juni 2013
***** De lijst van geliefden van de componiste Alma Schindler (1879 – 1964) leest als een “wie is wie” van het intellectuele leven van haar tijd. Eén van hen was Alexander Zemlinsky (1871 – 1942), die haar ook compositielessen gaf. In 1901 ontmoette zij Gustav Mahler (1860 – 1911) met wie zij een jaar later trouwde. Maar Gustav Mahler had bepaalde visies over het huwelijk, waarin geen plaats was voor twee rivaliserende componisten en Alma gaf het componeren op. De Duitse sopraan Ruth Ziesak– in 1988 winnares van het IVC – zingt op haar nieuwe CD ‘Ausgewählte Lieder’ liederen van deze drie componisten. Zo zingt zij van Zemlinsky de ‘Vijf liederen, opus 7’, die hij aan Alma wijdde. Luister naar “Entbietung” door Ruth Ziesak erotisch gezongen en naar “Meeraugen” dat zij mysterieus brengt. Zelf schreef Alma Mahler ook liederen. Van de ongeveer 100 liederen zijn slechts 17 bewaard gebleven, omdat de meeste ervan zijn vernietigd in de Tweede Wereldoorlog. Nadat Mahler ze had bekeken, zou hij gezegd hebben “Deze liederen zijn goed, mijn God, wat heb ik gedaan!” Ruth Ziesak zingt op deze CD zeven liederen van haar, die de invloed van Zemlinsky verraden. Luister bijvoorbeeld naar “Die stille Stadt” met zijn verschillende sferen, die Ziesak expressief zingt. Van Gustav Mahler nam Ziesak eerder al de vier vroege orkestliederen ‘Aus der Jugendzeit’ op en op deze nieuwe CD staan vijf liederen uit ‘Das Knaben Wunderhorn’. Luister naar het populaire “Scheiden und Meiden”, door Ruth Ziesak schitterend gezongen. En het “Hans und Grete” met het motief uit het Scherzo van zijn Eerste Symfonie. Ruth Ziesak zingt de liederen stuk voor stuk betoverend+, bezield en vaak onberispelijk. De Duitse pianist Gerold Huber is één van de vast begeleiders van Ruth Ziesak en voelt en vult haar goed aan. Het CD-boekje bevat de liedteksten zonder vertaling en het essay hierin van Susanne Ziese is niet erg bijdragend. (Capriccio C5119)
***** ‘Erwartung’ is een eenakter van Arnold Schönberg (1874 – 1951). Schönberg componeerde de opera in 1909 in 17 dagen op een libretto van Marie Pappenheim. De eerste uitvoering was pas op 6 juni 1924 in Praag onder leiding van Alexander Zemlinsky met als soliste de sopraan Marie Gutheil-Schoder. Schönberg zelf beschreef ‘Erwartung’ als een nachtmerrie. Het drama is puur psychologisch, het product van de koortsige verbeelding van een vrouw. Er zijn drie opnamen van ‘Erwartung’ met de Duitse sopraan Helga Pilarczyk als de soliste: De opname uit 1962 onder leiding van dirigent en Schönberg-kenner Robert Craft is nog niet op CD verschenen, maar de opname uit 1967 onder leiding van Václav Neumann is verkrijgbaar op het CD label Praga. De eerste opname van Pilarczyk uit 1960 is nu voor het eerst op CD verschenen bij Wergo. Pilarczyk is fantastisch is haar nervositeit en gespannenheid en haar spontane uitbarstingen en haar geestelijke opwinding zijn geweldig. Zij wordt hierin versterkt door de grondige leiding van de Duitse dirigent Hermann Scherchen. Van Scherchen bestaan twee opnamen van ‘Erwartung’: Op de labels Stradivarius en Orfeo verscheen al eerder de live-opname van 6 november 1955 met de onovertroffen Magda László als soliste. Scherchen is briljant in de enorme hoeveelheid tempowisselingen van de opera. Met het grote symfonieorkest van de Nordwestdeutsche Philharmonie