07-08-2016

De Nederlandse heldentenor Gustaaf de Loor werd op 7 augustus 1891 als Gustaaf Reijers geboren in Rotterdam.

 

1891_Geboorteuittreksel Gustaaf ReijersGustaaf de Loor was de jongste van zeven kinderen van de koopman Franciscus Ludovicus Reijers en Elisabeth De Loor. Zijn vader overleed op 25 februari 1894 op 44-jarige leeftijd (Pondes).

“De sterren bleken bij zijn geboorte niet bijzonder gunstig te staan, want nauwelijks was hij twee jaar oud of zijn vader stierf en zijn moeder, die een Belgische van geboorte was, moest maar zien, hoe ze aan de kost kwam en al die vragende mondjes kon stoppen. Dat was een toer, want het waren er zeven en alle in een leeftijd om een uitstekend werkende maag te hebben. Wat bleef haar anders over dan naar de vischwagen te grijpen. Het bracht niet veel op, maar vijf en twintig jaren lang moest zij op deze wijze in haar onderhoud voorzien. Vijf en twintig jaar verzorgde zij de bewoners van Kralingen, die haar onder den naam van „de dikke Belgische vischvrouw” kenden, met visch. Maar ook de kinderen moesten mee helpen. Na schooltijd kreeg Gustaaf, die de jongste was, een mandje met sinaasappelen en rammenas onder de arm, om ook een paar dubbeltjes te verdienen.

“Een betere tijd brak aan, toen hij twaalf werd en een betrekking in een wasscherij kreeg. Daar bleef hij tot zijn zestiende jaar. Toen kreeg hij werk in de haven. Hier trof de familie een zware slag: zijn broer verbrandde op de „Caledonia” en ook hij kreeg een souvenir mee van zijn werktijd in de haven […] een groot litteeken aan zijn linkerhand. Zoo ging het verder in een gelijkmatig tempo. Ook hij bleef geen uitzondering op de traditioneele 12 beroepen en 13 ongelukken.

1891_Bevolkingsregister Kralingen“Toen brak er een andere periode aan: Zijn stem werd ontdekt door den impresario van een variétégezelschap, die hem op oudejaarsavond hoorde zingen voor zijn makkers, de leden van de “Stem des Volks”. Ook hier sprong Spiekman bij. Hij, en nog enige partijgenooten zorgden ervoor, dat de Loor een studiebeurs kreeg, want men was overtuigd, dat men het hier met een meer dan gewoon talent te doen had” (Voorwaarts; 24-2-1927)

“Op de muziekschool munt hij uit als een buitengewoon goed zanger. De groote moeilijkheid was die prachtige stem verder uit te beelden. Eenige kunstlievende Rotterdammers gaven hem een studiebeurs, waarmee de toen twintigjarige naar Berlijn trok, derde klas harde banken. Kromme sprongen kon hij van dit geld niet maken omdat hij in de eerste plaats voor zijn zanglessen moest betalen. Hij studeerde onder Bachmann en Stückgold en begon langzamerhand op te treden, om wat geld te verdienen.

“Gedurende den oorlog trok hij naar Parijs, waar hij zijn studies voortzette en o.a. in de Opéra Comique optrad. Terug in Berlijn begon hij gastrollen te vervullen o.m. in de Städtische Oper te Berlijn” (De Telegraaf; 1-1-1933)

“In het begin zong De Loor hoofdzakelijk Fransche en Italiaansche opera-partijen. Hij zingt b.v. den Hertog in ‘Rigoletto’ evengoed in het Italiaansch als in het Duitsch, Radames uit ‘Aida’, Othello, Manrico in ‘Troubadour’ eveneens in beide talen. Later begint hij zich onder Heinrich Knote, den bekenden Duitschen tenor, meer en meer toe te leggen op de groote Wagner-rollen” (De Telegraaf; 1-1-1933).

1922
Gustaaf de Loor – hij had inmiddels de meisjesnaam van zijn moeder aangenomen als artiestennaam – zou in de seizoenen 1922/1923 en 1923/1924 gecontracteerd zijn door de opera van de Duitse stad Remscheid (bron: Charles Jahant).

