De Nederlandse mezzosopraan Lidy van der Veen werd 100 jaar geleden geboren. De carrière van deze zangeres is door Opera Nederland in een biografie opgetekend.

 

1915
Lidy van der Veen werd op 1 januari 1916 als Aleida Jacoba van der Veen te Amsterdam geboren.

1930
Zij had privézangles bij de mezzosopraan Jo Immink, later ook de lerares van Mimi Aarden (De Telegraaf; 25-3-1976).

Vervolgens studeerde Lidy van der Veen aan het Amsterdams Conservatorium bij de Joods-Duitse tenor en zangpedagoog Kammersänger Eduard Lichtenstein (1889- 1953), die in 1933 van Duitsland naar Nederland was gevlucht en later ook de docent zou zijn van Cora Canne Meijer.

Weer later volgde Lidy van der Veen lessen aan het Mozarteum te Salzburg bij de Duitse zangpedagoge Franziska Martienßen-Lohmann (TheaterEncyclopedie.nl).

1940
Lidy vd Veen debuut 1941
Lidy van der Veen maakte haar debuut op 13 december 1941 in de Stadsschouwburg van Amsterdam bij het Gemeentelijk Theater Bedrijf afdeling Opera van Johannes den Hertog als Seconda Contadina in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart (Deutsche Zeitung in den Niederlanden; 12-12-1941).

Ook zong zij tijdens de oorlogsjaren diverse malen bij de door de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap gefinancierde Nederlandsche Kameropera van Jaap Kool: als Koralie in ‘De Dorpsquerulant’ van Jan de Keyser, Lady Pamella in ‘Fra Diavolo’ van Auber , Fidalma in ‘Il Matrimonio Segreto’ van Cimarosa, Bianka in ‘Der widerspenstigen Zähmung’ van Goetz, Die Mutter in ‘Die Geschichte vom schönen Annerl’ van Kauffmann, Dorabella in ‘Cosi fan tutte’ en de Zweite Dame in ‘Die Zauberflöte’ beide van Mozart en als Violanta in ‘Boccacio, oder Der Prinz von Palermo’ en in ‘Die schöne Galathée’ beide van Suppé [1].

1945
Lidy vd Veen debuut DNO 1947
De naam van Lidy van der Veen dook pas twee jaaren na de Tweede Wereldoorlog op voor haar debuut op 19 augustus 1947 bij De Nederlandsche Opera (DNO) als de Stem van Antonia’s Moeder in ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach (De Tijd; 18-8-1947).

In september 1947 zong zij bij het gezelschap al de titelrol van ‘Carmen’ in de tweede bezetting te Utrecht (De Gooi- en Eemlander; 1-10-1947),

Verder was zij dat seizoen bij DNO nog te horen als Flora in ‘La Traviata’ en Marthe in ‘Faust’ [1].

In het kader van het Holland Festival trad Lidy van der Veen op 6 en 8 juni 1948 op in de rol van Concepción ‘L’Heure Espagnol’ onder leiding van Pierre Monteux:

“Ook Lidy v. d. Veen kon men, afgezien dan van het bovengenoemde stilistische bezwaar, zeer waarderen” (De Tijd; 7-6-1948)

In het seizoen 1948/1949 zong zij bij DNO Maddalena in ‘Rigoletto’:

“Zonder de overigens iets te kort doen willen wij nog de uitstekende vertolking van Sparafucile door Gerard Groot en de Maddalena van Lidy van der Veen memoreren” (De Waarheid; 20-8-1948)

Verder was zij in dat seizoen bij DNO onder auspiciën van de Wagnervereeniging te horen als Dryade in ‘Ariadne auf Naxos’:

“Ingen Soet en Lidy van der Veen vormden met Greet Koeman het trio van Najade. Dryade en Echo, zeer welluidend” (De Tijd; 26-11-1948)

Lidy vd Veen Trovatore 1949Daarnaast zong zij bij DNO in dat seizoen Azucena in ‘Il Trovatore’:

“Wat dat laatste betreft voldeden Holthaus met zijn buitengewoon krachtige stem en ook Lidy van der Veen beter. Zij beiden hadden ook het gepaste pathos voor deze drakerig dramatische opera” (Het Vrije Volk; 15-3-1949)

Tenslotte was zij in dat seizoen bij DNO nog te bewonderen als Julietta en Stella in ‘Les Contes d’Hoffmann’, Njanja in ‘Die Fledermaus’ en Suzuki in ‘Madama Butterfly’ [1].

Lidy van der Veen werkte op 19 oktober 1949 mee aan een radio-uitvoering op Hilversum I van de operette ‘Der Obersteiger’ van Karl Zeiler. Onder leiding van de artistieke leider van De Nederlandsche Opera, Paul Pella, zong zij naast de tenor Frans Vroons, de sopraan Louise de Vries, de bariton Otakar Kraus, de tenor Jan van Mantgem en de sopraan José Candel (De Waarheid; 19-10-1949).

1950
Lidy van der Veen zong op 4 januari 1950 de rol van Larina in ‘Jevgeni Onjegin’ in een radio-uitvoering op Hilversum II (De Waarheid; 4-1-1950).