uit Noordrijn-Westfalen volgt hij goed de frasering van Pilarczyk in deze bijna ongrijpbare muziek. Het CD boekje bevat een 37-pagina’s lange essay van Helmut Kirchmeyer ‘Das Drama der ‘Erwartung’; Schönbergs Begegnung mit Marie Pappenheim’ met tevens een Engelse vertaling, maar helaas geen tekst van de opera. (Wergo WER 6770 2)
***** Robert Elisabeth Stolz (1880 – 1975) was een Oostenrijkse componist van operettes. Stolz was een fervent anti-Nazi en zou voor de “Anschluss” van Oostenrijk zelfs tientallen mensen van Duitsland naar Oostenrijk hebben gesmokkeld met een swastika op zijn auto als dekmantel. Als tegenstander van het regime vluchtte hij via Parijs naar Amerika en keerde in 1946 terug naar Wenen. Zijn enige opera ‘Die Rosen der Madonna’ beleefde haar wereldpremière op 1 maart 1920 in Wenen met de tenor Erik Schmedes als Klaus. Op het label Myto is nu de radio-opname van de eenakter van Radio Wien uit 1961 uitgebracht, die al eerder verscheen bij het Hamburger Archiv für Gesangskunst. De opera is een openbaring. Stolz kent zijn hedendaagse operaliteratuur en het werk is derhalve een product van haar tijd. De muziek van Stolz is prachtig neoromantisch en soms komen Korngold en Schreker om de hoek kijken. Het libretto van Bruno Hardt-Warden en Otto Tumlirz is goed en doet denken aan de veristische verhalen. ‘Die Rosen der Madonna’ is een eenakter in drie scènes, die zich allemaal in een kloostercel afspelen. De vier solopartijen zijn uitdagend en hebben opzwepende melodieën. De onnavolgbare sopraan Gundula Janowitz – één van haar eerste opnamen – als de boswachtersdochter Maria, de Weense tenor Waldemar Kmentt als de pater Heribert anex Klaus, de assistent van de boswachter, de Weense bariton Eberhard Waechter als pater Klemens en de Weense bas-bariton Alois Pernerstorfer als de boswachter Veit Hohensinner worden geïnspireerd door Robert Stolz, die zelf het Orchester des Österreichischen Rundfunks dirigeert. Het hoogtepunt van de opname is het wonderschone duet van Maria en Klaus “Aus Deinem Wort strömt Wunderkraft”. De opname opent overigens met een informatieve introductie van zeven minuten van de befaamde Weense dramaturg en operakenner Marcel Prawy. ‘Die Rosen der Madonna’ zou in het theater goed te combineren zijn met eenakters van bijvoorbeeld Puccini, Leoncavallo of Mascagni. Deze eenakter is een welkome aanvulling voor de catalogus en uitgegeven op één CD en in budget price zou dit absoluut een bestseller moeten worden. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de bezetting helaas geen verdere informatie. (Myto 00327)
***** De Italiaanse bariton Renato Bruson maakte een einde aan de tijd, waarin vooral robuuste en sonore baritons het vak domineerden. Zijn fraaie legato en fluwelen tonen deden meer denken aan een verloren tijd van zangers als Galeffi en Tagliabue. In de serie ‘Il Mito dell’Opera’ heeft Bongiovanni een dubbel-CD uitgebracht, waarop Bruson opera-aria’s zingt. Zijn bariton was meer geschikt voor het romantische repertoire en dan voor het verismo en de CDs omvatten dan ook zijn grote rollen in het belcanto en Verdi-repertoire. De eerste CD is volledig gewijd aan Verdi en opent met één van de vele, lijdende vaderrollen, die Bruson zong: de Doge in ‘I Due Foscari’. Luister naar de nobele accenten in het recitatief “Eccomi solo alfine” en