1924
Voor het eerst wordt in de Nederlandse pers melding gemaakt van de tenor Gustaaf de Loor in 1924 met een optreden in de opera van de Duitse stad Hagen. Daar had hij een contract voor het seizoen 1924/1925. Op 27 november 1924 zong hij in Hagen de rol van Haldor in de wereldpremière van de opera ‘Gudrun auf Island’ van Paul von Klenau naast de Nederlandse sopraan Dodie van Rhijn-Stellwagen in de titelrol (Het Vaderland; 2-1-1925).

1925

1925_Gustaaf de Loor Radames Aida
Gustaaf de Loor als Radames in ‘Aida’

Gustaaf de Loor was tussen 1925 en 1928 vast verbonden aan het Stadttheater van Düsseldorf. Daar maakt hij op 4 januari 1925 zijn debuut als Radames in ‘Aida’ van Verdi (Het Vaderland; 2-1-1925).

Meldekarte_de_LoorHij trouwde op 21 januari 1925 in Hagen met de Duitse sopraan Hermine Schirmer (geboren 27 november 1897 in Nürnberg). Een dag na het huwelijk kwam hun eerste kind ter wereld: Op 22 januari 1925 werd hun dochter Elisabeth in Hagen geboren. Hun zoon Gustaaf werd op 30 juni 1926 geboren in Düsseldorf *.

 

1926
Gustaaf de Loor trad op maandag 25 januari 1926 – nog steeds vast verbonden in Düsseldorf – op in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag als gast van de Co-Opera-Tie. Hij zong de rol van Siegmund in ‘Die Walküre’ naast Liesbeth Poolman-Meissner als Brünnhilde en Richard van Helvoirt Pel als Wotan:

“De gast, Gustaaf de Loor, heeft zijn Siegmund goed gegeven; hij heeft een mooie stem en had menig gelukkig moment. De kracht van zijn geluid is echter dunkt ons niet groot genoeg, het klonk soms al te zwak en het liefdeslied bijv. kwam nauwelijks over het voetlicht. De fraaie kwaliteit en de muzikale intenties van den zanger vergoedden echter veel” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 26-1-1926)

“Gustaaf de Loor (de tenor van het Stadttheater te Düsseldorf) kon ons in de rol van Siegmund wel voldoen, doch niet in die mate dat wij geestdriftig omtrent zijne prestaties konden worden; het zingen was zeer goed, de stem heeft afgezien van eenige nasaliteit veel goede kwaliteiten, doch de uitbeelding, de typeering van het heroïeke misten wij te veel” (De Maasbode; 26-1-1926)

Op 21 oktober 1926 zong Gustaaf de Loor bij Co-Opera-Tie in het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen te Den Haag de rol van Pedro in ‘Tiefland’ van Eugen d’Albert naast Liesbeth Poolman-Meissner als Marta en Richard van Helvoirt Pel als Sebastiano:

“De gast van den avond, Gustaaf de Loor (uit Dusseldorp), demonstreerde al te veel, dat Pedro zich in Tiefland niet thuis voelde… maar ook in de bergen (voorspel) kampte hij met de vele noten die d’Albert hem te zingen gaf, zonder over de toch rhythmisch zuiver geschreven declamatie heen te komen en tot eenige voordracht te geraken. Hij miste hiervoor de poëtische fantasie, de bevrijdende muzikaliteit, die hem over de materie heen zouden moeten helpen. Mooie stem intusschen, goede actie ook” (Algemeen Handelsblad; 22-10-1926)

“De gast, Gustaaf de Loor van de opera te Dusseldorp vervulde de rol van den herder Pedro; zijn tenorgeluid is beschaafd en fluweelig van timbre, amar hoe jammer dat bij niet acteeren kan en daardoor niet altijd vermocht te boeien. Hij weet met zijn handen geen raad en is het type van den ouderwetsehen operazanger” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 22-10-1926)

“een der hoofdrollen was toevertrouwd aan den tenor van het Stadt-Theater te Düsseldorf, de herder Pedro werd voorgesteld door den heer Gustaaf de Loor, wiens zang en spel goede eigenschappen hebben, een stem van welluidend gehalte, voldoende krachtig om, waar noodig, niet te kort te schieten en een uitbeelding, die den natuurmensch Pedro zeer goed weergaf, vooral in het tweede bedrijf liet hij zich terdege gelden” (Haagsche Courant; 22-10-1926)

