augustus 2012
***** EMI heeft een box van elf CDs uitgebracht met integrale opnamen uit de jaren zeventig van Duitse eenakters. De opnamen werden destijds uitgebracht op 13 LPs en een aantal verscheen in 1998 al bij CPO als losse CD. Nu is deze mooie box beschikbaar met één opera per CD. Op één na zijn alle opnamen in München gemaakt. De eerste CD bevat Mozarts vroege Singspiel ‘Bastien und Bastienne’, opgenomen in 1975 in de studio. Voor zover bekend verschijnt de opname hier voor het eerst op CD. Helaas klinkt Kurt Moll meer bezadigd dan echt slim als de vermeende tovenaar Colas. Luister naar zijn typische Mozart toveraria “Diggi, daggi”, waarin de rijpe Mozart zich al laat horen. Op de tweede CD is de studio-opname uit 1975 van Mozarts latere, gekunstelde komedie ‘Der Schauspieldirector’ te horen. Ook deze opname verschijnt hier voor zover bekend voor het eerst op CD. Peter Ustinov is een geestige, gezaghebbende Frank en Mady Mesplé en Edda Moser zingen artistiek – ook al niet erg theatraal – als Madame Herz en Mademoiselle Silberklang. Prachtig het duet “Ich bin die erste Sängerin” met een fraaie hoge F van Mady Mesplé. Op de derde CD de opera comique ‘Le Cadi dupé’ van Christophe Willibald Gluck – in het Duits ‘Der betrogene Kadi’ – opgenomen in de studio in 1974. Het verhaal gaat over een rechter die wil scheiden van zijn vrouw Fatime om met de mooi Zelmire te trouwen, die verliefd is op Nuradin. De muziek heeft Turkse invloeden met cimbalen, slagwerk en piccolo’s. De titelrol van de Kadi ligt misschien iets te laag voor Walter Berry en de rol van Fatime wellicht iets te laag voor Anneliese Rothenberger, maar Helen Donath is een beeldschone Zelmire en Nicolai Gedda een stralende Nuradin. Het ensemble heeft plezier in het werk. De vierde CD is gewijd aan een opname van de enigszins saaie opera (of operette) van ‘Die vierjährigen Posten’ van Franz Schubert, een radio-opname van 1977. Het werk is niet erg interessant, maar vanwege Helen Donath als Käthchen in onder andere de aria “Gott! Höre meine Stimme” de moeite waard. Op de vijfde CD de klucht ‘Die Zwillingsbrüder’ van Schubert, een studio-opname uit 1975. Ook hier een schitterende Helen Donath als Lieschen, de dochter van de dijkgraaf, een korte bijdrage van Kurt Moll. Wolfgang Sawallisch beklemtoont de gedateerd geestige aspecten van het werk. De zesde CD bevat de opera ‘Die Verschworenen’ van Schubert, opgenomen in 1977 in de studio. Dirigent en solisten proberen volkselementen en onbevangenheid te laten klinken. Kurt Moll is een sonore graaf en Edda Moser een ontzaghebbende gravin. Luister naar “Ja, wir schwören”, waarin zij doet denken aan de Koningin van de Nacht. Op CD zeven de studio-opname uit 1975 van ‘Abu Hassan’ van Carl Maria von Weber. De drie zangers Nicolai Gedda (Abu Hassan), Edda Moser (Fatima) en Kurt Moll (Omar) leggen onder leiding van dirigent Wolfgang Sawallisch humor, onbevangenheid, voordracht en charme in het romantische werk. Luister naar de beeldschone aria “Wird Philomele trauern” door Edda Moser. De achtste CD doet een poging om de komische opera ‘Die Opernprobe’ van Albert Lortzing te laten herleven. De studio-opname uit 1974 is een zorgvuldige uitvoering van de mooie muziek van Lortzing en zijn oubollige humor. Goede bijdragen zijn er van Nicolai Gedda als Adolph en Walter Berry als zijn dienaar Johann. Op de negende CD het Singspiel ‘Die beiden Pädagogen’ van Felix Mendelssohn Bartholdy, dat de componist schreef toen hij 12 jaar oud was voor opvoering in zijn ouderlijk huis. Derhalve is de opera niet zozeer theatraal of dramatisch als wel cerebraal. Dit is zover bekend de enige opname van dit werk, als radioregistratie in 1978. Op de tiende CD een radioregistratie uit 1977 van het Singspiel ‘Die Heimkehr