de lijdende toon in de aria “O vecchio cor”. Daarna de aria “Pietà, rispetto e amore” van zijn meest succesvolle titelrol ‘Macbeth’. Luister naar zijn elegante lijnen en intensieve expressie! Verder “Urna fatale” uit ‘La Forza del Destino’, de rol die hij in 1967 in Parma naast Franco Corelli zong en waardoor hij werd opgemerkt door de Met. Luister ook naar de bijna beledigde toon in zijn aria uit ‘Luisa Miller’, een andere rol die hij in Parma zong in 1975. En natuurlijk het “Il balen” van Luna uit ‘Il Trovatore’, de rol waarmee hij zijn operadebuut maakte in 1961 en de rol die hij tijdens zijn debuutseizoen in 1969 in Met zong. De CD besluit met een aristocratische en subtiel cynische Iago in ‘Otello’. Zijn “Credo” bevat vocale kracht, maar ook subtiliteit. Op CD2 eveneens nog veel Verdi. Zo is er de vaderrol van Germont uit ‘La Traviata’ met de aria “Di Provenza” door Bruson zacht gezongen en gevuld met verdriet. De titelrol van ‘Rigoletto’ met “Pari siamo” vol innerlijke bitterheid en vaderlijke angst en “Cortigiani”, nu eens niet geschreeuwd, maar gezongen als een ware held. Daarnaast op deze tweede CD veel belcanto, waaronder “Ah per sempre” van Riccardo uit ‘I Puritani’, de rol die hij voor zijn eerste arrangement in Rome in 1962 zong. Verder van Donizetti fragmenten uit ‘La Favorita’, ‘Poliuto’, ‘Caterina Cornaro’ en ‘Maria di Rohan’. Deze uitgave laat horen hoe Bruson een meester is in het laten samensmelten van woord en expressie en hoe hij instinctief de lading van hun betekenis analyseert. (Bongiovanni GB 1229/30-2)
***** Wilhelm Furtwängler dirigeerde de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven (1770 – 1827) 79 keer. Hiervan bestaan zover nu bekend elf opnamen met als hoogtepunt de dramatische maart 1942 uitvoering. Furtwängler nam de Negende Symfonie nooit in de studio op. De uitvoering van 9 augustus 1954 was Furtwänglers laatste Bayreuth optreden, slechts een paar maanden voor zijn overlijden. De opname van dit concert verscheen in 2004 en 2009 al op Archipel. De laatste uitgave van Archipel was inclusief repetities van de laatste twee delen op de dag voor de uitvoering en noemde abusievelijk Otto Edelmann in plaats van Ludwig Weber (ARPCD 0439). De originele radiotapes zijn schijnbaar verloren gegaan en waarschijnlijk is deze nieuwe uitgave van Orfeo gebaseerd op een opname van de radio-uitzending. De technici van Orfeo hebben nieuwe geluidstechnologie gehanteerd in de restauratie en het resultaat is verbluffend als men het vergelijkt met de Archipel-uitgaven. De fluctuaties in toon zijn hersteld, het geruis is verdwenen en de stemmen zijn helderder. De spanning van de uitvoering, de kracht van de climaxen en de dramatische intensiteit zijn onmiskenbaar voor Wilhelm Furtwängler. De uitvoering is echter minder gespierd dan de bekende, Berlijnse uitvoeringen uit 1942 (Music & Arts CD-653 / Archipel ARPCD 0270) en minder lyrisch dan de Bayreuth opening van 1951 (Orfeo C 533 001 B). Opvallend in deze uitvoering zijn verder de snelle tempowisselingen in het laatste deel. Furtwängler haalde voor dit laatste deel vier Bayreuth-renpaarden van stal. Geweldig hier de bijdragen van onze Nederlandse sopraan Gré Brouwenstijn, de tenor Wolfgang Windgassen, de heerlijke bas van Ludwig Weber en de alt Ira Malaniuk in het vierde deel. Een schitterende uitgave