januari 2011
***** Deze heruitgave door Nimbus van werken van Aaron Copland (1900 – 1990) is een welkome terugkeer in de catalogus. Copland wordt meer geassocieerd met zijn orkestwerken dan met vocale muziek, maar zijn opera ‘The Tender Land’ uit 1954 en de liederen ‘Old American Songs’ hebben een vaste plaats gekregen in het repertoire. Copland componeerde tussen 1948 en 1950 twaalf liederen op ‘12 Poems of Emily Dickinson’ en ze vormen een belangrijke bijdrage aan de Amerikaanse liedrepertoire. De natuur en de dood spelen een belangrijke rol in de gedichten. Acht van deze liederen orkestreerde Copland eind jaren 60 en deze acht liederen werden in 1992 opgenomen door de Amerikaanse mezzosopraan Helene Schneiderman. Schneiderman nam in 2000 / 2006 nog de schitterende CD “Kleyne Lider” op met de fantastische bariton Motti Kastón. Luister van het sereen gezongen “Nature, the gentlest mother” of het krachtige “There came a wind like a bugle” en het rustgevende “Heart, we will forget him!”. En als climax het expressief gezongen “Sleep is supposed to be”. Er zijn meerdere versies van de liederen met Copland zelf aan de piano, waaronder met Martha Lipton, Phillis Curtin en met Adele Addison, maar deze uitvoering van de liederen met orkest klinken voller en rijper en de aangename stem van Helene Schneiderman is prettiger om te beluisteren. Zij wordt uitstekend begeleid door het Orchestra of St. Luke’s gedirigeerd door Dennis Russell Davies, dat verder op deze CD nog de werken ‘Dance Panels’ en ‘Short Symphony’ van Copland uitvoert. (Nimbus (NI 2545)
***** De CD ‘Summertime’ is een verzameling liederen met het thema ‘zomer’, die gezongen wordt door de Britse sopraan Felicity Lott. De liederen zijn opgenomen in 2000 en nu opnieuw uitgebracht op het label Champs Hill Records. Flott geeft een demonstratie van haar talenkennis met Engelse (Elgar, Bridge, Delius, Quilter, Wood, Warlock, Vaughan Williams, Ireland), Amerikaanse (Bernstein, Porter, Barber), Franse (Berlioz, Fauré) en Duitse (Schubert, Schumann) componisten. De componisten zijn op de CD flink door elkaar gehutseld, maar Flott is hier fantastisch bij stem. Het recital opent met “Summertime” inclusief een prachtige pianissimo hoge B. Schitterend ook is haar beheersing in de laatste frase van “Clair de lune” en zij zingt mooie lijnen ook in ‘Der Nussbaum’. Het tweede gedeelte van de CD is luchtiger met Brits en Amerikaans repertoire en de entertainer Lott is hier helemaal in haar element. Opnieuw een geweldige CD van één van de grootste zangeressen van onze tijd. Haar vast begeleider sinds hun studententijd Graham Johnson speelt fantastisch. (Champs Hill Records CHRCD008)
***** Gioacchino Rossini componeerde zijn ‘Stabat Mater’ als opdracht in 1832. De tekst behandelt de meditatie van Maria tijdens haar rouw bij het kruis. Rossini combineert het gewicht van de heilige tekst met de flair van zijn serieuze opera’s. In juli van dit jaar werd in Rome een nieuwe opname gemaakt van het werk en de uitvoering is uitmuntend. Vanaf de sombere opening is het prachtig. Alle solisten – behalve zover bekend Anna Netrebko – waren al vaker te horen in hun partij, inclusief dirigent Antonio Pappano en zijn Orchestra e Coro dell’ Accademia Nazionale di Santa Cecilia, die het werk vol dramatisch benaderen. Tenor Lawrence Brownlee was voor de partij in 2007 al te gast bij Pappano in Rome en geeft een schitterend frisse uitvoering van het “Cujus animam”. De bas Ildebrando d’Arcangelo is prachtig gepassioneerd in het gebed “Eia, Mater”. Joyce DiDonato voerde de altpartij al in 2007 met Pappano tijdens de Proms uit en zingt het “Fac ut portem” meeslepend. Anna