aus der Fremde’, dat Mendelssohn acht jaar na ‘Die beiden Pädagogen’ schreef opnieuw voor opvoering in zijn ouderlijk huis. Deze eenakter heeft meer muziektheaterpotentie, de opname heeft dat mede door het uitstekende ensemble. Helen Donath is een beeldschone Lisbeth. Luister naar haar “So mancher zog ins Weite” en “Die Blumenglocken mit hellem Schein”. De elfde CD laat een studio-opname horen van het muzikale Lustspiel en conversatiekomedie ‘Die Abreise’ van Eugen d’Albert. Dit is de enige eenakter in de box, die niet in München is opgenomen, maar Hongarije. Hermann Prey als Gilfen, Edda Moser als Luise en Peter Schreier als Trott halen met hun uitstekende vocale middelen meer eruit dan er echt inzit. Vanwege hen is de opname de moeite waard. Jammer echter dat de opera slechts één track bevat. Dit is een box met opera’s uit een vergane tijd. Toch vormen de eenakters een uitstekend repertoire voor operastudio’s en zangacademies. Het is daarom goed dat deze uitgave terug is in de catalogus van EMI. Helaas bevat de box geen begeleidend boekje, waardoor er geen informatie over de opera’s wordt verstrekt. (EMI 4-64314-2)
***** Deze uitvoering van de opera ‘Elektra’ van Richard Strauss (1864 – 1949) op 25 maart 1961 in de Metropolitan Opera House van New York verscheen zover bekend niet eerder op CD. De titelrol wordt gezongen door de Duitse sopraan Inge Borkh, één van de belangrijkste Elektra’s van de 20-ste eeuw. Zij maakte haar Met-debuut in 1958 als Salome en zong alleen in 1961 de rol van Elektra in de Met. Er bestaan maar liefst elf opnamen van Inge Borkh als Elektra, waaronder de studio-opname op DG onder leiding van Karl Böhm en met Jean Madeira als Klytämnestra en de uitvoering tijdens de Salzburger Festspiele van 1957 onder leiding van Dimitri Mitropoulos en met Max Lorenz als Aegisth en opnieuw Jean Madeira (Orfeo en Opera d’Oro), waar Inge Borkh inviel is legendarisch. In 1973 nam Inge Borkh afscheid van het operatoneel met Elektra. Elektra is de rol waarmee Inge Borkh het meest geïdentificeerd werd en er is geen andere rol wier personage zij zo volledig portretteert. De Oostenrijkse sopraan Leonie Rysanek zingt op deze opname Elektra’s zus Chrysothemis, de rol waarvan zo’n elf opnamen van Rysanek bestaan, de eerste uit 1953 en de laatste uit 1984. Leonie Rysanek was de grote Chrysothemis van de 20-ste eeuw. Eén keer zong zij de rol van Elektra voor de televisieregistratie onder leiding van Karl Böhm en in de jaren negentig ging Rysanek over op de rol van Klytämnestra, waarvan ook nog meerdere opnamen bestaan. Stralend is zij in de hoogte, ook al gaat haar “Draufgängertum” soms ten koste van de stemschoonheid en is er een opvallende breuk tussen haar midden- en borstregister. De Amerikaanse mezzosopraan Jean Madeira zingt de rol van Klytämnestra. Niemand lacht zo aanstekelijk bij “Lichter!” en niemand krijst zo lekker als Klytämnestra vermoord wordt als zij. Dit is verder voor zover bekend de enige opname van Ramón Vinay als een donkere Aegisth en Hermann Uhde zingt Orest, vier jaar voor zijn plotselinge overlijden op het operatoneel in Kopenhagen. Verder is de opname mede interessant vanwege Mignon Dunn en Teresa Stratas als maagden in opvallend goed Duits. Dit dankzij de Joods-Duitse immigranten, die voor de Nazi’s waren gevlucht en in Amerika als repetitoren werkten. Dirigent Joseph Rosenstock is meer bedacht op klankschoonheid, dan op hoogspanning. CD1 breekt lelijk af in de ademhaling van Elektra voor “Orest!”. Als bonus dezelfde finale van de eerste akte uit ‘Die Walküre’ van Richard Wagner (1813 – 1883) uit Brussel 1961 met Sebastian Feiersinger als Siegmund, die ook vorig jaar als bonus bij de ‘Salome’ van Inge Borkh verscheen (zie nieuwe CD uitgaven augustus 2011). Daar had men best iets anders uit mogen zoeken. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen verdere informatie. (Walhall WLCD 0354)
***** Op het label Bongiovanni verschijnt een dubbel CD met opnamen uit de laatste jaren van de carrière van Beniamino Gigli. De Italiaanse tenor was ten tijde van deze uitvoeringen 61 jaar. De eerste CD bevat de integrale opvoering van ‘Pagliacci’ van Ruggero Leoncavallo (1857 – 1919) van 8 januari 1952 uit Napels. De opera was onderdeel van de tweeluik met ‘Cavalleria Rusticana’, die die avond werd gegeven, en beide opnamen verschenen eerder al op de labels Eklipse en Great Opera Performances. Gigli nam de rol van Canio in ‘Pagliacci’ al op in de studio in 1934, zijn eerste integrale – studio en live – operaregistratie. Dit is tegelijkertijd ook de enige andere opname van Gigli als Canio. Gigli maakte zijn debuut in het Teatro di San Carlo in Naples op 16 december 1915 en op de opname van ‘Pagliacci’ uit 1952 klinkt hij nog ongelooflijk jong. Hij heeft hier wellicht minder kracht dan op de eerdere opnamen, maar wat een schoonheid van toon en jeugdigheid. Als verrassing bisseert hij “Vesti la giubba” en voegt aan het naspel van de tweede keer de tekst “Infamia!”, zoals Giovanni Martinelli voor hem deed en bij onder anderen Mario del Monaco en Franco Corelli navolging vond. Op de tweede CD zijn hoogtepunten – waaronder de gehele partij van Alvaro – uit een opvoering van ‘La Forza del Destino’ van Giuseppe Verdi (1813 – 1901) in Rio de Janeiro op 16 augustus 1951. Dit is de enige opname van Gigli in ‘La Forza del Destino’ en zover bekend zijn alleen de hoogtepunten van deze uitvoering overgeleverd. Deze fragmenten verschenen in 1990 ook al op het label Standing Room Only. De concessies die Gigli deed aan de vloeiende toon en legato ter wille van de expressie passen beter bij ‘Pagliacci’ dan bij ‘La Forza del Destino’. Hij is niet zozeer edel als wel sentimenteel en heeft een geaffecteerde dictie. Maar er zijn fraaie momenten, zoals het duet “Solenne in quest’ora” met Enzo Mascherini als Carlo. Zijn hoge A is verrukkelijk en zijn pianissimo slot is mooi. En dan is er nog die onverwachte hoge Cis aan het einde van de eerste akte! Een document! Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen verdere informatie. (Bongiovanni HOC 062/63)
***** Op 29 april 1961 gebeurde iets bijzonders in Reggio Emilia. Alle grote Italiaanse tenoren van de eerste helft van de 20ste eeuw hadden in het Teatro Municipale van de Noord-Italiaanse stad al gezongen, maar die avond gebeurde iets onverwachts. De onbekende, 25-jarige tenor Luciano Pavarotti maakte die avond zijn professionele operadebuut met de rol van Rodolfo in de opera ‘La Bohème’’ van Giacomo Puccini (1858 – 1924) en zorgde voor een sensatie. Rodolfo zou zijn glansrol worden en er bestaan bijna 25 opnamen van ‘La Bohème’ met Pavarotti. Zijn debuut in Reggio Emilia werd vastgelegd op geluidsband en al vijftig jaar gekoesterd door operaliefhebbers. De opname verscheen begin jaren negentig op de labels Claque en Foyer, maar was al vele jaren niet meer leverbaar en nu heeft het label Idis de registratie uitgebracht. En wat een avond! Pavarotti zou later nog speelser en ironischer zijn in de rol, maar ongelooflijk hoe sterk elk detail van de partij al uitgekristalliseerd is. Het hoogtepunt van de uitvoering is natuurlijk de aria “Che gelida manina”. Na de adembenemende hoge C applaudisseert al een gedeelte van het publiek, terwijl een ander gedeelte tot stilte maant en aan het einde van de aria breekt een orkaan van applaus los met “Bravo Luciano!”