juni 2011
***** Dit is een opname waar elke operaliefhebber in Nederland op heeft gewacht. De radio-opname van de uitvoering van ‘Die Zauberflöte’ van W.A. Mozart op 24 mei 1958 vanuit Hilversum. De hoogtepunten werden eerder uitgebracht op het label Gala, maar deze CD is al lang niet meer leverbaar en onlangs werden alle fragmenten van de Papageno-partij van deze opname uitgebracht in de verzamelbox van Jan Derksen ‘Un Giubileo Immaginario’. En nu is dan de integrale uitvoering op het label Myto verschenen. Bijna alle zangers zijn Nederlands. De hier 26-jarige Jan Derksen zingt ’s werelds beste Papageno. Zo ontspannen, natuurlijk en eenvoudig naïef hoor je het zelden! Luister naar de finale van de tweede akte “Nun, wohlan, es bleibt dabei”, één van de meest aangrijpende vertolkingen ooit. Fritz Wunderlich is prachtig elegant en beheerst als Tamino. Geestig lijkt hij in ‘Dies Bildnis’ even de microfoon aan te stoten. Maria van Dongen is een prachtig nobele Pamina en Nel Duval is een frisse Papagena. De (Duitse?) sopraan Juliana Farkas als Koningin der Nacht is de enige mislukking. Dat zou tegenwoordig echt niet meer kunnen (Cristina Deutekom zat toen nog op het conservatorium, maar had toch een jaar eerder al ‘Poème electronique’ van Varèse opgenomen). De drie dames zijn luxe bezet door Corry van Beckum, Cora Canne-Meyer en Anny Delorie (Myto vermeldt echter voor de eerste twee Annette de la Bye en Lucienne Bouwman) en de Knaben niet minder door Elly Ameling, Thea van der Steen en opnieuw Cora Canne-Meyer. De uitvoering bevat lekker ingekorte dialogen, waardoor de opname op twee CDs past. Ook Bernard Haitink was toen nog geen 30 jaar oud en dirigeert het Radio Filharonisch Orkest, waar hij een jaar eerder chefdirigent van geworden was. Helaas bevat de opname, die deze uitgave gebruikt, een aantal tics en het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. Desalniettemin een opname, die elke Nederlandse operaliefhebber in de kast moet hebben staan, vooral vanwege Jan Derksen. (Myto 00278)
***** Dit is een belangrijke CD. Oskar Fried werd in 1871 in Duitsland geboren als zoon van een Joodse winkelier. Hij werd vooral bekend als dirigent, maar had daarvoor al naam gemaakt als componist. Hij schreef uiteenlopende werken, waaronder ook een opera, die echter verloren is gegaan. Verdreven uit Duitsland door het antisemitisme van het Naziregime, immigreerde Fried in 1934 naar Rusland en overleed daar in 1941. Veel van zijn schitterende werken zijn nog steeds onontdekt. Eén van zijn laatste composities is het aangrijpende melodrama ‘Die Auswanderer’, dat in 1913 in première ging. Fried nam de handgeschreven partituur van het werk mee naar Rusland en na zijn dood verdween het manuscript in de KGB archieven. Daarin is het onlangs gevonden en in 2007 werd het na veel decennia weer opgevoerd. De tekst van ‘Die Auswanderer’ van Émile Verhaeren werd in het Duits aangepast door Stefan Zweig. Frieds Sprechgesang is een passende vorm om de bovennatuurlijke en angstige sfeer te portretteren. Het werk focust op het landelijke leven, de verplaatsing en de verarming en geeft een goed beeld van de eindeloze stroom van wanhopige en erbarmelijke mensen. Fried spiegelt de uitzichtloosheid van de bange, onthutste en ontwortelde mensen in begrafenismarsen, te vergelijken met de marsen in Mahlers symfonieën. Het label Capriccio heeft ‘Die Auswanderer’ nu voor het eerst op CD uitgebracht. De uitvoering is aangrijpend en Salome Kammer declameert fantastisch. Verder bevat de CD Frieds werk ‘Verklärte Nacht’ op tekst van Richard Dehmel, dat in 1905 in première ging. Het werk heeft parallellen met muziek van Frieds tijdgenoten. De introductie doet