opstartten om alle twintig plaatopnamen van de Italiaanse tenor Fiorello Giraud op CD te zetten. Giraud zong in 1892 op 21-jarige leeftijd Canio in de wereldpremière van ‘Pagliacci’, maar nam helaas geen fragmenten uit deze opera op. Zijn twintig opnamen op deze 3CD-box zijn gemaakt in 1904 en 1916/1917. Giraud toont zijn stamina in “Dir töne Lob!” uit ‘Tannhäuser’ en “Faget an!” uit ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ en zingt prachtig lyrisch geboetseerde fraseringen in “Am stillen Herd” uit die laatste opera. Girauds gevoelige lijnen en verrukkelijke dictie in de liederen van Tosti zijn een genot. Marston, Kessler en Warren gaven de uitgave meer gewicht door de opnamen van Giraud te combineren met die van zes andere tenoren, wier carrières begonnen in de 19e eeuw. De tenoren zijn in de box gerangschikt op leeftijd. Leopoldo Signoretti nam in 1902 op 62-jarige leeftijd zes grammofoonplaten op. Hij was een tenore di mezzo carattere en had een bijpassend wijd repertoire. Luister naar zijn “Solingo, errante e misero” uit ‘Ernani’, een prachtig staaltje belcanto uit voorbije tijden. Een jaar later nam Giovanni Battista De Negri in 1903 ook zes platen op. Hij was 52 jaar en had al afscheid van het operatoneel genomen. Interessant zijn de drie fragmenten uit ‘Otello’ van Verdi; De titelrol zong hij volgens Verdi beter dan Tamagno. Hij is nauwkeurig, zingt met een fluwelen klank en de topnoten zijn stralend. Ook in 1903 nam Alfonso Garulli tien platen op, waarvan twee met zijn echtgenote sopraan Ernestina Bendazzi. De tenor had in 1897 Stellio gezongen in de wereldpremière van ‘La Falena’ van Smareglia in Venetië. Luister naar zijn lirico-leggero tenor in “Vesti la giubba”, een uiterst langzame uitvoering en een weergaloos tragische interpretatie! De dramatische tenor van Francesco Signorini werd in 1908 op acht platen vastgelegd. Hij had een grote stem met hoge noten als trompetklanken, zoals hij in de Pastorale van ‘Le Prophète’ laat horen. Maar hij was ook in staat tot belcanto met legato, rubato, diminuendi en trillers zoals in “Ah sì, ben mio” uit ‘Il Trovatore’. En luister naar het duet uit ‘Aida’ met de schitterende sopraan Ines De Frate. Edoardo Garbin zong op 27-jarige leeftijd Guevara in de wereldpremière van ‘Cristoforo Colombo’ van Franchetti (1892) en Fenton in de wereldpremière van ‘Falstaff’ van Verdi (1893), maar nam helaas geen fragmenten uit deze opera’s op. De box bevat maar liefst 22 opnamen, die Garbin tussen 1902 en 1905 maakte en waarvan hij twee met zijn echtgenote Adelina Stehle zong in haar enige opnamen. Garbin had een bijzondere tenor, zeer breed en bijna resonansloos in het borstregister en slank en stralend in het kopregister. Stuk voor stuk zijn het interessante opnamen. Luister naar “È un riso gentil” uit ‘Zazà’ van Leoncavallo, de aria die hij bij de wereldpremière in 1900 moest bisseren. Fernando Valero detoneert in deze box met Italiaanse tenoren, want de Spaanse tenor was rond de 25 jaar toen hij voor het eerst in Italië zong. Hij is de enige van deze zeven tenoren, die in de Metropolitan Opera van New York zong en maakte in 1903 op 47-jarige leeftijd zes opnamen, waaronder aria’s uit zijn Met-partijen van Duca in ‘Rigoletto’ en Turiddu in ‘Cavalleria Rusticana’. Het CD-boekje bevat voor elke tenor een uiterst kundig essay van Michael Aspinall over hun leven, repertoire en opnamen en prachtige foto’s van de zangers in diverse rollen. De transfers van de grammofoonplaten naar CD zijn zoals altijd uitstekend. De opnamen komen door deze uitgave nu eenvoudig beschikbaar en worden zo als belangrijk document behouden voor latere generaties.
Marston Records 53018-2 (3CDs)
10.