“temeer waar juist bij d’Albert’s muziek het zoo moeilijk is zich eerst door de massa noten heen te werken. Dit gelukte ten eenenmale niet aan den gast de Loor, die een beetje onbeholpen over al die nootjes en noten heenscandeerde en van de voordracht niet veel terecht bracht; gezegd moet worden, dat hij zich gaandeweg wist te doen gelden en in de tweede acte er veel meer dramatische kracht van hem uitging, doch de ware karakteristiek van deze rol heeft hij niet kunnen doen voelen” (De Maasbode; 22-10-1926)

Op 24 november 1926 zong Gustaaf de Loor bij de Co-Opera-Tie de titelrol in ‘Lohengrin’ in zijn geboortestad Rotterdam:

“hij is waarlijk een goed tenorzanger geworden, een die de Opera diensten bewijzen kan. Meer poëzie in zang en verschijning zou stellig mogelijk geweest zijn; het imponeerende van de Lohengrin-figuur sprak niet overal sterk, maar vocaal is de Loor zeer te waardeeren geweest: de stem klinkt gezond, is van glans niet verstoken en wordt degelijk beheerscht” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 25-11-1926).

“Over den Lohengrin, door Gustaaf de Loor gezongen, moeten we ons een definitief oordeel voorbehouden, vermits wij het slotbedrijf – zijn bedrijf – niet konden afwachten. Wat we van hem hoorden en zagen wekte gemengde gevoelens, al erkennen we gaarne dat hij goede momenten had” (De Maasbode; 25-11-1926)

Op 19 december 1926 overleed zijn moeder Elisabeth Reijers-de Loor op 74-jarige leeftijd (Pondes).

1927
Gustaaf de Loor gaf op 3 april 1927 in Luxor te Rotterdam een recital met aria’s van Giacomo Puccini uit ‘La Bohème’, ‘Tosca’, ‘Madama Butterfly’, ‘La Fanciulla del West’ en ‘Turandot’:

“Dat de zang bij de aanwezigen zeer insloeg, bewees het voorturend warm applaus, dat hem ten deel viel en ten slotte tot een paar toegiftjes noopte” (Voorwaarts; 4-4-1927)

Op woensdag 11 mei 1927 zong hij de rol van Manrico in ‘Il Trovatore’ bij de Nederlandsche Opera naast Faniëlla Lohoff als Leonora, Maartje Offers als Azucena en de Belgische bariton Ernest Tilkin-Servais als Graaf Luna. Dirigent was Willem Lohoff (De Maasbode; 8-5-1927)

1928
Gustaaf de Loor zong in januari 1928 de rol van Calaf in ‘Turandot’ van Puccini in Frankfurt:

“Onze p.g. Gustaaf de Looir, heldentenor aan de Stedelijke Opera te Dusseldorf, trad den 15en Januari te Frankfort op in ‘Turandot’, het nagelaten werk van Puccini” (Voorwaarts; 16-1-1928)

Op 17 januari 1928 zong hij de titelrol in ‘Lohengrin’ bij Co-Opera-Tie te Den Haag. Greta Santhagens-Manders was Elsa en Liesbeth Poolman-Meissner was Ortrud:

“Gustaaf de Loor scheen zeer veel haast te hebben; althans hij joeg voortdurend op, al liet kapelmeester Van Raalte zich dan ook niet van de wijs brengen; overigens was zijn zingen verdienstelijk zonder evenwel in hooge mate te boeien; de voordracht is doorgaans te onbewogen, de stem doet wat te kil” (De Maasbode; 18-1-1928)

Op zondag 21 oktober 1928 gaf de Co-Opera-Tie haar eerste opvoering voor de Algemeene Vereeniging Radio Omroep. Voor de microfoon van de AVRO-studio te Hilversum werd de opera ‘Carmen’ van Bizet uitgevoerd. In de bezetting hoorde men Greta Santhagens-Manders als Carmen, Gustaaf de Loor als Don José, Lia Fuldauer als Micaëla en Paul Pul als Escamillo (Haagsche Courant; 18-10-1928).

1929
Gustaaf de Loor zong op zondag 10 februari 1929 bij de Co-Opera-Tie de titelrol in ‘Lohengrin’ in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag. Richard van Helvoirt Pel was Telramund en de muzikale leiding berustte bij dirigent Louis Boer (Haagsche Courant; 6-2-1929).