denken aan Schrekers ‘Der ferne Klang’ en het lofzangachtige karakter van de finale aan Mahlers “Um Mitternacht”, allebei trouwens na Frieds compositie uitgebracht. ‘Verklärte Nacht’ is een beeldschoon werk met een prachtig sensuele klank. Mezzosopraan Katharina Kammerloher en tenor Stephan Rügamer zingen het schitterend. Het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin speelt verder op de CD nog Frieds opus 10 voor strijkorkest en een fantasie over de opera ‘Hänsel und Gretel’ onder leiding van de Duitse dirigent Matthias Foremny. Een absolute aanrader! (Capriccio 5043)
***** De Weelse sopraan Margaret Price overleed in januari van dit jaar. Price was een actief liedzangeres en voelde zich thuis in zowel het romantische repertoire als ook in de muziek van de Tweede Weense School. EMI heeft nu 17 liederen van Richard Strauss heruitgegeven, die Margaret Price in 1986 opnam en al lang niet meer leverbaar waren. Alle liederen zijn stuk voor stuk schitterend gezongen. Luister naar het hondsmoeilijke “All’ mein Gedanken” en je kunt je bijna niet voorstellen, dat Margaret Price begonnen is als mezzo. Hoor de spanning in “Die Nacht”, de rust in Allerseelen”, de prachtig brede en donkere lijnen in “Ruhe, meine Seele”, de ongeduldige uitbarsting, kracht en intensiteit van “Cäcilie”, de extase in “Zueignung” en ga zo maar door. Elk lied is een parel en ze zingt ze zo mooi verstaanbaar, dat je de tekst in het boekje niet nodig hebt. De Strauss liederen worden aangevuld met vijf (van de in totaal 82) liederen van Franz Liszt, die Margaret Price opnam in 1973. Luister naar het vuur in “O lieb’, so lang du lieben kannst”, het lied zo typerend voor Liszt en diens liefde. Haar begeleider hier is de componist James Lockhart met wie Margaret Price een goede persoonlijke en professionele relatie had en die haar in haar vroege jaren coachte. Hij begeleidt uitstekend met virtuoze sterkte de langgerekte passages. (EMI 029232-2)
***** De tenor Carlo Bergonzi werd geboren in 1924 en wordt op 13 juli a.s. dus 87 jaar! Hij maakte in 1948 zijn officiële debuut als bariton en zong in die hoedanigheid naast de tenoren Tito Schipa en Beniamino Gigli. Bergonzi voelde al snel dat hij in de verkeerde vak zong en trok zich terug om aan de hand van opnamen van Gigli en Aureliano Pertile als tenor te leren zingen. Bergonzi maakte in 1951 zijn debuut als tenor in het herdenkingsjaar ter gelegenheid van de 50ste sterfdag van Verdi. In dat jaar zong hij voor de RAI al in radio-opnamen van de Verdi opera’s ‘I due Foscari’, ‘Giovanna d’Arco’ en ‘Simon Boccanegra’, die al integraal op CD zijn uitgebracht. Op de CD ‘Carlo Bergonzi; Early Recordings’ zijn twee fragmenten uit die ‘Simon Boccanegra’ en vier fragmenten uit ‘Pagliacci’ van datzelfde jaar uitgegeven. Tevens bevat de CD het eerste studiorecital, dat Bergonzi in 1957 voor Decca opnam. Dit recital gaf Decca in 1994 uit in de reeks “Grande Voci”, maar is inmiddels niet meer leverbaar. Opvallend in dit recital zijn sterke gevoel voor stijl en exemplarische techniek. Zijn edele en elegante frasering en fraaie legato zijn uniek. De eerste opnamen uit 1951 zijn met name interessant vanwege de eerste geluiden van Bergonzi als tenor. En zijn voorbeeld Pertile is daarin nog duidelijk te herkennen. (Preiser PR93480)
***** De Weense bas Emmanuel List was de grote Baron Ochs in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss, voordat Otto Edelmann in de jaren vijftig de eer van hem overnam. List was lid van het ensemble van de Berlijnse Staatsoper, totdat hij in 1933 uit Duitsland naar Amerika vluchtte. In hetzelfde jaar werd hij al door de Met geëngageerd en hij bleef bij het gezelschap tot 1950. Er