***** De Hongaarse componist György Kurtág (1926) schreef zijn langste werk ‘Kafka Fragments’ uit 1985-87 voor sopraan en viool. Voor de zestig minuten durende cyclus verzamelde hij veertig citaten uit brieven, dagboeken en werken van Franz Kafka. De paradoxen van Kafka (ironie-angst, herroeping-ontploffing, creatieve kracht-besluiteloosheid) worden in de vierdelige cyclus door Kurtág muzikaal vertaald. De componist schreef de veertig korte liederen – slechts zeven van de veertig liederen duren langer dan twee minuten – voor Adrienne Csengery (voor wie hij bijna al zijn latere vocale werk schreef) en droeg hem op aan de kunstpsychologe Marianne Stein. Csengery nam de cyclus op voor het label Hungaroton en ook Juliane Banse maakte al een opname van het werk. In oktober 2012 namen de sopraan Caroline Melzer en violiste Nurit Stark de cyclus op voor de microfoon in de Studio Gärtnerstraße in Berlijn. ‘Kafka Fragments’ is een hoogtepunt in Kurtágs vocale oeuvre. Het eerste deel opent met de paradox nabijheid-scheiding in “Die Guten gehn im gleichen Schritt”, waar de viool de stappen van de goeden speelt en de sopraan de anderen zingt die eromheen dansen. Verderop in dit deel in “Stolz” de wrede zoektocht naar de juiste toon. Het tweede deel bestaat uit slechts één lange litanie. Luister in het derde deel naar de snelle ritmen en dichte intervallen van “Der Coitus als Bestrafung”, het roerloze en stille “Meine Festung”, de aarzeling in “Ziel, Weg, Zögern”, het geestige “Penetrant jüdisch”, het illusoire van “Staunend sahen wir das grosse Pferd” en tenslotte het lyrische “Szene in der Elektrischen”. In het laatste deel interessant het eveneens fabelachtige “Leoparden” en tot besluit het bevrijdende “Es blendete uns die Mondnacht”. Caroline Melzer heeft een verstaanbare dictie (meer nog dan Csengery), een heldere toon en een grote uitdrukkingskracht. Nurit Stark speelt de aan de vrije atonaliteit van Webern gelijkende vioolpartijen virtuoos. Luister ook naar haar twijfel in “In memoriam Joannis Pilinszky”, treffender nog dan András Keller op de Hungaroton-opname. ‘Kafka Fragments’ is een gedurfde, maar dankbare onderneming voor liefhebbers van vocale muziek.
BIS 2175 (1CD)
**** Antonio Pappano dirigeerde op 27 februari 2015 een uitvoering van de opera ‘Aida’ van Giuseppe Verdi (1813-1901) in de Sala Santa Cecilia van het Auditorium Parco della Musica van Rome. Dit concert werd voorafgegaan door een studio-opname van de opera. Gedurende een week stond in dezelfde maand dezelfde cast in dezelfde zaal vanwege de eerste studio-opname van ‘Aida’ sinds veertien jaren. Er was een luxueuze bezetting bijeen gebracht van zangers, die op het hoogtepunt van hun carrière zijn. Het is overigens opmerkelijk dat vijf van deze acht zangers dezelfde agent hebben. En het is opvallend dat drie van de vier hoofdrollen hun roldebuut maken. De Duitse sopraan Anja Harteros zingt de titelrol van de Ethiopische prinses Aida hier voor het eerst. De ingetogen momenten als “O patria mia” zijn prachtig, ook al zijn de betogende ogenblikken nog niet altijd overtuigend. Ook haar landgenoot Jonas Kaufmann maakt hier als Radamès zijn debuut in ‘Aida’. Kaufmann is het beste wat de hedendaagse operawereld te bieden heeft en alles wat hij aanraakt verandert in goud. Zijn zang is schitterend gecontroleerd – luister naar de pppp, het diminuendo en het morendo in het slot van “Celeste Aida” – en soms verlaat hij de kelig klank voor een eerlijk en open geluid. Zijn Radamès zal nog meer diepgang krijgen als hij de rol vaker op het toneel gaat zingen. Ook de Franse bariton Ludovic Tézier als Amonasro maakt hier zijn roldebuut en nog niet helemaal geloofwaardig in zijn rol. De Wit-Russische mezzosopraan Ekaterina Semenchuk zong Amneris al vaker en zij heeft van alle solisten dan ook de grootste uitdrukkingskracht. Maar de abgedunkelte klank is een kwestie van smaak. De Uruguayaanse bas Erwin Schrott had Ramfis ook al op zijn repertoire staan en ook de schitterende, Italiaanse bas Marco Spotti zong Il Re – en ook Ramfis – al vele malen eerder. De upcoming Italiaanse tenor Paolo Fanale is de Messaggero in de eerste akte. De chemie van de opname komt echter van dirigent Antonio Pappano en het Orchestra e Coro dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia. Het orkest nam in de jaren vijftig ‘Aida’ al op met Renata Tebaldi en Mario del Monaco en speelt sinds 2005 onder leiding van Antonio Pappano. Pappano presenteert de privé en publieke momenten, de intimiteit en de grandeur uitstekend. Het preludio is zo geconcentreerd, nauwkeurig en ragfijn als maar mogelijk is en de “grande” momenten – aan het hof in de eerste akte en de tweede scène van de tweede akte – hebben bravoure, dreiging, pracht en praal mede dankzij de aanvulling door de Banda Musicale della Polizia di Stato. De geluidsopname geeft de kleuren en klankdichtheid fantastisch weer, ook al is er opvallend veel geschuif en gesnuif op diverse verstilde momenten, het meest storend tijdens “Celeste Aida”. De fraaie uitgave bevat het libretto in vier talen, een persoonlijk bericht van Antonio Pappano – waarin hij de opname opdraagt aan zijn vader met wie hij de partituur gedurende vele jaren bestudeerde – en een onbeduidend essay van George Loomis. Er zijn geen biografieën van de zangers.