Netrebko is onverwachts dramatisch in het “Inflammatus”, Rossini’s equivalent van het “Dies irae”. Vermeld dient te worden, dat helaas de opname van 1967 uit München onder leiding van Marco Rossi (Nuova Era) al lange tijd niet meer leverbaar is, maar in de tussentijd is deze opname een uitstekend alternatief. (EMI 6 40529 2)
**** Toen de laatste opera van Vincenzo Bellini ‘I Puritani’ in 1960 in Glyndebourne werd uitgevoerd, was het de eerste opvoering in Groot-Brittannië sinds 1887. De opname ervan verscheen al eerder op CD bij Standing Room Only en is nu heruitgebracht op het eigen label van Glyndebourne. Een jonge Joan Sutherland zingt hier de rol van Elvira. Zij nam ‘I Puritani’ twee maal op in de studio (1963 en 1973) en dit is de eerste van de negen opnamen met Sutherland in de partij. En dat is te horen. Haar coloraturen zijn nog niet strak, haar trillers nog niet uitgesproken en haar hoogte nog niet rond. En de “improvisaties” op “Son vergin vezzosa” zijn bijzonder, wellicht toen al uitgeschreven door echtgenoot dirigent Richard Bonynge (zij trouwden in 1954). Het hoogtepunt van deze uitvoering is de in december 2010 overleden Franse bariton Ernest Blanc als Riccardo. Zijn “Ah! per sempre” is één van de beste op CD. De schoonheid van zijn open en vrije bariton is onovertroffen. En wat een hoogte, wat een legato! Solide zijn Nicola Filacuridi als Arturo en Giuseppe Modesti als Giorgio. Dirigent Vittorio Gui leidt het Royal Philharmonic Orchestra en het Glyndebourne Festival Chorus met enthousiasme. De uitgave van Glyndebourne is zoals altijd prachtig. Twee CDs in een fraai boekje met schitterende foto’s. (Glyndebourne GFOCD 009-60)
**** Deze opname van ‘Aida’ van Giuseppe Verdi op 30 november 1957 (de datum is niet op de CD vermeld) uit de Metropolitan Opera van New York was nog nooit eerder op CD uitgebracht en is de eerste opname van Carlo Bergonzi als Radames. Er zijn 13 opnamen van ‘Aida’ met Bergonzi bekend, waaronder de studio-opname uit 1959 op Decca en de videoregistraties uit Verona 1966 en Tokyo 1973, die allebei op DVD worden aangeboden. Heerlijk hoe hij Radames in de buurt van het Belcanto trekt. Bergonzi wordt hier omringt door Amerikaanse zangers. De Amerikaanse sopraan Maria Curtis Verna, die in 2009 overleed, is hier in één van haar glansrollen te horen. Zij maakte haar officiële, professionele, Amerikaanse operadebuut in 1952 ook als Aida naast Ramón Vinay en zij nam de rol in 1956 voor Cetra in de studio op naast Franco Corelli. Hier is zij helaas niet altijd even stabiel. Ook de Amerikaanse bariton Robert Merrill maakte zijn Amerikaanse operadebuut in Aida in 1944. Hij zou de rol van Amonasro in de ruim 25 jaar daarna zo’n 75 keer zingen en nam de rol in 1961 in de studio op voor Decca. Hij zet met zijn brede bariton een overtuigend Ethiopische koning neer in alle vocale kracht. De sensatie van deze opname is evenwel de Amerikaanse mezzosopraan Irene Dalis als Amneris, die in hetzelfde jaar 1957 als Eboli haar Met-debuut maakte. Zij zou de rol van Amneris daarna nog bijna 70 keer aan de Met zingen. Qua dramatiek doet zij zeker niet onder voor haar collega’s Fiorenza Cossotto en Rita Gorr, de twee grote vertolkers van Amneris uit die tijd. Net als Irene Dalis is de Italiaanse bas Giorgio Tozzi tegenwoordig al de 85-jarige leeftijd gepasseerd. Tozzi was jarenlang de eerste bas van de Metropolitan Opera. Ook hij zong mee op de studio-opname van ‘Aida’ voor Decca in 1961. Als Ramphis straalt hij grote autoriteit uit. Dirigent Fausto Cleva was sinds begin jaren dertig tijdelijk lid van de dirigentenstaf van de Met en keerde begin jaren vijftig terug naar New York. Hij