bestaan vier opnamen van zijn Ochs uit de Met (1938, 1939, 1946, 1949) en één uit Buenos Aires (1947). Deze opname uit 1946 was nog niet eerder leverbaar en alleen daarom al een belangrijke uitgave. Lists stem klinkt hier niet meer zo glanzend als op de opnamen van 1938 en 1939 met Lotte Lehmann, maar wat een personage! Jarmila Novotná was naast Risë Stevens de grote Ocatavian van de jaren veertig en vijftig aan de Met. Novotná was na de “Anschluss” uit Wenen gevlucht en was op verzoek van Toscanini naar Amerika gekomen. Zij maakte in 1940 haar debuut in de Met en zong daar tot midden jaren vijftig in ruim 200 voorstellingen met twaalf rollen. Zij is een heerlijk aristocratische Rosenkavalier, ook al geeft de opname van 1949 op het label Lys een beter geluid van haar stem als Octavian. De Weense sopraan Irene Jessner is een prachtig lichte en charmante Marschallin en Nadine Conner een glanzende Sophie. Dirigent George Szell, die in 1942 zijn debuut maakte in de Met en er regelmatig tot 1946 dirigeerde, is zoals altijd ritmisch zeer exact en geeft een transparante, zorgvuldig gefraseerde en elegante lezing. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en een paar fraaie foto’s helaas geen informatie. (Walhall 0331)
***** Elisabeth Grümmer werd in 1911 in de Elzas geboren. Nadat zij Herbert von Karajan had ontmoet in Aken begon zij zang te studeren. Von Karajan bezette haar korte tijd later al als Eerste Bloemenmeisje in ‘Parsifal’ van Wagner. Na de dood van haar echtgenoot in de Tweede Wereldoorlog vestigde Elisabeth Grümmer zich in Berlijn, zong daar aan de Städische Oper en maakte vervolgens carrière aan alle grote operahuizen van Europa en de Verenigde Staten. Zij zong met name Duits en haar repertoire was beperkt. Haar liedrecitals en concertuitvoeringen waren wereldberoemd. Op Andromeda is – tegelijkertijd met een CD met opera-arias’s – een CD uitgebracht met een radio-opname van een recital, dat zij in Schwetzingen gaf op 30 mei 1958. Dit recital verscheen twee jaar geleden al door het label Hänssler. Grümmer zingt vier liederen van Mozart en vier van Brahms, vijf van Schubert en vijf van Wolf. Haar sopraan is mooi ontspannen en helder verstaanbaar in de laagte en haar stem bloeit prachtig open als zij de hoogte ingaat. Opvallend fraai ook haar dictie en hoe zij de klank sluit na een “n” zoals ook Fritz Wunderlich altijd deed. Ook dit recital is helemaal Duits en het programma is op den duur een beetje eenkleurig, hoe fraai haar vertolking ook is. Het recital wordt aangevuld met opnamen van zes liederen van Schumann uit Berlijn 1953 – ook hier begeleid door pianist Hugo Dietz – en vier liederen van Schubert, die zij in 1956 opnam ook in Berlijn. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. (Andromeda ANDRCD 9085)
***** Cesare Valetti werd in 1922 in Rome geboren en maakte zijn professionele debuut als Alfredo in ‘La Traviata’ in 1947 in Bari. Zijn sobere en elegante voordracht gaven zijn uitvoeringen iets intiems en melancholisch. Zijn overwogen zang en onopgesmukte benadering waren zeer muzikaal met aandacht voor kleur en nobele klank. Zijn rollen vielen in het lichte tenorenrepertoire. Op een nieuwe CD op het label Bongiovanni in de serie ‘Il Mito dell’Opera’ komen vier componisten met name aan bod, helaas her en der verdeeld over de beide CDs. Van Massenet zijn er aria’s uit ‘Werther’, waarmee Valetti vroeg in zijn carrière succes in Spoleto had en in 1953 zijn US debuut in San Francisco maakte. “O Nature” zingt hij met prachtige nuances en “Pourquoi me réveiller” eindigt hij vreemd genoeg met “O souffle de l’Avril” in plaats van “Printemps”. “Ah! Fuyez” uit ‘Manon’ zingt hij analytisch en gepassioneerd