voor hen die verder dan de technische tekortkomingen van een opname kunnen luisteren. (Orfeo C 851 121 B)
***** De Italiaanse countertenor Flavio Ferri-Benedetti zingt op de CD ‘Passo di pena in pena’ vier cantates van Italiaanse componisten, die rond 1700 leefden. De CD opent met de cantate ‘Ombre tacite e sole’ van Alessandro Scarlatti (1660 – 1725). In de aria “Con piede errante” geeft de countertenor een goed contrast aan tussen woorden als “lasso” en “orror”, zingt hij fraaie versieringen en benadrukt hij het expressieve passages. Luister ook naar de pijn en melancholie van de Siciliana “Allor d’intorno a te”. De lijnen zijn mooi gezongen en de tekst met twijfel en angst is bijna gedeclameerd vol onderbrekingen. De cantate ‘Ecco, Dorinda, il giorno’ van Giovanni Bononcini (1670 – 1747) biedt een interessant contrast met Scarlatti. Het werk is conservatiever en introvert, maar prachtig melodieus en gracieus gezongen door Ferri-Benedetti. In het centrum van de cantate de buitelingen van “Navicella che lungi dal porto”, waarin Ferri-Benedetti laat horen hoe beheerst hij de registerwisselingen uitvoert. De cantate ‘Venticel che tra le frondi’ van Nicola Porpora (1686 – 1768) is van latere periode. Het verschil met de vroege cantates is evident. Luister naar de uitgebreidere, maar toch eenvoudige lyriek zonder expressiviteit van de openingsaria begeleid door violen. En de gedetailleerdere en bewerkelijkere virtuositeit met trillers en lange voorslagen van de syncopische slotaria “D’un cor che tace”. Ferri-Benedetti vertolkt het prachtig. Maar het hoogtepunt van de CD is de cantate ‘Amor hai vinto’ van Antonio Vivaldi (1678 – 1741). Ferri-Benedetti zingt de lastige versieringen van de titelaria van het album “Passo di pena in pena” fris en sprankelend als de golven die zij beschrijft, maar in de slotaria “Se a me rivolge il ciglio” wordt de countertenor enigszins vlak en zijn er minder resonansen. Het 7-koppige Il Profondo speelt halverwege de CD nog de ‘Sonata a 3’, die Pietro Antonio Locatelli (1695 – 1764) in Amsterdam componeerde. Het ensemble speelt en begeleidt kleurrijk en ontvankelijk voor elk detail. ‘Passo di pena in pena’ is de eerste solo-CD van Flavio Ferri-Benedetti en de countertenor toont zijn vermogen tot communiceren en boeien met een zekere stem in alle registers, een eigen kleur en virtuositeit. Het CD boekje bevat een erudiet essay José Carlos Cabello. (Cantus Records C 9636)
***** Een avondje Italiaanse opera in de DDR met ‘Don Carlos’ van Giuseppe Verdi (1813 – 1901) in het Duits. Dit is een opname uit 1960 – een jaar voor de bouw van de Berlijnse muur – van een uitvoering op 11 oktober 1960 in de Deutsche Staatsoper van Berlijn van de versie in vier akten. Het is waarschijnlijk een radio-opname – met af en toe een piep of een andere zender – die niet eerder op CD verscheen. De titelrol wordt gezongen door de Duitse jugendlich heldentenor Martin Ritzmann. Hij was vast ensemblelid in de jaren zestig van de Deutsche Staatsoper van Berlijn en zong rollen als Otello, Radames, Max, Baccchus, Kaiser en Lohengrin. Deze ‘Don Carlos’ is één van de weinige opnamen van Ritzmann in een complete partij en hij was hier 41 jaar. Hij is een openbaring, wat een stem, wat een expressie! De Tsjechische sopraan Ludmila Dvořáková was één van de grote dramatische sopranen van