dirigeerde in de Met 700 uitvoeringen van 30 opera’s in vooral het Italiaanse en Franse repertoire. Cleva ademt, fraseert en beleeft hier schitterend met de zangers mee. De opnameband van de uitvoering loopt helaas niet altijd even constant en het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen informatie. (Bongiovanni HOC 054/55)
**** Deze uitvoering van ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart op 7 april 1956 in de Metropolitan Opera van New York verscheen niet eerder op CD. Figaro was – naast Don Giovanni – één van de twee grote Mozart-rollen van de Italiaanse bas Cesare Siepi. Alle zes live-opnamen, die er van Siepi als Figaro bestaan, komen uit de Met. Alleen de 1955 studio-opname van zijn Figaro voor Decca komt uit Wenen. Hij zingt de partij bijzonder mooi in een bijna belcantostijl. Dit is één van de slechts drie opnamen, die bestaan van de Spaanse sopraan Victoria de los Ángeles als de gravin. De aria “Dove sono” ligt te hoog in haar mezzo-achtige stem. Deze aria intoneerde zij in 1952 in Met (ook op Walhall) beter. Maar wat een persoonlijkheid! Nadine Conner, de vaste Susanna in de Met, zingt fris en doet denken aan Reri Grist. Frank Guarrera zong de rol van Almaviva ook in 1953 en 1955 in de Met, maar maakt opvallend veel tekstuele fouten. Mildred Miller was de vaste, solide Cherubino aan de Met en er bestaan van haar maar liefst zeven opnamen in de rol. Ronduit fantastisch is de bas Fernando Corena in de rol van Bartolo. In de jaren vijftig en zestig was hij de vaste Bartolo aan de Met. Nam de rol in 1951 op voor Cetra en in 1955 en 1958 voor Decca. Er bestaat zelfs nog een opname van Corena in de rol van Figaro uit Londen 1961 onder leiding van Carlo Maria Giulini. Hij is wereldkampioen in de aria “La vendetta”. De Duitse dirigent Max Rudolf bracht het grootste gedeelte van zijn carrière in Amerika door en maakte in de jaren veertig en vijftig deel uit van de dirigentensectie van de Met. Als bonus bevat de box de finale van de eerste akte van ‘La Traviata’ uit New York met een fantastische Victoria de los Ángeles. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen informatie. (Walhall WLCD 0314)
*** Dit is een opname van de opvoering van ‘Fidelio’ van Beethoven tijdens de heropening van de Wiener Staatsoper op 5 november 1955. De uitvoering verscheen al vele malen eerder op CD. Als document is de opname belangrijk, als muzikale uitvoering echter minder interessant. Mogelijk was de opvoering problematisch vanwege het ontbreken van een vast ensemble met solisten. Dit is de laatste opname van Martha Mödl als Leonore. De andere opnamen met haar zijn alle drie uit 1953, waaronder de studio-opname op EMI. Haar stem klinkt geknepen en niet vrij en er vallen al gaten in de stem. Maar wat een persoonlijkheid! Anton Dermota was één van de beste Jacquino’s en zong de rol in de befaamde uitvoering uit 1950 in Wenen onder leiding van Wilhelm Furtwängler. Dit was echter zijn kans om de rol van Florestan te zingen, maar hij is geen heldentenor en zijn stem is te slank. De kleinere partijen zijn bezet met zangers, die compleet geassocieerd worden met hun rollen. Paul Schöffler was ’s werelds beste Pizarro. Hij was er al bij tijdens de studio-opname van Karl Böhm in 1944 en zong de rol ook in 1951 aan de Met onder leiding van Bruno Walter. Ludwig Weberwas ten tijde van deze uitvoering 56 jaar en brengt autoriteit mee. Van dirigent Karl Böhm zijn tussen 1944 en 1978 ruim tien opnamen bekend van ‘Fidelio’, waarvan twee studio-opnamen (1944 en 1969 DG). Hij trekt Beethoven in de richting van Mozart, waardoor het meer transparant dan dramatisch wordt. (Orfeo C 813 102 I)