met heldere dictie en woordduiding. Ook Rossini is goed vertegenwoordigd op de CDs. “Ecco ridente” van de graaf uit ‘Il Barbiere di Siviglia’ – de rol die hij in 1956 ook in Verona zong – geeft hij een droge benadering met legato coloraturen. Het bruisende “O fiamma soave” uit ‘La Donna del Lago’ – de opera waarin hij in 1958 Florence zong – bevat forse coupures. Een andere favoriete componist in het repertoire van Valetti was Donizetti. Het duet “Venti scudi” uit ‘L’Elisir d’Amore’ met Giuseppe Taddei als Belcore op deze CD stroomt lekker vlot en het duet uit de vierde akte van ‘La Favorita’ met Giulietta Simionato is zinderend en Valetti eindigt hier met een hoge C. En luister naar de grote bogen in zijn “Bell’alma innamorata” in de aria “Tu che a Dio” uit ‘Lucia di Lammermoor’. Een aantal fragmenten van Giuseppe Verdi zijn opgenomen, waaronder een bijzonder trio uit ‘Rigoletto’ met Roberta Peters, Cesare Siepi en Blanche Thebom van een Amerikaans televisie programma. Verder opvallend zijn aandacht voor de woorden in ‘I Quattro Rusteghi’ van Wolf-Ferrari onder leiding van Victor De Sabata in de Scala, zijn trage maar frisse benadering van de aria uit ‘Gianni Schicchi’, zijn tedere mezzavoce in “M’apparì” uit ‘Marta’ en de coloraturen van “Il mio tesoro” in één adem. Valetti was voor een Italiaan buitengewoon machtig over meerdere talen en ongewoon geïnteresseerd in liederen. De CDs besluiten met werken van Schumann. In 1960 nam Valetti een fraaie ‘Dichterliebe’ op, die voor zijn Duitse collega’s zeker niet onderdoet. De cyclus wordt aangevuld met nog vijf liederen van Schumann en een fragment uit diens ‘Requiem’. In het CD boekje is een liefdevol essay afgedrukt. (Bongiovanni GB 1220/21-2)
***** Deze opname van ‘Elektra’ van Richard Strauss was een radio-uitzending van de WDR uit Keulen in het jaar 1953. De opname verscheen eerder al op de labels Koch Schwann en op Gala en is nu opnieuw geremastered. Het geluid is beter dan dat van de droge Gala opname uit 1993. De uitvoering is één van de vijf opnamen met Astrid Varnay in de titelrol. Varnay zong vanaf de jaren zeventig tot in de jaren tachtig de rol van Klytämnestra, waarvan zelfs zeven opnamen bestaan. Als Elektra staat zij compleet boven de rol. Elke noot wordt door haar werkelijk gezongen en elk woord krijgt bij haar zijn betekenis. Varnay heeft een enorm uithoudingsvermogen en haar stem onbegrensde mogelijkheden. Eén van de beste Elektra’s ooit! Leonie Rysanek was de grote Chrysothemis van de 20ste eeuw. Er bestaan maar liefst elf opnamen van ‘Elektra’ met haar als Chrysothemis, waarvan de laatste zelfs uit 1984! In de jaren negentig ging Rysanek eveneens over op de rol van Klytämnestra, waarvan ook nog meerdere opnamen bestaan. Dit is de eerste opname van Rysanek als Chrysothemis en daarom interessant. Res Fischer is een lekker ruige Klytämnestra. Heerlijk haar schreeuw na Elektra’s “Was bluten muss? Dein eigenes Genick!”. De opname is mede interessant vanwege de enige opname van Hans Hotter als Orest. Hij klinkt hier nog niet zo nasaal als later. Dirigent Richard Kraus en het orkest staan op de opname helaas wat op de achtergrond. Kraus staat helemaal in het teken van zijn zangers. De overgang van CD 1 naar 2 in het midden van het duet Elektra / Klytämnestra is een vreemde keuze geweest. (Capriccio 5008)
***** Jennie Tourel werd geboren in 1900 in Canada en zong tot het uitbreken van de oorlog in Parijs. De Joodse mezzosopraan vluchtte voor de Duitsers in 1940 naar Amerika, waar zij in 1937 al haar debuut aan de Met had gemaakt als Mignon. Op het label Archipel is een uitvoering van ‘Kindertotenlieder’ van Gustav Mahler van 12 december 1960 in Carnegie Hall