. Het is één van die gedenkwaardige momenten in de operageschiedenis! Verbazingwekkend hoe hoog het niveau van de opera in de Italiaanse provincie in de jaren zestig was. Sopraan Alberta Pellegrini geeft uitstekend karakter aan de lieftallige Mimi en de rest van de bezetting is uitstekend. Dirigent Francesco Molinari-Pradelli creëert zoals altijd een goede sfeer. De transfer op CD heeft veel boventonen en mist helaas bas. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen verdere informatie. (IDIS 6632/33)
***** Het voorstel aan Giacomo Puccini (1858 – 1924) was om een operette te componeren en ‘La Rondine’ werd een lichte opera met komische aspecten, aangenaam, met wat walsmuziek en levendige en eenvoudig mee te zingen melodieën. De opera ademt de sfeer van een oude zwart-wit film met Italiaanse flamboyance en de demi-monde van de tweede helft van de 19e eeuw. En dat ondanks de dreiging van de Eerste Wereldoorlog waarin Puccini de opera componeerde, want Puccini was zo ongeveer de minst politieke componist aller tijden. Ook al is het libretto van ‘La Rondine’ niet erg sterk, mist het levendigheid, intriges en veranderingen en wordt de muziek van akte tot akte zwakker, er zijn – met name in de eerste akte –aantrekkelijke melodieën en fraaie harmonieën. Op 14 september 1961 gaf de opera van Rome een gastvoorstelling van ‘La Rondine’ in Spoleto en de opname hiervan verscheen zover bekend nog nooit eerder op CD. Een jonge Franco Bonisolli zingt de rol van Ruggero. Dit is de vroegste opname van de hier 23-jarige Bonisolli in een integrale opera en ook de enige opname van hem in ‘La Rondine’. Hij maakt het beste van zijn zwakke personage, zijn late en korte entree in de eerste akte en zijn eenvoudige aria “Dimmi che vuoi seguirmi” (op deze CD geen eigen track). Deze opvoering betekende ook het professionele operadebuut van de sopraan Giovanna di Rocco in de rol van Magda. Dit is zover bekend de enige opname van de zangeres in een hoofdrol. Zij is een prachtig lyrische en romantische Magda. Veteraan Vincenzo Bellezza – hier 73 jaar oud – is een fantastische Puccini-dirigent. Het was ook hij die in 1926 in Covent Garden het afscheidsvoorstelling van Nellie Melba in ‘La Bohème’ had gedirigeerd en vanaf 1935 was hij voornamelijk werkzaam in Rome. Bellezza heeft een goede hand voor Puccini’s geraffineerde en uiterst subtiele orkestratie en mêleren van instrumentele kleuren. “Bravo, Maestro” roept iemand aan het einde van de eerste akte! Verrassend is de bonus, de volledige eerste akte van ‘La Bohème’ uit Spoleto van 8 juni 1960 en wel vanwege de sopraan Mietta Sighele. Mietta Sighele was getrouwd met de Italiaanse tenor Veriano Luchetti, die eerder dit jaar overleed en tegenwoordig is zij artistiek directeur van het Concorso Lirico Zandonai di Riva del Garda. Soms denk je alles al gehoord te hebben en dan wordt je opeens gegrepen door een bijzondere stem. Zo’n zangeres is Mietta Sighele, die je al bij haar opkomst kippenvel bezorgd. Zo expressief en muzikaal is deze sopraan, in de goede traditie van Magda Olivero. De rest van de bezetting is adequaat, ook al heeft Lorenzo Sabatucci af en toe moeite om de juiste noot te treffen. Dirigent is Thomas Schippers, die met zijn goede gevoel voor verismo ‘La Bohème’ al in de Met had gedirigeerd en twee jaar later in de EMI-studio de opera met Mirella Freni en Nicolai Gedda zou opnemen. Van Mietta Sighele zijn overigens op het label Opera d’Oro nog vier opnamen te verkrijgen: Fidelia in ‘Edgar’ uit Turijn uit 1971, Inès in ‘L’Africaine’ uit Napels 1971, Nedda in ‘Pagliacci’ in Florence 1971 en Anna in ‘Le Villi’ uit Florence 1972. Het wachten is in de tussentijd op de hele ‘La Bohème’ uit Spoleto. (Myto 00299)
***** Met ‘Messa da Requiem’ gaf Giuseppe Verdi (1813 – 1901) de wereld een schitterend document, waarin hij alle hoop en veel ideeën over leven en dood samenvatte. Er zijn ontelbare opnamen van het werk vor het eerst