de tweede helft van de vorige eeuw, maar stond in de schaduw van Birgit Nilsson. Dvořáková zou twee jaar later haar eerste Brünnhilde in Berlijn zingen, maakte haar debuut aan de Wiener Staatsoper en Bayreuth in 1965, aan de Met in 1966 en zou in de late zeventiger jaren mezzopartijen gaan zingen. In deze ‘Don Carlos’ is zij 37 jaar en een prachtige ronde Elisabeth von Valois. Haar landgenoot de bariton Rudolf Jedlička zingt ongesteund en is daardoor een niet-toonvaste en enigszins kleurloze Rodrigo. De Duitse Hedwig Müller-Bütow was eerst mezzosopraan, toen sopraan (de Chrysothemis in de Covent Garden 1958 ‘Elektra’ opname) en begin jaren zestig keerde zij weer in het mezzovak terug. Hier was zij 46 jaar en zong Eboli met een vol en dramatisch geluid. Luister naar haar “O don fatale” en het grote applaus dat zij ervoor krijgt. Dit is ook de enige opname van de Duitse bas-bariton Theo Adam als Philipp, hier pas 34 jaar. Adam is niet de meest sonore Philipp, maar hij zingt mooie lijnen en heeft een fraaie dictie en expressie. Dirigent Franz Konwitschny, die na de oorlog – ondanks zijn nazistisch politieke optredens – onbeschadigd zijn carrière kon voortzetten, geeft een dynamische en organische lezing. Een uiterst interessante uitgave voor de gevorderde operaliefhebber. (Walhall WLCD 0371)
***** Dit jaar hoopt de Duitse sopraan Edda Moser 75 jaar te worden. EMI heeft nu een box van negen CDs met LP-opnamen van de sopraan uit de jaren zeventig en tachtig uitgebracht onder de titel ‘Electrola-Recitals; Oper & Lied’. Acht albums beleven hier hun première op CD.
CD1 is het eerste liedalbum van Edda Moser uit 1972. Hierop zingt de toen 33-jarige sopraan liederen van Richard Strauss en Hans Pfitzner. Heerlijk om de ‘Sechs Bretano Lieder op.68’ door een volle sopraan gezongen te horen in plaats van een dunne coloratuursopraan. Vooral het lange “Lied der Frauen” vraagt om een zwaardere sopraan met meer stamina. Erik Werba begeleidt met charisma. Opvallend overigens dat de zes liederen een andere volgorde krijgen op de CD. Hans Pfitzner schreef 25 werken voor het liedrepertoire en zijn zes liederen op dit album laten de invloed van Hugo Wolf horen. Zij zijn echter teleurstellend door hun afstandelijkheid en beperkte spectrum van stemmingen. Moser maakt met haar heldere dictie het beste van de niet erg memorabele, vocale lijnen en Erik Werba suggereert schitterend de overheersende introspectie met de donkere structuren van de piano.
CD2 opent met een prachtige uitvoering van ‘Frauenliebe und –leben op.42’ van Robert Schumann. Edda Moser is fantastisch in de rijke, volwassen en sympathieke muziek van Schumann en brengt met verbeelding en gevoeligheid haar treurige en nederige verering van de geliefde over. Werba begeleidt de dominante, vocale lijnen kleurrijk, maar heeft het laatste woord met een diep gevoelig naspel. Daarna de vier ‘Lieder der Mignon’ van Hugo Wolf op tekst van ‘Wilhelm Meister’ van Goethe. Luister naar “Kennst du das Land?”, waarin Edda Moser prachtig de heimwee, droefheid en gewichtigheid van het kind verklinkt. Het album, dat Edda Moser in 1975 opnam opnieuw met Erik Werba, besluit met vier bekende liederen van Johannes Brahms. Luister naar haar verlangen in “Die Mainacht” en haar lichtheid in “Ständchen”. De lijnen in “Von ewiger Liebe” zijn helaas minder geslaagd.