In het seizoen 1949/1950 zong zij bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen nog te bewonderen als het 2. Meermädchen in ‘Oberon’ van Von Weber [1].

In het kader van het Holland Festival zong zij bij DNO op vrijdag 15 juni 1950 in de Stadsschouwburg te Amsterdam de rol van Kostelnička in ‘Jenůfa’ van de Tsjechische componist Janáček. De Nederlandse vertaling was van Th. A. Eekman en Theun de Vries:

“De zeer moeilijke rol van de kostersweduwe werd door Lidy van der Veen buitengewoon mooi gezongen. In het eerste bedrijf speelde zij nog te strak, te theatraal, maar later wist zij de dramatische zielsconflicten zeer overtuigend uit te beelden” (De Waarheid; 18-6-1951)

Op 16 november 1951 werkte zij mee aan de première van ‘Lohengrin’ ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van De Nederlandsche Opera. Na de protesten in een gedeelte van de Nederlandse pers had de directie van De Nederlandsche Opera ervan afgezien de uitvoering tot een jubileumvoorstelling te maken. Het zou een schandaal geworden, want de productie vond plaats onder muzikale leiding van de Duitse gastdirigent Karl Elmendorff, die “gedurende het hele Hitler-bewind lustig in het geheel genazificeerde Bayreuth Wagner-voorstellingen heeft geleid” en met medewerking van de Duitse gastregisseur Georg Hartmann, die op persoonlijke uitnodiging van Seyss-Inquart onzaliger nagedachtenis in 1942 als directeur van de Opera te Duisburg ook met de ‘Lohengrin’ naar Nederland is gekomen!” (De Waarheid; 17-11-1951)

“door Lidy van der Veen (Ortrud) en Casper Broecheler (Telramund) indrukwekkend vertolkt werden” (De Waarheid; 17-11-1951)

“Lidy van der Veen, die de vilijne Ortrud vooral vocaal uitnemend beheerste” (De Heerenveensche Koerier; 5-12-1951)

Lidy van der Veen maakte op 15 december 1952 haar roldebuut als Santuzza in ‘Cavalleria Rusticana’ van Mascagni bij DNO in de Rotterdamse Schouwburg (Het Vrije Volk; 13-12-1952).

Met het Rotte’s Mannenkoor zong zij op 21 juni 1953 in Den Bosch de rol van Jocasta in ‘Oedipus Rex’ van Stravinsky (De Tijd; 22-6-1953).

Op 30 oktober 1953 trad zij bij DNO voor het eerst op als Kathinka in ‘De Verkochte Bruid’ van Smetana:

“Siemen Jongsma, Lidy van der Veen, Guus Hoekman, Jo van der Meent en Nel Duval voldeden uitstekend” (De Waarheid; 31-10-1953)

In het seizoen 1945/1955 zong zij bij DNO op 20 augustus 1954 voor het eerst de rol van Mercédès in ‘Carmen’ [1].

1955
Lidy van der Veen zong in dat seizoen bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen nog Mirabella in ‘Der Zigeunerbaron’ van Johann Strauß jr.:

“Jan Voogt, Lidy van der Veen en Chris Taverne kweten zich naar behoren van hun kleine rollen” (De Waarheid; 23-2-1955)

Op 29 maart 1955 zong zij de rol van Mrs. Sedley in de Nederlandse première van ‘Peter Grimes’ van Britten:

“Greet Koeman in een vocaal vaak prachtige vertolking van Ellen Orford, de mededogende onderwijzeres, verder Chris Reumer als de visser Bob Boles, Guus Hoekman als de rechter Swallow en Lidy van der Veen in haar vaardige typering van de roddelende weduwe” (De Tijd; 30-3-1955)

In het seizoen 1955/1956 was zij bij DNO op 1 september 1955 te bewonderen als Mamma Lucia in ‘Cavalleria Rusticana’ [1].

In november 1955 was zij nog te horen in een concertante uitvoering van ‘Nabucco’ als Fenena in Rotterdam (Het Vrije Volk; 11-11-1955).

Daarnaast maakte zij in dat seizoen bij DNO nog haar roldebuut als Vera Boronel in ‘The Consul’ van Menotti op 29 maart 1956 (De Waarheid; 23-3-1956).

In dat seizoen zong zij bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen nog als Curra in ‘La Forza del Destino’ en Giovanna in ‘Rigoletto’ beide van Verdi.

Lidy van der Veen zong in het seizoen 1956/1957 bij DNO geen nieuwe rollen. In het seizoen 1957/1958 trad zij bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen nog op als Nuri in ‘Tiefland’ van D’Albert en Margarita in ‘I Quattro Rusteghi’ van Wolf-Ferrari [1].