1930
Gustaaf de Loor werd voor het seizoen 1930/1930 benoemd als opvolger van de tenor Fritz Wolf benoemd. Dit zou hebben ingehouden dat hij op 1 augustus 1930 tijdens de Salzburger Festspiele de rol van Siegfried in ‘Götterdämmerung’ heeft gezongen (Het Vaderland; 29-7-1930).

Tussen 1930 en 1932 zou De Loor als gast gezongen hebben in Praag, Brno, Chemnitz, München (1930), bij de Kroll Oper van Berlijn en in Dresden (24 september 1930) (bron: Charles Jahant).

Begin jaren dertig zong Gustaaf de Loor in Parijs en Berlijn met groot succes in opera’s als ‘Tristan und Isolde’, ‘L’Africaine’, ‘Turandot’ (Haagsche Courant; 28-5-1932).

1932
1932_Contract Metropolitan
Gustaaf de Loor werd voor het seizoen 1932/1933 geëngageerd als Wagner-tenor aan de Metropolitan Opera te New York, waar hij in totaal vier rollen zong in acht voorstellingen. Hij maakte zijn debuut in de Met op 24 november 1932 als Siegfried in ‘Götterdämmerung’, waarin tevens Ludwig Hofmann zijn Met-debuut maakte. Daarna zong De Loor bij de Met op 6 december 1932 Siegmund in ‘Die Walküre’ in de American Academy of Music in Philadelphia.

Op 14 december vertolkte hij in de Met Tristan in ‘Tristan und Isolde’. In De Telegraaf werden op nieuwjaarsdag 1933 de recensies van de uitvoering geciteerd:

“Zoodra er een nieuwe kracht aan deze oude Opera komt, is de critiek verdeeld: “happy to be different” in de N.Y. Times zegt Olin Downes: “Gustaaf de Loor gaf een zorgvuldig bestudeerde vertolking van Tristan. De stem klonk in het begin te donker voor die rol, af en toe onvrij. Wanneer wij echter vergelijkingen moeten maken met vorige Tristans, dan kunnen we vele dingen zeggen in het voordeel van dezen nieuwsten Tristan. De stem werd in plaats van slechter en geforceerder, gaandeweg helderder, warmer en sympathieker, speciaal in het liefdesduet der tweede acte. Hierin lijden de meeste Tristans onherroepelijk schipbreuk. De Loor zong dit moeilijke gedeelte zuiver tot den laatsten toon met mooi gedragen mezzoforte-stem, mooier en beter dan de andere Tristans bij elkaar. Ofschoon de Tristan van De Loor de groote romantische lijn mist, stelt hij niet teleur in zijn bezadigde wel bestudeerde opvatting.

“Een even goede critiek schreef W.J. Henderson in de N.Y. Sun. “De Loor speelde en zong gewetensvol. Hij is een ernstig kunstenaar, maar zonder veel fantasie. De Tristan is een der ontzaglijkste rollen die er in de operamuziek bestaat. Geen wonder dat er zoo weinig volmaakte Tristans bestaan of geweest zijn. De Loor bezit een groot voordeel n.l. dat hij nimmer valsch zingt, hebbelijkheid die speciaal onder andere uitbeelders en vertolkers van Tristan herhaaldelijk voorkomt. Welke tenorzanger verstaat de ontzaglijke diepte van deze muziek, van dit eeuwige levensdrama? Laat ons tevreden zijn met een uitvoering die qua toon goed en qua uitvoering hoog stond.”

“In een kort onderhoud met De Loor vroegen wij hem, of hem het werk aan de Metropolitan Opera beviel. Hij antwoordde, dat hij het engagement zéér op prijs stelde, doch dat men teveel van zijn krachten vergde. Hij, als bezadigd kunstenaar, die morgen ook nog wil leven en zingen, voelt er weinig voor, om dag en nacht in den rompslomp te leven van dit repeteeren (zonder ’n pauze), denzelfden avond zingen, inpakken voor Philadelphia, Baltimore of Washington, Brooklyn of Westchester County. Maar de eer, om in de grootste Opera ter wereld te mogen zingen, onderschat hij geen oogenblik. … hij is er, en terecht, trotsch op” (De Telegraaf; 1-1-1933)

Bij de Met zong Gustaaf de Loor op 17 december 1932 de titelrol in ‘Lohengrin’ in de Brooklyn Academy of Music, op 23 december nogmaals Siegmund in ‘Die Walküre’ in het Metropolitan Opera House en op 31 december opnieuw Siegfried in ‘Götterdämmerung’ in het Metropolitan Opera House. Van deze laatste opvoering werden de eerste twee akten door de radio uitgezonden.