CD3 is gewijd aan liederen van Richard Strauss en Brahms en Edda Moser nam het album in 1982 op met de enigszins afwachtende Christoph Eschenbach aan de piano. De liederen “Die Nacht” en “Morgen!” van Strauss lijden helaas onder haar wankele frasering, neiging te vocaliseren en soms gebrek aan legato. Bij “Ruhe, meine Seele”, “Caecilie”, “Heimliche Aufforderung” en “Frühlingsfeier” komt de dramatische sopraan om de hoek kijken. De selectie uit de 200 Brahms-liederen past haar opvallend beter. Luister naar het indrukwekkende jeugdlied “Liebestreu” en het heerlijke “Wenn du nur zuweilen lächelst”.
CD4 bevat tien liederen van Franz Schubert. Het zijn niet zijn meest bekende en ook niet zijn meest interessante liederen. Pas in 1983 wijdde Edda Moser een album aan Schubert, niet eerder “om recht te doen aan de muziek” zoals zij zelf zegt. De lastige tessitura voor de sopraanstem heeft zij echter uitstekend in bedwang.
CD5 en CD6 laat de meerstemmige cycli ‘Spanisches Liederspiel’, ‘Spanische Liebeslieder’ (niet voor vierhandig piano, maar Erik Werba alleen), ‘Tragödie’, ‘Liebesfrühling’ en ‘Mimespiel’ horen met medewerking van de mezzosopraan Hanna Schwarz, de tenor Nicolai Gedda en de bariton Walter Berry. Edda Moser is in de helft van de fragmenten te horen en in haar sololiederen komt haar stem het beste naar voren. Interessant ook het toegevoegde lied van Clara Schumann “Liebst du um Schönheit”.
Op CD7 zingt Edda Moser opera-aria’s. Alleen deze CD al maakt de box de moeite waard. Fascinerend te horen hoe de natuurstem van Moser uit kon groeien tot een dramatische sopraan. Luister naar “Es gibt ein Reich”, “Abscheulicher!” en “Dich teure Halle!”. En de hoge C aan het slot van “Ozean, du ungeheuer” lijkt wel in het middenregister gezongen, zo breed!
CD8 is gewijd aan aria’s van Mozart. De rollen van Mozart waren uiterst geschikt voor het brede middenregister, uitgebreide hoogte en virtuositeit van Edda Moser. De hoge F’s van de Koningin der Nacht en de hoge G’s in “Popoli di Tessaglia” worden niet slechts aangestipt, maar fraai gezongen. Luister naar “Ordne nur, gebiete” in ‘Martern aller Arten’, zo woest zingt werkelijk niemand het en ze is een Konstanze om bang van te worden. Het ene moment zingt zij gedekt, het andere bijna vlak en in de loopjes krijgt de klinker soms een andere klank, maar haar vertolking is altijd interessant en er gebeurt iets. Alle fragmenten op deze CD zijn opgenomen in de jaren zeventig met uitzondering van “Non più di fiori” uit ‘La Clemenza di Tito’ (1985), een fragment dat ook al op CD7 stond. Deze opnamen verschenen in 2006 al op CD en beleefden hun heruitgave in 2011. Het is één van de hoogtepunten uit de EMI-catalogus.
