februari 2011
***** De Bulgaarse bas Boris Christoff (1919 – 1993) was één van de grootste bassen van de 20ste eeuw. In 1942 vertrok hij uit Bulgarije om in Italië zangles te nemen bij de befaamde bariton Riccardo Stracciari. Na de Tweede Wereldoorlog lag de operawereld voor Christoff open en zong hij in alle grote operahuizen van de wereld. Hij zong met name het Russische en Italiaanse repertoire Zijn enorme discografie omvat zo’n 80 opera’s en hij nam meer dan 200 liederen van Mussorgsky op. Nimbus heeft een box met drie CDs uitgebracht, waarop opnamen te horen zijn van het begin van Christoffs carrière (1949 – 1954) en die de bas met zijn meest sonore geluid laten horen. Alle opnamen zijn in de studio gemaakt. De eerste CD bevat het Italiaanse repertoire met onder anderen Mozart (de catalogus-aria van Leporello), Bellini (‘Norma’ en ‘La Sonnambula’), Boito (‘Mefistofele’) en vijf Verdi-opera’s. De aria’s uit ‘La Sonnambula’, ‘Nabucco’ en ‘Ernani’ zijn compleet met cabaletta’s. Christoff is exact op de noot en opmerkelijk is zijn enorm goede ademstuwing. Opvallend ook zijn karakteristieke manier van coloraturen zingen (zoals ook Chaliapin deed) met een “w” ertussen. De tweede CD bevat de meest bekende Russische opera’s van Tchaikovsky, Borordin, Moessorgsky en Rimsky-Kosakov. De drie delen uit ‘Boris Godunov’ zijn van de bekende HMV opname uit 1952, aangevuld met de Pimen en Varlaam aria’s en andere Russische aria’s van recitals. Het ontroerende mezza-voce kenmerkt zijn zang in dit repertoire. Hier is Christoff op zijn meest indrukwekkende en expressieve wijze. De derde CD bevat Russische volksliederen. Christoff stond bekend om zijn grote interesse in Russische volksliederen gevoed door het koor waar zijn vader, zijn broer en hij deel van uithadden uitgemaakt. De meeste liederen op deze CD zijn gearrangeerd door bekende Russische componisten met een groot koor of pianist Gerald Moore als begeleider en Christoff zingt ze als of het meesterwerken zijn. Op de hedendaagse luisteraar komt het geluid van Boris Christoff wellicht over als een soort “aardappelklank” door de technische benadering met een zeer laag strottenhoofd, maar zijn warme, fluwelen en edele geluid is herkenbaar uit duizenden. (Nimbus Prima Voce NI 7961/3)
***** De opera ‘Intermezzo’ van Richard Strauss in één van zijn minst bekende werken. De bitterzoete, autobiografische komedie is gebaseerd op ware episoden uit zijn huwelijk met de stormachtige Pauline. Strauss vond dat de tekst voor het publiek verstaanbaar moest zijn en première was dan ook in het kleinere Staatstheater in Dresden en niet in de Semperoper. Het was dan ook bijna vanzelfsprekend dat de Britse première van ‘Intermezzo’ – dankzij het aandringen van sopraan Elisabeth Söderström in 1974 te Glyndebourne – in het Engels uitgevoerd werd. De BBC heeft de live radio uitzending van deze opvoering nu aan het label Chandos ter beschikking gesteld. Elisabeth Söderström portretteert de rol van de echtgenote Christine, die zij twee maal in Glyndebourne zong. Tussen 1957 en 1980 zong Söderström maar liefst dertien maal op het Glyndebourne festival in tien verschillende rollen, waarvan naast Christine nog de Strauss-rollen van de gravin in ‘Capriccio’, Oktavian in ‘Der Rosenkavalier’ en de componist in ‘Ariadne auf Naxos’. Christine een acterende rol en Söderström zingt de rol met al haar communicatieve kracht. Zij biedt een sterke expressie van de rol in het volle emotionele spectrum van moederlijke tederheid via verwonde uitbarstingen tot intense echtelijke liefde. De opname is mede aantrekkelijk door de vertolking van de Nederlandse bariton Marco Bakker in de rol van haar man Robert. Bakker zong in Glyndebourne ook nog de titelrol in ‘Eugene Onegin’ van Tchaikovsky. Deze ‘Intermezzo’ is één van de weinige opera-opnamen van hem. Zijn lyrische en schitterend verstaanbare bariton is uiterst geschikt voor de sympathieke echtgenoot. Verder zingt de karaktertenor Alexander Oliver – sinds 1999 artistiek directeur van Dutch Nationale Opera Academy – de rol van Baron Lummer. Dirigent Sir John Prichard was sinds de jaren vijftig al verbonden aan Glyndebourne – eerst als assistent van Fritz Busch – en in de jaren zeventig muzikaal directeur van het festival. Hij begeleidt intiem in de scènes en laat het orkest vol klinken in de tussenspelen. De opname is vlak alsof het in een huiskamer speelt, maar dat heeft ook wel zijn charme. Nadeel is echter, dat het orkest ver weg klinkt en de kleurnuances van de instrumentatie verloren gaan. (Chandos CHAN 3174-2)
***** De dirigent Arturo Toscanini zag in de Britse sopraan Margaret Sheridan (1889 – 1958) de perfecte La Wally en in deze rol maakte zij haar debuut in de Scala van Milaan in 1922. De relatie tussen de dirigent en de sopraan bekoelde na hevige discussies en hij noemde haar “De Keizerin van Ierland” en zij hem “de zweep”. Gedurende vijf jaar spraken zij niet met elkaar, maar later zouden zij zich verzoenen. Rond 1930 – nog onder de indruk van het overlijden van een