uitgebracht. Ook Mahler was in Nazi-Duitsland verboden en na de oorlog nog maar zelden gespeeld. Jennie Tourel was ten tijde van deze uitvoering 60 jaar en een groot begunstiger van Mahler. Luister naar haar gelaten optimisme in “Nun will die Sonn’so hell aufgeh’n”, de lusteloosheid en desoriëntatie in “Wenn dein Mütterlein”, het verwoestende “Oft denk’ich” en de psychologische storm, die eindigt in een wiegelied van “In diesem Wetter”. Tourel zingt de liederen direct, eerlijk en ontroerend. Haar “verheven spraak” weerspiegelt haar persoonlijkheid. Leonard Bernstein begeleidt met elegische expressiviteit. Verder op de CD Mahlers symfonie nr. 10 en ‘La Mer’ van Debussy, allebei onder leiding van Dimitri Mitropoulos. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. (Archipel ARPCD 0529)
***** Het merendeel van zijn 25 liederen schreef Giuseppe Verdi voordat hij zijn eerste operasuccessen behaalde. De individuele werkjes zijn niet zijn sterkste stukken en missen de dramatische strekking en bereik van zijn opera’s. Toch hebben ze iets melodramatisch en men hoort al de operacomponist aan het woord. De woorden zijn gekleurd en de liederen hebben een volle en sterk melodische adem. Het label Telos heeft nu een CD uitgebracht met 17 van de 25 liederen gezongen door drie verschillende stemmen. De Duitse coloratuursopraan Diana Damrau nam vijf liederen op in 2005. De loopjes en trillers van “Lo Spazzacamino” à la Oscar uit ‘Un Ballo in Maschera’ passen lekker bij haar coloratuursopraan, zoals ook de versieringen in het vrije en eenvoudige “La Zingara”. “Stornello” mag wat gekruider en met een bredere lach en het “Brindisi” – de eerste versie in hogere ligging dan de tweede – bruist ook niet echt. Damrau klinkt nogal Duits in dit repertoire. Al met al niet haar sterkste opname. De Oostenrijkse, lyrische bariton Paul Armin Edelmann nam zes liederen op in 2010. Hij geeft het elegische “More, Elisa, lo stanco poeta” een fraai melancholische toon, net als het “Non ti accostare all’ urna”. In het melodische “Nell’ orror di notte scura” brengt hij een goed contrast aan tussen het eerste, meditatieve deel en het opgeluchte, tweede gedeelte. Bij “Il Poveretto” legt hij fraai teleurstelling in zijn stem en het eenvoudige volksliedje “La Seduzione” zingt hij prachtig. Ook de Colombiaanse spinto César Augusto Gutiérrez nam zes liederen van Verdi op. Het operakarakter van “In solitaria stanza” past goed bij zijn tenor en ook het meer aria-achtige “Il mistero” met nu weer kalmte dan weer opwinding is ideaal voor Gutiérrez. Hij geeft met de emotioneel gevarieerde bekentenis “Deh, pietoso, oh Addolorata” een goede portrettering en in het brede “Ad una Stelle” verklinkt hij goed het verlangen naar bevrijding. “Il Tramonto” had wellicht wat meer nostalgisch gemogen. Friedrich Haider begeleidt bloemrijk en elegant. Telos heeft over het algemeen de juiste zangers bij de juiste liederen gekozen. De ware liefhebbers zouden nog moeten zoeken naar de opname van de complete Verdi-liederen, die Renata Scotto met pianist Vincenzo Scalera in 1990 opnam en in 2008 opnieuw uitgebracht is door Nuova Era. (Telos TLS 1005)
***** Sinds 2000 komt er jaarlijks een opname van de opera ‘Adriana Lecouvreur’ van Francesco Cilea uit op CD. Deze nieuwe uitgave op het label Dynamic is een live-opname uit Turijn van juli 2009. Marcelo Álvarez zingt een prachtige Maurizio en zijn lyrische fraseringen zijn fantastisch. Luister naar zijn aria “L’anima ho stanca”, één van de mooiste uitvoeringen. Niet voor niets gaat het publiek daar uit zijn dak. De Amerikaanse mezzosopraan Marianne Cornetti zong de rol van Principessa di Bouillon ook in 2006 in Amsterdam, toen Nelly