CD9 is bijgevoegd met een interview, dat Holger Wemhoff in 2006 met de sopraan had, waarin haar carrière wordt doorgenomen, haar debuut aan de Met wordt besproken, zij haar visie belicht over een aantal rollen en zij haar onverbloemde mening geeft over collega’s. In het dunne CD-boekje staat slechts een interview van Thomas Voigt met Edda Moder en op de individuele CD-hoesjes zelf is de trackindeling vermeld. Deze prachtige CD-box toont de nalatenschap van Edda Moser en is een document van één van de belangrijkste sopranen van de tweede helft van de 20e eeuw. Hopelijk blijft de box lange tijd in de catalogus van EMI. (EMI 9 28281 2)
***** De Russische alt Valentina Levko werd op 13 augustus 1926 in Moskou geboren. Zij maakte vooral carrière achter het ijzeren gordijn, maar zong ook in de Scala, Duitsland, Frankrijk en Amerika. Zij had niet de reputatie en het charisma van haar landgenote Elena Obratzova, maar haar veelzijdigheid, haar ronde en warme stem en elegante, introverte en ontroerende interpretaties waren bijzonder. Op Brilliant Classics is nu een box met elf CDs van deze zangeres verschenen. De box is zorgvuldig opgezet en de CDs zijn geselecteerd op thema.
CD1 is gewijd aan barokaria’s. Van de oude meesters zong Valentina Levko naar eigen zeggen het liefst Bach. Prachtig het “Erbarme dich” en “Russ und Reu” uit de ‘Mattäus Passion’, het eerste fragment met de schitterend spelende violist Mark Lubotsky. Van Händel staan er op deze CD een aantal opera-aria’s. Het recitatief naar “Lascia ch’io pianga” uit ‘Rinaldo’ is ietwat stijf, maar de aria zelf is mooi gezongen. En het “Ombra mai fu” uit ‘Serse’ (inclusief recitatief) is van buitengewone schoonheid!
Op CD2 vindt men liederen. In de Duitse liederen van Schubert en Brahms heeft Levko een opvallend palet aan kleuren en ook al is haar Duits niet perfect, de zorgvuldige aandacht voor accent, nuance en woord is indrukwekkend. Voor de Franse melodies van Massenet en Bizet heeft zij helaas niet de nodige luchtigheid. De ‘Siete canciones populares españolas’ – overigens goed begeleid door de pianist Grigory Zinger – lijden onder haar niet heel wendbare stem en de versieringen laat zij liggen.
CD3 bevat opera-aria’s. De CD opent met “Ah, quel giorno” uit ‘Semiramide’ van Rossini met een heel vreemde cadens, geen trillers en wazige coloraturen. Het “Stride la vampa” uit ‘Il Trovatore’ van Verdi is mooi egaal, maar zonder temperament. Het hoogtepunt van de CD is het mysterieus gezongen vierde deel van de Derde Symfonie van Mahler “O Mensch, gib acht” in het Russisch. Fraai hoe zij de lyrische finale verlicht na de dramatisch emotionele sfeer. De “Habanera” uit ‘Carmen’ van Bizet en de aria’s uit ‘Samson et Dalila’ van Saint-Saëns ontberen helaas elegantie mede door haar gebrekkig Franse uitspraak.
De overige zeven van de elf CDs in de box bevatten het Russische repertoire.
Op CD4 staan Russische opera-aria’s. Hier kan Levko haar hele tonale palet kwijt. Opvallend haar vermijding van het wilde borstregister en haar bescheiden stemvoering. Met schitterende hoge noten en een honig middenregister zingt zij de verscheidenheid aan emoties als hoop, waanhoop, liefde en kracht in de drie aria’s van Glinka. Indrukwekkend ook de twee aria’s uit ‘Khovanshchina’ van Mussorgsky. Marfa’s waarzeggingen uit de tweede en derde akte zijn angstaanjagend, overigens schitterend begeleid door het Radio-Sinfonie-Orchester van Berlijn onder muzikale leiding van Kurt Masur. De aria van de herder uit ‘The Snow Maiden’ van Rimsky-Korsakov zingt zij helder, jeugdig en toch sonoor. In de drie fragmenten uit ‘The Tsar’s Bride’ van Rimsky-Korsakov imponeert zij als de aan Stockholm-syndroom leidende Lyubasha met Bolshoi-bariton Mikhail Kiselev als haar gijzelaar anex minnaar Gryaznoy. Hartverscheurend Lyubasha’s laatste aria! Natuurlijk is er de scène van de Gravin in ‘Pique Dame’ van Tchaikovsky, de enige rol in Levko’s discografie, die zij integraal opnam in 1966 én in 1974 voor het Sovjet label Melodiya en de rol die zij in de Scala zong. Een ander hoogtepunt van deze CD vormen de twee fragmenten uit ‘Prince Igor’ van Borodin. Haar alt is perfect voor de cavatina van Konchakovna in de tweede akte en fantastisch het duet met de Vladimir van de legendarische tenor Ivan Kozlovsky, hier 66 jaar!