1933

Gustaaf de Loor Tristan
Gustaaf de Loor als Tristan in ‘Tristan und Isolde’

Gustaaf de Loor zong in 1933 in het Metropolitan Opera House op 5 januari opnieuw Tristan in ‘Tristan und Isolde’, op 7 januari Siegmund in ‘Die Walküre’ en op 14 januari de titelrol in ‘Lohengrin’. Van deze laatste opvoering werden de laatste twee akten door de radio uitgezonden. De Loor trad op 22 januari 1933 voor het laatst op in het Metropolitan Opera House tijdens een Gala Concert en zong er “Niun mi tema” uit ‘Otello’ van Verdi en ‘Allmächt’ger Vater” uit ‘Rienzi’ van Wagner.

De Vlaamsche Opera te Antwerpen opende op 30 september 1933 het nieuwe seizoen met ‘Tristan und Isolde’ waarin Gustaaf de Loor de rol van Tristan zou hebben gezongen. Op dat moment was hij inmiddels verbonden aan de opera te Chemnitz (De Telegraaf; 12-8-1933).

De Loor zou begin december 1933 in de Muntschouwburg te Brussel de titelrol in ‘Lohengrin’ hebben gezongen (De Telegraaf; 12-12-1933). Het archief van De Munt vermeldt echter geen opvoeringen van ‘Lohengrin’ in 1933.

1934

1934_Tannhaeuser
Gustaaf de Loor, Tannhäuser; Marlene Müller, Elisabeth; Essen, 1934

Gustaaf de Loor gaf in de seizoenen 1934/1935 en 1935/1936 gastoptredens bij de Städtischen Bühnen van de Duitse plaats Essen.

De familie Reijers-de Loor was vanaf september 1934 vanuit Oostenrijk naar Essen gekomen en woonde uiteindelijk in de Dinnendahlstraße 84 *.

Gustaaf de Loor opende op 16 september 1934 het operaseizoen in Essen met veel succes in de titelrol van ‘Tannhäuser’ van Wagner:

“De plaatselijke bladen gewagen met veel lof van zijn prestatie” (De Telegraaf; 19-9-1934)

1934_Tannhaeuser_2“De recensent van de Westfalische Landeszeitung maakt met opgetogen waardeering melding van het optreden van onzen landgenoot Gustaaf de Loor in de rol van ‘Tannhäuser’ als gast van de opera te Essen; het was de openingsvoorstelling van de instelling, die merkwaardigerwijs de Parijsche bewerking van Wagners opera had gekozen. De recensent noemt het laten optreden van De Loor een gelukkigen greep en dezen tenor “een Tannhäuser van het grootste formaat met nooit verzwakkende sternkracht en schoonheid”, “wiens spel evenals zijn vocaal schakeeringsvermogen, een groote prestatie verrichtten”; speciaal De Loor droeg de opvoering” (Algemeen Handelsblad; 20-9-1934)

Deze rol zong hij in dat seizoen meerdere malen, onder andere op 25 november 1934 en op 17 maart 1935 *.

1935
Gustaaf de Loor zong op 23 februari 1935 de titelrol in ‘Tannhäuser’ in het Stadttheater van Aken:

“Alvorens eenige woorden te wijden aan de stralende uitvoering van Tannhäuser door de artisten van het Akensch Stadttheater voor de Limb. Operatrein moeten wij onze vreugde erover uitspreken, dat de titelrol werd gezongen door ’n landgenoot als gast. Velen zullen dit niet geweten hebben, maar Gustaaf de Loor, die reeds vele jaren in Duitschland als Wagner-zanger optreedt, is Nederlander van geboorte. Na het lezen van deze regels zal men dan ook beter de houding van Gustaaf de Loor begrijpen, toen hij na afloop van de uitvoering enthousiast ons Volkslied inzette, dat door de bezoekers spontaan werd meegezongen.”