Warner Classics 0825646106639 (3CDs)
**** In de serie ‘In Flanders’ Fields’ van het CD label Phædra komen in deel 88 Vlaamse, romantische liederen aan bod. De Nederlandse bas Robert Holl nam hiervoor tussen 2 en 4 december 2014 in de Blauwe Zaal in Antwerpen twintig liederen van vijf Vlaamse componisten op. De CD kreeg als titel ‘De Kern van Alle Dingen’, van het toegift op de CD, een eigen compositie van Holl. De CD opent met de cyclus ‘Grafgezangen’ (1879) van Edgar Tinel. De zeven liederen roepen romantische, sprookjes en fantasie-achtige en soms macabere droombeelden op. Van Peter Benoit de twee liederen: het mijmerende “Ik droomde” (1870) en het boeiende “Gaat de Mensch” (1867). Uit de Duitstalige cyclus ‘Wanderlieder’ (1868) van Gustave Huberti zes van de acht liederen, waar Schumann om de hoek komt kijken. De componist Arthur Verhoeven schreef zo’n 200 liederen, waarvan Holl hier vier bijzondere liederen opnam. Het nog ongepubliceerde lied voor basstem “Stil, over ’t vredig sluimrend dorpje” is uitermate prachtig. En vervolgens van de componist Arthur Meulemans het sfeervolle jeugdlied “’t Is stille” (1905) op tekst van Guido Gezelle. Het interessante repertoire op de CD heeft merkbaar de liefde van Robert Holl. Met de ervaring van een intensieve carrière straalt zijn voordracht zeggenschap uit. De Vlaamse pianist en musicoloog Jozef De Beenhouwer begeleidt fraai en corps en schreef een goed essay over de componisten in het CD-boekje.
Phædra PH 92088 (1CD)
*** De zoektocht naar authenticiteit in de klassieke muziek gaat nog altijd door. Zo is de opera ‘Die Entführung aus dem Serail’ (1782) van W.A. Mozart (1756-1791) door René Jacobs geredigeerd en na en reeks uitvoeringen opgenomen voor de CD. De opname werd in september 2014 in de Teldex Studio van Berlijn gemaakt voor het label Harmonia Mundi. Hierbij was het uitgangspunt een soort hoorspel te construeren. De bewerking blijkt uit een aantal aspecten te bestaan. Er zijn – net als in Jacobs’ opname van ‘Die Zauberflöte’ voor Harmonia Mundi – geluidseffecten toegevoegd. Daarnaast wordt de muziek op sommige plaatsen onderbroken door gesproken tekst. Dit verhoogd het “hoorspel”-gehalte, maar veel liefhebbers van opera, die vaak juist minder dan meer gesproken teksten wensen, zullen hierdoor afhaken. De gesproken teksten werden door Jacobs gereviseerd en op de achtergrond begeleid door fortepiano. Ook de gesproken ontvoeringscène van de derde akte wordt met een fortepiano “gemuzikaliseerd”. De fortepiano is tevens prominent aanwezig in preludes, introducties, overgangen, monologen en aria’s. Hoe authentiek dit alles is, is onbekend maar voor de oren van “bekenden” van ‘Die Entführung aus dem Serail’ komt het nogal romantisch over. De zangpartijen zijn passend bezet. Robin Johannsen als Konstanze, Maximilian Schmitt als Belmonte, Dimitry Ivashchenko als Osmin (ook bij de Reisopera in ‘Die Entführung aus dem Serail’ in 2007), Mari Eriksmoen als Blondchen en Julian Prégardien als Pedrillo zingen hun partij prima en hun rollen overtuigend. In een kunst van historische reconstructie worden echter bij de terugkerende frasen en stanza’s improvisaties, variaties, versieringen en toevoegingen gemaakt die wel erg avontuurlijk aanhoren. Voor de opkomst van de Janissaries in de eerste akte – bij de wereldpremière offstage gespeeld, maar niet in de autograaf – wordt het “Marcia turchese’ van Michael Haydn gespeeld zoals ook in 1795 in Salzburg werd gedaan. En de scène van Klaas in het begin van de derde akte is geschrapt en daarvoor in de plaats wordt voor Pedrillo een lied van Mozart geïncludeerd. De Akademie für Alte Musik Berlin speelt fris en volgen René Jacobs’ contrasterende tempi uitstekend.