CD5 bevat 14 liederen van Tchaikovsky, opgenomen in 1970. De liederen zijn stuk voor stuk pareltjes en Levko’s uitvoeringen om door een ringetje te halen. Luister naar de bekende liederen “Amid the din of the ball” en “If only I had known” (beide op tekst van Tolstoy), “Does the day reign” (met het fantastisch intro door pianist Grigory Zinger) en Tchaikovsky’s versie van “Nur wer die Sehnsucht kennt”, “Net, tolko tot, kto znal”.
CD6 bevat 17 liederen uit zes cycli van Rachmaninov. Alleen zijn zevende en laatste cyclus opus 38 is niet vertegenwoordigd. De diverse en veeleisende liederen hoort men zelden zo schitterend. Luister naar het “Believe me not, friend”, waarin Zinger zijn sublimiteit laat horen in de begeleiding én in het lange naspel. En het prachtig verstild gezongen “Before the Icon”.
CDs 7, 8 en 9 zijn gewijd aan oude, Russische romances en volksliedjes. Het is een lexicon van Russische vocale muziek van de geboorte van de klassieke muziek in Rusland (Yakovlev, Verstovsky, Varlamov, Gurilyov, Glinka) tot eind 19e en begin 20e eeuw (Nikolai Shishkin, Abaza, Tolstaya, Borisov). Heerlijk het plezier dat Levko beleeft in de populaire genre en zij zingt de liedjes met mooie, pure en charmante eenvoud. Lekker voor een koude winteravond! Luister naar de vier liederen op CD7 van het concert dat Levko in 1991 op 65-jarige leeftijd gaf met gitarist Fedor Kondenko! En niet te vergeten het bekende volkslied “The Old Lime Tree” op CD9.
CD10 bevat Sovjet liederen van verschillende jaren, die Levko bij het grote publiek bekend maakte door radio-optredens en grammofoonplaten. Interessant de twee fragmenten uit ‘Ivan the Terrible’ van Prokofiev. Zijn filmmuziek was door Alexander Stasevich in 1961 tot een oratorium bewerkt en Levko werkte mee aan de eerste opname ervan. Luister verder naar de miniatuurtjes van Georgy Sviridov en een prachtige uitvoering van zijn cyclus op tekst van de Armeense dichter Avetik Isahakyan opgedoken uit het Duitse radio-archief. Verder naar haar opwindende vertolking van de twee liedjes van Mark Fradkin met gitaarbegeleiding uit 1960, de oudste opnamen in deze box.
CD11 is een luisterspel van Italiaanse, Poolse, Portugese, Spaanse en Tsjechische liedjes, die Levko bij het Russische publiek introduceerde. Met gemak zong zij deze liedjes in hun verschillende talen. Fantastisch de tango “Black fan”, die Pablo Sarasate arrangeerde, de Napolitaanse tarantella en “Il bacio” van Arditi.
De CD-box van Valentina Levko is een ware rijkdom, vooral wat betreft het Russische repertoire. Het uitgebreide boekje bespreekt haar leven, carrière en het repertoire. Het is een weelde voor iedereen die geïnteresseerd is in Russische stemmen en de Russische cultuur. (Brilliant Classics 9406/10)