De Poolse sopraan Agata Zubel nam tussen december 2013 en juni 2014 in Warschau de CD ‘Dream Lake’ op met liederen van twee Poolse componisten. De CD opent met ‘Chantefleurs et Chantefables’ van Witold Lutosławski (1913-1994) op gedichten van de Franse surrealistische dichter Robert Desnos. Desnos was in de Tweede Wereldoorlog lid van het Franse verzet. Op 22 februari 1944 werd hij aangehouden door de Gestapo en gedeporteerd naar Auschwitz, vervolgens Buchenwald en uiteindelijk Theresienstadt. Een maand na de bevrijding van Theresienstadt werd de verzwakte Desnos pas herkend, maar hij overleed niettemin op 8 juni 1945 aan waarschijnlijk tyfus. Kort voor zijn arrestatie had Desnos zijn ‘Chantefleurs et Chantefables’ ingeleverd bij zijn uitgever. Lutosławski toonzette van de 80 gedichten negen teksten voor sopraan en ensemble en de cyclus ging in 1991 in Warschau in première. De Poolse componist en pianist Eugeniusz Knapik bewerkte de instrumentale partijen tot een pianobegeleiding en in die versie nam Agata Zubel ze op. De miniatuurtjes worden muzikaal gekenmerkt door bondige en natuurlijk vloeiende frasen. Ze zijn doorschijnend en er is een belangrijke rol voor de kleurrijke begeleiding. De korte verhaaltjes hebben ieder een moraal of boodschap en lyriek en humor volgen elkaar telkens op. Luister naar de onderbroken lijnen op het woord “saute” van de sprinkhaan in “La Sauterelle”; de droefheid van de liefde van de stier voor de veronica plant in het rustige “La Véronique”; het geestig “La Tortue”, waarin de schildpad plechtig zijn schoonheid bezingt; de serenade “L’Angelique”, een bekentenis van de mees aan de charmante engelwortel plant; en de onophoudelijke figuurtjes van de pianobegeleiding in “Le Papillon” als een invasie van vlinders. Stuk voor stuk kleine meesterwerkjes! Agata Zubel zingt ze schitterend subtiel en verfijnd en de Finse pianist Jonas Ahonen treft uitstekend het samenspel van de registers, de steeds veranderlijke densiteit en de verschillende klemtonen. Lutosławski was één van de favorieten van de pianist en componist Andrzej Czajkowski (1935-1982). In het westen Tchaikovsky genoemd verliet hij midden jaren vijftig Polen om zich uiteindelijk in Engeland te vestigen. Voor zijn biografie leze men ‘My Guardian Demon’. Beladen met het Holocaust syndroom, neurotisch en besluiteloos werd hij heen en weer geslingerd tussen het pianospel en compositie. Zijn ‘Seven Shakespeare Sonnets’ voor zang en piano dateren uit 1967 en zijn uiterst expressieve liederen; atonaal, elegant, ondersteund door een spannend contrapunt en met elementen van Bartók, Prokofiev en Schoenberg. Om te benadrukken worden woorden herhaald, noten langer aangehouden en sterkere akkoorden gebruikt. Nu eens is er melodische expressie dan weer Sprechgesang. Het eerste Sonnet 104 gaat over de eeuwige liefde vol bewondering en een vleugje nostalgie en is muzikaal kalm met fraaie lijnen. Sonnet 75 vol twijfel – en ook erotiek – krijgt een rusteloos contrapunt. Sonnet 49 gaat over een eventuele concurrent in de liefde en krijgt agressieve akkoorden in het derde gedeelte. De slaaploosheid van Sonnet 61, de jaloezie, het besef van de ongelijke liefde weerklinkt in het haperende en nerveuze vierde lied. Luister ook naar de pizzicatonoten op de snaren van de piano in Sonnet 89. En na het energieke Sonnet 90 keert in Sonnet 146 de kalmte terug met troost en holle akkoorden, nu eens ff dan weer pp. Agata Zubel zingt de liederen met goede expressie en fraaie kleuren en haar Engels is adequaat. Jonas Ahonen smult van de fantastische pianobegeleiding die Tchaikovsky uitdacht. Een waardevolle uitgave, aangezien het de enige beschikbare opname van de Tchaikovsky-liederen is. Alleen met slechts 43 minuten muziek is de CD enigszins aan de korte kant.
Accord ACD 216-2 (1CD)