vriend – sloeg Sheridans stem over tijdens een voorstelling voor de koning van Italië van ‘Gianni Schicchi’. Daarna heeft zij nooit meer in het openbaar gezongen. Een nieuwe verzamel CD uit de serie ‘Lebendige Vergangenheit’ belicht het repertoire van Margaret Sheridan met 13 studiofragmenten. Natuurlijk de aria “Si, mi chiamano Mimi” van Mimi uit ‘La Boheme’, de opera waarin zij in 1919 haar professionele debuut maakte door in te springen voor de sopraan Lucrezia Bori tijdens een galavoorstelling in Rome. Verder het duet “Vicino a te s’acqueta” met Aureliano Pertile uit ‘Andrea Chenier’ van Giordano, de opera waarin zij in 1924 groot succes had in de Scala naast Lauri Volpi. Met het duet “Tu, tu, amore? Tu?” – opnieuw met Pertile – is ook ‘Manon Lescaut’ vertegenwoordigt, de opera waarvoor Puccini haar persoonlijk koos. Ook interessant haar volle, warme stem in de twee fragmenten uit ‘Otello’: Het “Ave Maria” en het duet “Già nella notte densa” met de donkere stem van Renato Zanelli. Vijf van de dertien fragmenten op de CD zijn uit ‘Madama Butterfly’ en dat is jammer want – ook al was dat haar glansrol – daarvan bestaat al haar (enige) integrale studio-opname. Die fragmenten hadden op deze CD ruimte kunnen maken voor andere interessante opnamen. (Preiser Records PR89745)
***** De Duitse coloratuursopraan Diana Damrau toonde zich al eerder met twee recitals op het label Orfeo een talent als liedzangeres. In maart 2009 gaf zij met dirigent Christian Thielemann en het Münchner Philharmoniker in de geboorteplaats van Richard Strauss München een concert, waarvan 16 Strauss-liederen nu zijn uitgebracht op de CD ‘Poesie’, aangevuld met zes studio-opnamen. Damrau zingt de liederen helder, verstaanbaar en betrokken. Luister naar het prachtig ingetogen en beheerste “Freundliche Vision” en de fraaie, dynamische nuances in “Zueignung”. Niet alles is echter even geslaagd. “Cäcilie” vraag om een grote, rondere stem en de registers van Damrau zijn voor dit lied te zeer gescheiden. De bogen in “Morgen” zijn kunstmatig groot en de vraag laat zich stellen of Damrau dit in de concertzaal ook waar kan maken. In “Allerseelen” onderbreekt zij juist de lijnen door vrije adempauzes en voor dit lied is haar coloratuursopraan te licht en dun. “Traum durch die Dämmerung” is niet “sehr ruhig”, maar gejaagd en doet de gedachten weer even teruggaan naar die fantastische interpretatie van Charlotte Margiorno. Voor “Heimkehr” had Damrau kunnen luisteren naar de rust, die Richard Strauss zelf in het lied bracht op zijn opname met de coloratuursopraan Lea Piltti. De CD ‘Poesie’ bevat verder nog de zes prachtige Bretano-liederen uit 1918, die Strauss in 1940 orkestreerde. Damrau zingt ze beeldschoon en de opname van de cyclus is een mooie aanvulling op de opname met pianobegeleiding van de sopraan Erna Berger. Opvallend in “Säusle, liebe Myrthe” is de correctie van Damrau aan de door Strauss veranderde tekst “Wenn der Mond ein Schlaflied singt”. Helaas zijn de zes liederen niet gegroepeerd, maar door elkaar gehutseld en verspreid over de CD. Dirigent Christian Thielemann en het Münchner Philharmoniker zijn bijna onopvallend, zo fraai begeleidend alsof zij een rode loper voor Diana Damrau uitrollen. (Virgin 6286640)
***** De liederencyclus ‘Spaces of Blank’ van Michel van der Aa was een opdracht van het Concertgebouworkest. Het werk in drie delen voor mezzosopraan, orkest en soundtrack ging in 2007 in première en is nu uitgebracht op Van der Aa’s eigen label Disquietmedia. In het eerste lied “From blank to blank” wordt het fictieve universum over een oningevulde reis en bestemming opgevolgd door “Empty I stumble” van de Nederlandse kunstenares Rozalie Hirs. Het lied opent met sombere koperblazers, die overgaan in zachte strijkers en elektronica vermengd met de bekende “Van der Aa-clicks” door piano, harp en klokkenspel in hun hoogste registers. De muziek is breed en creëert een gevoel van ruimte en uitzichtloosheid. Het tweede lied “There is solitude of space” is een vergelijking van ruimte, zee en dood met eenzaamheid en wordt gevolgd door “Why did I awake” over de eenzaamheid van de dichter. Het drukkende instrumentale tussenspel met jazz-achtige Stravinsky-ritmen heeft een haast claustrofobische sfeer. Het derde lied “Here is a white space” borduurt hierop voort en is opvallend vlak. Mezzosopraan Christianne Stotijn zingt met kille, blanke tonen en non-vibrato aanzetten. Bas van Putten schrijft in het bijgevoegde essay, dat haar partij is “ontstoken van sentimentaliteit”, de componist haar “objectief” beschouwt en romantische gebaren “geneutraliseerd” zijn. Je zou bijna denken, dat gevoelens hier ongeoorloofd zijn. De meester in moderne muziek Ed Spanjaard leidt het Koninklijk Concertgebouworkest door de “mechanische” partituur. De CD bevat verder de vioolstudie Imprint (2005) door het Freiburg Baroque Orchestra met violist Gottfried von der Goltz en het ensemblewerk Mask (2006) door het ASKO / Schönberg onder leiding van Otto Tausk. (Disquiet Media DOM 01)