Miricioiù de titelrol zong. Zij zorgt voor schitterend verismo en Italianità. Luister naar haar heftige “Acerba voluttà” in de stijl van de grote mezzo’s à la Barbiere, Stignani en Simionato. De sopraan Michaela Carosi heeft een mooi timbre voor de titelrol en de dramatiek liggen haar goed, alleen de subtiliteit en raffinement iets minder. Haar ronde stem is niet altijd verstaanbaar. Dirigent Renato Palumbo geeft een goede sfeer aan met name de eerste akte en is helder in Cilea’s doorschijnende instrumentatie. Al met al toch een wat bleke opname waar de dramatische momenten minder goed uit de verf komen. Deze uitvoering verscheen bij Dynamic ook op DVD. Er zijn geen biografieën in het CD boekje afgedrukt. (Dynamic CDS 628/1-2)
***** Deze studio-opname van ‘Rigoletto’ van Giuseppe Verdi werd in 1959 in Napels opgenomen en door Philips uitgebracht. De opname wordt nu voor het eerst op CD uitgegeven door het label Walhall. Renato Capecchi zingt de titelrol van de hofnar. In de recitatieve en parlando passages à la Melitone past zijn buffo goed, maar in de grootse passages ontbreekt het hem soms aan de dramatische klank. Zijn donkere bariton contrasteert ook niet goed met Sparafucile en Monterone. Van Richard Tucker bestaan in totaal zes opnamen in zijn glansrol als Duca di Mantova. Dit is daarvan de enige studio-opname en hij houdt zich in vergelijking met de live-opnamen helaas in. Maar zijn elan, stijl en enthousiasme zijn uniek. De Amerikaanse coloratuursopraan Gianna D’Angelo is een fantastische Gilda en nam de rol in 1961 opnieuw op in de studio voor het label Cetra, ook onder leiding van dirigent Francesco Molinari-Prandelli. Van de Italiaan Molinari-Pradelli bestaan maar liefst vijf opnamen van ‘Rigoletto’, waarvan zelfs drie studioregistraties (ook de 1967 EMI opname). Helaas is zijn lezing hier niet erg bruisend. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. (Walhall WLCD 0330)
***** Pas vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werd ‘Nabucco’ van Giuseppe Verdi populair en verschenen er opnamen van de opera. De eerste studio-opname werd zelfs pas in 1965 gemaakt. De eerste live-opname uit de Metropolitan Opera van New Yrok stamt uit 1960. De opname verscheen in 1980 op LP op het label Melodram en is nu uitgebracht op CD. De uitvoering is echter niet echt geweldig. Probleem is vooral de sopraan Leonie Rysanek in de rol van Abigaille. Rysanek gaat hier haar bijna grenzeloze repertoire te buiten, want ze is geen dramatische coloratuursopraan. Ze zingt geen coloraturen en houdt zich nogal in. Is het haar eerste ‘Nabucco’? In ieder geval is het de enige opname van haar Abigaille. Cesare Siepi heeft een indrukwekkende laagte voor Zaccaria, maar is onverstaanbaar. De Amerikaanse bariton Cornell MacNeil zingt de titelrol, een jaar na zijn Met debuut. Zijn grote bariton, goede dictie en explosieve hoogte zijn schitterend voor Nabucco. Een verrassing is de spintotenor Eugenio Fernandi. Hij is een fantastische Ismaele, één van die lastige, vroege Verdi tenorpartijen. Fernandi heeft een prettige, open stem met een prachtig legato. Heerlijk ook om Rosalind Elias als Fenena te mogen horen en Bonaldo Giaiotti is een luxe Gran Sacerdote. Thomas Schippers zorgt zoals altijd voor goede lijnen, een fraaie klank en bruisende energie. Het koor van de Metropolitan Opera laat horen dat het één van de beste operakoren ter wereld was en nog steeds is. De uitvoering heeft soms discrete, soms forse, soms gebruikelijke en soms vreemde coupures. Het koor “E l’Assiria” en de helft van het duet Nabucco / Abigaille in de derde akte zijn de meest opvallende coupures. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. (Myto 00235)