verschijnt de radio-uitzending van de NDR uit Hamburg van 1961 op CD. Ster van de uitvoering is de Duitse mezzosopraan Christa Ludwig. Zij was de favoriete mezzosopraan van Herbert von Karajan en er zijn meerdere opnamen van hen in het ‘Messa da Requiem’, zoals de studio-opname op DG en de live-uitvoeringen in Salzburg uit 1958 (EMI) en 1070 (Gala). Opvallend ook in deze radio-opvoering uit 1961 haar gevoel voor dynamiek, ook al zijn er af en toe te Duitse accenten. De tenorpartij wordt hier gezongen door de betrouwbare Nicolai Gedda, ook Ludwigs partner op de studio-opname voor EMI onder leiding van Carlo Maria Giulini. Niet altijd even mooi is zijn “h” voor de kleine versieringen, maar luister naar zijn prachtige trillers is het “Offertorio”. De Poolse oratoriumsopraan Stefania Woytowicz is zoals altijd charismatisch en de Poolse bas Boris Carmeli heeft een mooi laagte, maar weinig resonansen in de hoogte en is niet altijd even nauwkeurig op de tel. Dirigent Hans Schmidt-Isserstedt is niet zozeer dramatisch, maar benadrukt de intimiteit en sereniteit van het werk en durft stiltes te laten vallen. (Archipel ARPCD 0480)
***** ‘Friedenstag’ is de twaalfde opera van Richard Strauss (1864 – 1949). Het ontwerp van het libretto kwam van Stefan Zweig, die de tekst van de opera ‘Die schweigsame Frau’ van Strauss had geschreven, maar daarna niet meer in Nazi-Duitsland mocht werken. Joseph Gregor – de nieuwe librettist van Strauss – hield vast aan Zweigs concept voor ‘Friedenstag’, maar zijn samenwerking met de componist was ongelukkig. Het verhaal van de opera gaat over een commandant, die zijn vesting niet langer tegen de haar belegerende Zweden kan verdedigen en haar liever wil opblazen dan aan de vijand overgeven. Op het laatste ogenblik kan hij nog de lont, die al is aangestoken, doven als de vredesklokken aan alle ellende een einde maken. De anti-oorlogsgedachten van Zweig en diens pacifistische ideeën van vrede tussen de volken vonden echter geen gehoor bij het publiek. De première van ‘Friendenstag’ vond plaats op 24 juli 1938 in München, maar was geen groot succes. Nazi-Duitsland had op dat moment meer behoefte aan een beroep op iets anders dan op verzoening en humaniteit. Maar ‘Friedenstag’ is ook niet echt een sterke opera. Het is eerder een soort oratorium en meer geschikt voor de concertzaal dan een werk voor het muziektheater. Er zijn slechts vijf opnamen van ‘Friedenstag’ bekend: de opname van de Weense première op 10 juni 1939 met Viorica Ursuleac en Hans Hotter onder leiding van Clemens Krauss (Koch Schwann), de opname uit 1988 met Bernd Weikl en Sabine Haas onder leiding van Wolfgang Sawallisch (EMI), de live-opname van 19 november 1989 uit Carnegie Hall met Alexandra Marc en het New York City Gay Men’s Chorus (Koch Schwann), de studio-opname uit 1999 met Deborah Voigt en Albert Dohmen onder leiding van Giuseppe Sinopoli (Brilliant) en nu de herneming van ‘Friendenstag’ in de Bayerischen Staatsopera van München 22 jaar na de première . De opname van 13 augustus 1960 verscheen zover bekend niet eerder op CD. De bezetting is fantastisch. De schitterende bariton Josef Metternich – leraar van Jonas Kaufmann – is een vastberaden Kommandant. Zijn vrouw Maria wordt gezongen door Hildegard Hillebrecht. Ten tijde van deze opname was zij pas 32 jaar, maar zij klinkt ouder. Zij probeert bewonderenswaardig elk woord verstaanbaar over te brengen ten koste van de zanglijn in haar onmogelijke partij. Ook de rest van de cast is om te smullen met namen als Kurt Böhme, Max Proebstl, Lorenz Fehenberger, Karl Hoppe en de 67-jarige Hans Hermann Nissen als de Offizier. Dirigent Josef Keilberth houdt alles goed bijeen, maar kan ook eigenlijk van deze opera niet veel meer maken dan het is. (Walhall WLCD 0357)