Harmonia Mundi HMC902214/15 (2CDs)
*** Je verwacht een doldwaze boel bij het zien van de foto’s en titel van de nieuwe CD ‘Fiançailles pour rire’ van de Franse sopraan Natalie Dessay. Maar niets is minder waar. Zij koos bekende liederen van vijf Franse componisten en nam ze tussen 16 en 21 juni 2014 in de Salle Solonne van Parijs op voor de CD. Bij de vijf liederen van Gabriel Fauré is al weinig te lachen. Frasen als “Hélas, triste réveil des songes”, “Voix de notre désespoir”, “Tristes sous leurs déguisements fantasques”, “Il pleure dans mon cœur” nodigen niet uit tot schateren. En zo gaat het nog even door. Het enige lied van Emmanuel Chausson op deze CD ‘Chanson pour Jeanne’ gaat over de dood. Daarna liederen van Frncis Poulenc, die hij componeerde op teksten van Louise de Vilmorin. Hieronder de titelcyclus van de CD ‘Fiaçailles pour rire’, die diepe melancholie etaleert. En ook al opent de ‘Trois Poèmes’ met een licht en vrolijk “Le Garçon de Liège”, het volgende “Au-delà” is ambivalent en “Aux officiers de la garde blanche” introvert. Als intermezzo Poulencs duet “Colloque”, dat Dessay met haar echtgenoot Laurent Naouri zingt. Van Ernest Chausson vervolgens het treurige “Chanson perpétuelle”. Van drie versies van het lied werd gekozen voor de ongewone bewerking voor piano en strijkkwartet. Een lied over wanhopige en verloren liefde en geluk… En daarna nog Chaussons nostalgische “Le colibri” en het melancholische “Le temps des lilas”. Tot slot van de CD drie liederen van Duparc. “Au pays où se fait la guerre”, een klaaglied van een vrouw die wacht op haar echtgenoot die naar de oorlog is gegaan. “Soupir” behoeft geen uitleg en “Extase” deed bij de componist zelf zijn keel dichtknijpen. Natalie Dessay zingt de liederen prachtig bescheiden, passend ingetogen, maar bijna ontwijkend. Verrukkelijke haar perfecte dictie. Pianist Philippe Cassard begeleidt haar vrijwel onopvallend, bijn symbiotisch. De CD bevat een uitgebreid essay van Denis Herlin over het repertoire. Geen goede CD voor mensen met najaarsmoeheid!
Erato 08256 461144 0 5 (1CD)
*** De componist Ludwig Berger (1777-1839) schreef meer dan 160 liederen. Zijn ‘Gesänge aus dem gesellschaftlichen Liederspiele Die schöne Müllerin’ baseerde hij op een huiselijk gezelschapsspel, waar vrienden liederen improviseerden op teksten. Op tien van deze teksten componeerde Berger zijn liederen en publiceerde ze in 1818. Het was zes jaar voordat Franz Schubert (1797-1828) twintig teksten van Wilhelm Müller op muziek zette. Ook zijn liederen werden in de salons gezongen, ook door amateurs. Deze uitvoerenden hadden een zekere mate van creatieve vrijheid en brachten variaties, alternatieven en veranderingen aan. Tenor Markus Schäfer en pianist Tobias Koch hebben de uitvoeringspraktijken uit de tijd van Berger en Schubert bestudeert en gepoogd een impressie te maken van de vertolking van de twee cycli op de CD ‘Die schöne Müllerin’, die zij in februari 2013 opnamen in het Stadtschloss van Weimar. Terugkerende strofen en herhalingstekens nodigen uit tot versieringen, improvisaties en toevoegingen. Schäfer en Koch op pianoforte musiceren met enthousiasme, maar de aanvullingen klinken wel erg hachelijk en ongewoon voor de hedendaagse oren.
AVI-music 8553333 (1CD)