Op 19 december 1958 trad zij bij DNO op in het kader van het Holland Festival in ‘Il Trittico’ van Puccini als La Maestra delle Novizie in ‘Suor Angelica’ en Zita in ‘Gianni Schicchi’:

“Ook alle kleine rollen waren hier uitstekend (met speciale vermelding voor Lidy van der Veen en Guus Hoekman)” (De Telegraaf; 20-12-1958)

Verder zong zij op 29 januari 1959 bij DNO de rol van La Contessa di Coigny in ‘Andrea Chenier’ in het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen in Den Haag:

“Een zeer acceptabele Lidy van der Veen als de gravin de Coigny” (De Telegraaf; 30-1-1959)

Op 23 april 1959 maakte zij bij DNO haar roldebuut als Zulma in ‘L’Italiana in Algeri’ van Rossini:

“Even waardig de Zulma van Lidy van der Veen” (De Telegraaf; 24-4-1959)

Lidy van der Veen werkte ook mee aan de Nederlandse radiopremière van de opera ‘Dialogues des Carmélites’ van Francis Poulenc. De opnamen voor de KRO-uitzending, die op dinsdag 14 juli 1959 was bepaald, werden in de tweede week van juni 1959 te Maastricht gemaakt. Aan deze uitvoering werkten mee van Franse zijde Denise Duval, Denise Scharley, Noemie Perugia, Paul Finel en Louis Rialland en verder van Nederlandse zijde de dames Lidy van der Veen, Corry Bijster, Adie le Gue en Thea van der Steen, alsmede de heren Leon Combé, Siemen Jongsma, Leo Ketelaars en Simon van der Geest. Dirigent André Rieu leidde het Limburgs Symphonie Orkest (De Tijd De Maasbode; 6-6-1959).

In het seizoen 1958/1959 zong Lidy van der Veen bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen verder nog Orlofsky in ‘Die Fledermaus’ [1].

1960
Lidy van der Veen maakte op 1 januari 1960 bij DNO haar roldebuut als Marcellina in ‘Le Nozze di Figaro’:

“Lidy van der Veen was een in alle opzichten mooie Marcellina” (Het Vrije Volk; 12-1-1960)

Op 26 februari 1960 zong zij Teresa in een concertante opvoering van ‘La Sonnambula’ van Bellini in de Rivièrahal te Rotterdam bij het Rotterdams Dameskoor Zanglust:

“in kwaliteit deed het werk van Annette de la Bije (Lisa) en Lidy van dyer Veen (Teresa) zeker niet voor het hare onder” (Het Vrije Volk; 27-2-1960)

Op 4 maart 1960 maakte zij bij DNO haar roldebuut als Gräfin Palmatica Nowalska in ‘Der Bettelstudent’ van Millöcker:

“Lidy van der Veen, Nel Duval en Chris Reumer speelden uitermate geslaagde karakterrollen” (Het Vrije Volk; 8-3-1960)

In het seizoen 1959/1960 zong zij bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen nog Un Pastore in ‘Tosca’ van Puccini [1].

Ook werkte zij op 15 juni 1960 mee aan de wereldpremière van de opera ‘Martin Korda D.P.’ van Henk Badings als de Moeder van Wanda in het kader van het Holland Festival (De Tijd De Maasbode; 17-6-1960).

In de seizoen 1960/1961 en 1961/1962 voegde Lidy van der Veen geen nieuwe rollen aan haar DNO-repertoire toe.

Haar echtgenoot de bas Gee Smith overleed op 16 juni 1962 na een langdurige ziekte op 53-jarige leeftijd te Scheveningen (Het Vrije Volk; 18-6-1962).

Op 2 november 1962 zong Lidy van der Veen de rol van Eine alte Wucherin in ‘Raskolnikoff’ van de Zwitserse componist Heinrich Sutermeister in de Stadsschouwburg van Amsterdam (De Telegraaf; 26-10-1962).

Op 30 juni 1963 werkte zij mee aan een productie van ‘Elektra’ in het kader van het Holland Festival in de Rotterdams Schouwburg naast Marijke van der Lugt in de titelrol, Annie Delorie als Klytamnestra, Antoinette Tiernessen als Chrysothemis, Frans Vroons als Aegisth, Arnold van Mill als Orest en Henk. Smit. Marijke Franssen, Cora van Doesburgh, Wim Koopmans, Nelly Burbach en Elly Verhagen (Het Vrije Volk; 20-4-1963).

In het seizoen 1963/1964 zong zij bij DNO naast een aantal van de eerder genoemde rollen nog Rossweise in ‘Die Walküre’ en Jaroslawnas Amme in ‘Vorst Igor’ van Borodin.

1965
In het haar laatste DNO seizoen 1965/1966 geen nieuwe rollen. Op 2 mei 1965 trad zij nog op tijdens het Mijnstreekfestival als Mercedès in ‘Carmen’. Dit zal één van haar laatste optredens zijn geweest (De Tijd De Maasbode; 30-3-1965).

Midden juni 1966 werd in Den Haag de Akademie voor Podiumkunsten opgericht. Hier vervulde Lidy van den Veen de functie van zangdocente (De Tijd; 29-6-1966).

Lidy vd Veen overlijdensadv2005
Lidy van der Veen overleed op 22 februari 2005 in het verpleeghuis Bertilla te Drachten. Zij werd in stilte gecremeerd (Limburgsch Dagblad; 28-4-1965).

Bronnen:
[1] Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)