“Tannhauser beleefde Zaterdag een prachtige uitvoering, de keuze der solisten werkte daartoe niet weinig mee. Onze landgenoot de Loor die de titelrol vervulde, beschikt over een frisch orgaan dat zoowel in de hoogte als in de laagte zijn kracht niet mist en waarmede hij de moeilijkheden aan zijn rol gesteld, glansrijk overwon. Hij zong met groote overtuiging en daarvoor kan men niets dan lof hebben” (Limburgsch Dagblad; 25-2-1935)

“De Loor won voortdurend in dictie en stemgeluid tijdens de opvoering. Zijn Rom-erzählung was prachtig […]Het publiek toonde zich enthousiast. Op het slot waren er bloemen voor de voornaamste rollen En Gustaaf de Loor stemde dankbaar het Wilhelmus aan, dat door de aanwezigen werd overgenomen. ’t Was een heerlijke avond !” (Limburger Koerier; 26-2-1935)

1935_Otello
Gustaaf de Loor als Otello, Lothar Letsig als Iago, Josef Moseler als Cassio; 1935, Essen

In het seizoen 1935/1936 zong De Loor in Essen de titelrol in een nieuwe productie van ‘Otello’ van Verdi op 7 december 1935. Hij zong de rol in Essen verder op 19 december 1935, 2 januari 1936 en 11 mei 1936 *.

 

1936
Gustaaf de Loor trad in 1936 nog op tijdens het derde lustrum van de Nederlandsche Bond in Essen. Daar zong hij operafragmenten uit opera’s van Meyerbeer en uit ‘La Fanciulla del West’, uit ‘Mignon’ en ‘Pagliacci’ (Het Vaderland; 19-10-1936).

Zijn toneelcarrière zou een abrupt einde hebben genomen toen hij bij een opvoering van ‘Tannhäuser’ in Essen in een per ongeluk opengebleven luik viel en hierdoor een “trauma” opliep (Karl-Josef Kutsch, Leo Riemens – Großes Sängerlexikon, Volume 4). In de Essener Theatergeschichte, Sammlung Franz Feldens, staan na 1936 geen optredens van De Loor in Essen meer geregistreerd *.

1938
Gustaaf de Loor werkte op 9 januari 1938 mee aan een huldigingsconcert ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Henri Zeldenrust. De Loor trad met Maartje Offers en het Haagsch Harmonie Orkest op in de Dierentuin van Den Haag:

“Gustaaf de Loor, die in fragmenten uit Freischutz. l’Africaine en Fanciulla del West bewees, dat er ook nog wel Nederlandsche heldentenoren van voortreffelijke kwaliteit beslaan, een meening, die het publiek onderschreef, daar een tweetal aria’s moest worden gebisseerd” (Het Vaderland; 10-1-1938)

Na de Anschluss van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland zou Gustaaf de Loor hebben geprobeerd bij de Wiener Staatsoper aan de slag te kunnen. Het is echter onduidelijk of dit geëffectueerd is:

“Het Weensche dagblad ‘Das deutsche Echo’, dat onder nationaal-socialistische leiding staat, weet zijn lezers mede te deelen, dat de Nederlandsche tenor Gustaaf de Loor, te Weenen heeft vertoefd, om met den directeur van de Staatsopera Kerber besprekingen te houden over medewerking als gast aan enkele voorstellingen” (Algemeen Handelsblad; 11-7-1938)

1943
Vervolgens wordt van optredens van Gustaaf de Loor alleen nog melding gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Op 13 februari 1943 zong hij tijdens een Wunschkonzert van de NSDAP – Amt für Volkswohlfahrt, Zugunsten des WHN – in de Riviera-Hal van Diergaarden Blijdorp te Rotterdam:

“Auch niederländische Künstler und Artisten wirkten mit so der Heldentenor Gustaaf de Loor, der mit seiner gewaltigen Stimme besonderen Erfolg hatte” (Deutsche Zeitung in den Niederlanden; 15-2-1943).

Op 11 maart 1943 werkte De Loor mee aan een concert van Winterhulp Nederland in samenwerking met het Duitsche Winterhulp Werk in de Harmonie te Leeuwarden. Het programma werd uitgevoerd door een muziekcorps van de Duitsche Marine en naast De Loor zong ook zijn echtgenote Herma Schirmer:

“Gustaaf Loor, heldentenor van het Deutsche Opernhaus te Berlijn en Herma Schirmer, sopraan uit München-Salzburg. Blijkens het programma kan een keuze worden gedaan uit 15 marschen, 6 ouvertures (waaronder de ‘Tannhäuser’ en ‘Dichter und Bauer’), 7 liederen (waaronder het bekende “Heimatlied” uit ‘Monika’, zes walsen (waaronder ‘Geschichten aus dem Wienerwald’ en ‘Gold und Silber’) en nog een 17-tal andere nummers” (Friesche Courant; 8-3-1943)

Op 4 december 1943 zong hij in de Concertzaal van Musis Sacrum te Arnhem tijdens het eerste grote keuzeconcert ten bate van het Duitse Winterhilfswerk 1943/1944.

“Er wordt aan medegewerkt door de Arnhemsche Orkestvereeniging, de sopraan Herma Schirmer, den tenor Gustaaf de Loor (beiden Nederlanders, verbonden aan de stedelijke opera te Essen), een Matrozenkoor en een kapel der Waffen-SS. De keuze kan ditmaal worden gedaan uit 41 nummers, n.l. 7 van het orkest (meest ouvertures), 7 van den tenor, 2 van de sopraan, 2 duetten, 9 van het koor en 14 van de militaire kapel” (Arnhemsche Courant; 2-12-1943)

“De voortreffelijke tenor Gustaaf de Loor trad slechts eenmaal solistisch op (Gralserzählung uit ‘Lohengrin’), evenals zijn echtgenoote Herma Schirmer (‘Die verkaufte Braut’, Smetana); boeiend gezongen was hun duet uit ‘Carmen’, al kon de sopraan het machtige volume van den tenor lang niet evenaren” (Arnhemsche Courant; 6-12-1943)

1944
Gustaaf de Loor en zijn echtgenote werkten op 3 mei 1944 mee aan het slotconcert van de Groninger Orkestvereeniging te Groningen (Deutsche Zeitung in den Niederlanden; 3-5-1944).

De laatste melding over de 52-jarige Gustaaf de Loor wordt in de Nederlandse pers gedaan in een aankondiging van een radio-uitzending van een operaconcert op 7 mei 1944 om 19.30 uur (De courant / Het Nieuws van den Dag; 6-5-1944).

Op 21 mei 1944 zong hij nog de rol van Pedro in een radio-uitzending van (gedeelten van) ‘Tiefland’ van D’Albert. Maria de Rooy was Marta en het Omroeporkest stond onder leiding van Johan van Roekel. De opname hiervan is in handen van de Stichting Beeld en Geluid.

1957
Sterbeurkunde_de_Loor_Gustaaf Gustaaf de Loor overleed op 8 februari 1957 op 65-jarige leeftijd in zijn huis aan de Dinnendahlstraße 84 in Essen-Rellinghausen.

Hij werd twee dagen later op 10 februari 1957 op het Parkfriedhof van Essen (Feld 0058, Grab-Nr. 0188-0189) begraven **.

Zijn zoon Gustaaf Reijers is hoogstwaarschijnlijk – volgens een notitie in het overgeleverde stratenregister – op 45-jarige leeftijd overleden op 28 januari 1972, maar de plaats van overlijden is onbekend *.

Echtgenote Hermine Reijers wordt in de adresboeken van Essen voor het laatst in 1981/1982 vermeld op Dinnendahlstraße 84 *. Haar datum van overlijden is onbekend, maar zij werd op 29 maart 1982 – zij zou toen 84 jaar geweest zijn – in het graf van haar echtgenoot bijgezet **.

Dochter Elisabeth Reijers is in de adresboeken tot en met 1998 te vinden op Dinnendahlstraße 84, maar wordt daarin na 1999 niet meer genoemd *. Zij was rechthebbende van de grafplaats en overleed op 28 maart 2005 op 80-jarige leeftijd **.

Graf Gustaaf en Hermine Reijers, Parkfriedhof EssenTwee jaren later werd in 2007 de grafsteen verwijderd, aangezien de rechten 50 jaar na het overlijden van Gustaaf de Loor vervallen waren. Het graf is nu met gras bezaaid en niets duidt meer op de bijzondere tenor. Waarschijnlijk zal het graf in de nabije toekomst geruimd worden **.

* Cordula R. Holtermann – Essener Geschichte/Stadtarchiv – Sammlung Franz Feldens – Essener Theatergeschichte.

** Christel Braun – Abteilung Friedhöfe, Grün und Gruga Essen.