juli 2013
***** De reputatie van de Duitse bariton Heinrich Schlusnus (1888-1952) is nog altijd aangetast door zijn politieke engagementen tijdens het Naziregime. Zo zong hij in 1935 op het huwelijk van Heinrich Göring en nam hij in 1936 deel aan de verkiezingscampagne van Adolf Hitler. Wie meer wil weten over de activiteiten van Heinrich Schlusnus in Nazi-Duitsland is de biografie van Eckart von Naso ‘Schlusnus; Mensch und Sänger’ aan te raden. Schlusnus maakte van 1919 tot zijn overlijden in 1952 ruim 500 opnamen in de Duitse studio’s. Ongeveer een kwart van deze opnamen is nu verschenen in een box met tien CDs op het label IntenseMedia. Als je de kunstenaar Schlusnus kunt scheiden van de opportunist Schlusnus dan zijn er op deze box vele hoogtepunten aan te wijzen. CD1 bevat fragmenten uit Italiaanse opera’s van in het Italiaans en het Duits. Prachtig op CD1 zijn trillers in “Per me giunto” uit ‘Don Carlo’ van Verdi en “O Wein, zerstreu’ uns’re Sorgen” uit ‘Hamlet’ van Thomas (op de CD staat abusievelijk Rossini vermeld). Op CD2 staan nog meer Duitstalige aria’s, gemaakt tussen 1919 en 1937. Interessant zijn vooral de drie aria’s uit de Russische opera’s ‘Schoppenvrouw’ en ‘Jevgeni Onjegin’ van Tchaikovski en ‘Prins Igor’ van Borodin. Op CD3 Verdi-aria’s in het Duits opgenomen tussen 1925 en 1944. Zeven van de dertien fragmenten verschenen eerder al op CD bij het label Gebhardt, ook al komen de data niet altijd overeen. CD4 bevat liederen met orkest, geestelijke aria’s en het “Caro mio ben” van Tommaso Giordani (en niet Giuseppe zoals de CD vermeldt) met orgel. Ongelooflijk mooi “Die zwei blauen Augen von meinem Schatz” uit ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’ van Mahler. De opname is van 1950, dus na het 78-toeren tijdperk. Prachtig ook zijn opname van “Dank sei Dir, Herr” van Händel uit 1930, enigszins irreëel met de wetenschap van de latere engagementen van Schlusnus. Schlusnus was één van de grootste liederenzangers van de 20ste eeuw. Vijf van de tien CDs is de helft gewijd aan liederen. Op CD5 staan liederen van Robert Schumann en Hugo Wolf (met het wrange “Heimweh” opgenomen in 1938) en op CD6 en CD7 liederen van Schubert. Zijn zang is oprecht en argeloos en dat maakt het soms saai, maar vaak geef het ernst en eerlijkheid aan zijn lezingen. Op CD8 geeft Schlusnus een gevoelige vertolking van Beethovens Liederkreis ‘An die ferne Geliebte’. Luister ook naar zijn melancholische “Feldeinsamkeit” van Brahms. Alles met zijn vaste begeleider pianist Sebastian Peschko. CD9 is interessant vanwege de zes liederen van Richard Strauss, die Schlusnus in 1919 met de componist zelf aan de piano opnam. Luister naar zijn prachtige “Die Nacht” en schitterende “Ruhe, meine Seele”. Verder op deze CD een opname van “Auf Flügeln des Gesanges” van Mendelssohn uit 1932. Schlusnus bleef Mendelssohn zingen, ook in een tijd, toen de functionarissen de componist liever wilden vergeten. CD10 bevat opnamen van volksliedjes en populair repertoire. Er zijn vier duetten met zijn tweede echtgenote, de sopraan Annemay. Tevens een (te) kort fragment (2’23) uit een interview dat Toni Maus in 1951 in Koblenz met de bariton had. Helaas bevat deze laatste CD slechts 45 minuten aan materiaal, zoals ook andere CDs in deze box niet volledig gevuld zijn. Jammer dat de opname van de aria “In Glanz und Pracht regier’ ich hier” uit ‘I Vespri Siciliani’, die Schlusnus in februari 1943 maakte, in deze box ontbreekt. Hij maakte de opname een paar dagen nadat zijn zoon aan het Oostfront was omgekomen en zingt daarin de hartverscheurende frase “Mit dir zu leben, mein Sohn, mein Sohn!”. Ook al niet volledig is deze box een fraai document van één van de mooiste baritonstemmen van de vorige eeuw. (IntenseMedia 600016)
***** Deze uitvoering van ‘Das Rheingold’ van Richard Wagner (1813 – 1883) op 28 juli 1962 tijdens de Bayreuther Festspiele verscheen zover bekend niet eerder op CD. De Oostenrijkse bariton Otto Wiener is hier te horen in zijn enige seizoen als Wotan in Bayreuth en het is de enige opname van hem in deze lastige, recitatiefachtige partij. Zijn gefocuste, ontspannen en vrije heldenbariton is ideaal voor de rol van de jonge Wotan. De Tsjechische bariton Otakar Kraus was begin jaren zestig de grote Alberich in Bayreuth. Hij is hier een fantastische, neurotische dwerg. De Duitse tenor Gerhard Stolze zong gedurende twintig jaar karakterrollen in Bayreuth en is hier een uitmuntende, vlammende Loge. De Amerikaanse sopraan Grace Hoffman was een veel gevraagde mezzo in Bayreuth en zong er tussen 1957 en 1970 in zeven verschillende rollen. Dit was haar eerste Fricka in Bayreuth en haar mezzo is prachtig en deftig. De opera opent overigens in weelde met de stralende Gundula Janowitz als Woglinde aan het begin van haar grote carrière. Rudolf Kempe is een ondergewaardeerde Wagner-dirigent, maar hij dirigeerde toch hij vier seizoenen lang de ‘Ring’ in Bayreuth. Kempe nam in 1959 al hoogtepunten uit ‘Das Rheingold’ op in de studio voor EMI. Subtiel en toch energiek laat hij de muziek zingen en vloeien zonder de klank op te blazen. De opname is van uitstekende kwaliteit. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling, een paar foto’s en de bezetting helaas geen verdere informatie. (Myto 00323)
***** ‘Manru’ is de enige opera van de Poolse pianist en componist Ignacy Jan Paderewski (1860 – 1941). De Poolse schrijver, journalist en sociaalactivist Alfred Nossig schreef het Duitstalige libretto gebaseerd op een boek based van Józef Ignacy Kraszewski. Het werk was een opdracht van de opera van Dresden, waar het op 29 mei 1901 zijn wereldpremière beleefde. Daarna werd het libretto vertaald in het Pools door Stanisław Rosssowski en werd de opera opgevoerd in Warschau, Praag, Zürich, Nice, Monte Carlo, Bonn, Kiev, Philadelphia, Boston en Chicago. ‘Manru’ beleefde opn 14 februari 1902 haar première in de Metropolitan Opera van New York met Marcella Sembrich als Ulana en tot op heden is ‘Manru’ de enige Poolse opera die in de Met is uitgevoerd. Het label Dux had in 2001 al een studio-opname van de opera uitgebracht en nu is op het label een live-opname verschenen De Opera Nova in Bygdoszcz voerde in 2006 de opera ter gelegenheid van het 50-jarige bestaan van de het gezelschap, de 65ste sterfjaar van de componist en de 105ste verjaardag van de opera. Het libretto van ‘Manru’ is niet heel spannend. Het verhaal is een typisch 19e-eeuwse melodrama over de liefde tussen Manru en Ulana, die niet wordt getolereerd door haar moeder Jadwiga. De zigeuner Manru krijgt echter berouw en Ulana probeert met een liefdesdrank van de dwerg Urok hem tot inkeer te brengen. Uiteraard is het einde van het verhaal dramatisch met zelfmoord en moord. ‘Manru’ is een postromantisch werk en Paderewski was duidelijk geïnspireerd door Wagner. Dit uit zich in de terugkerende motieven in de muziek, de continuïteit van de drama en de open aard van de scènes. Opvallend ook de folkloristische elementen. Paderewski heeft een instrumentale behandeling van de stem, maar houdt aandacht voor melodieën. Op de opname wordt goed gezongen. De tenor Janusz Ratajczak in de titelrol en de sopraan Wioletta Chodowicz als Ulana zijn prachtig lyrisch. Luister naar hun prachtige duet in de finale van de tweede akte. Indruk maken ook de warme bariton van Leszek Skrla als Urok en de mezzosopraan Barbara Krahel als de stugge moeder Jadwiga in de eerste akte. Dirigent Maciej Figas en het orkest van de Opera Nova in Bygdoszcz geven een eerste klas uitvoering van de symfonische partituur. Alle betrokkenen tonen zich volwaardige vertegenwoordigers van de muziek van Paderewski. Tevens is deze uitvoering verschenen op DVD in een prachtige enscenering van regisseur Laco Adamik, ook al loopt hier het geluid niet altijd gelijk met het beeld. (Dux 0793-4)
***** De live-opname van de matinee-uitzending van ‘Götterdämmerung’ van Richard Wagner (1813 – 1883) op 27 januari 1962 vanuit de Metropolitan Opera van New York verscheen nog niet eerder op CD en is nu uitgebracht door het label Walhall. Het is één van de ruim tien opnamen, die van de Zweedse sopraan Birgit Nilsson als de ‘Götterdämmerung’-Brünnhilde bestaan. Zij maakte haar debuut in de Met op 18 december 1959 als Isolde en zong er deze langste van de drie ‘Ring’-Brünnhildes tien keer. Nilsson was hier op de top van haar kunnen en zingt hier met absolute zekerheid en met een betrokkenheid die men niet altijd van haar hoort. Zij was een vrouw verscheurd tussen liefde, trots, vernedering en overgave. Schitterend hoe haar sopraan triomfeert over het grote orkest en fenomenaal haar hoge C aan het einde van de proloog. De Duitse tenor Hans Hopf wordt met Hans Beirer gezien als één van de laatste Heldentenoren. Hij maakte zijn debuut in de Met op 15 maart 1952 als Stolzing in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ en zong in het operahuis in 36 voorstellingen, waarvan zeven als de ‘Götterdämmerung’-Siegfried. Hopf begon als Mozarttenor en wat een verschil als je zijn fragmenten uit ‘Lohengrin’ uit 1945 naast deze opname van ‘Götterdämmerung’ legt. De natuurstem van Hopf was uitgegroeid tot een indrukwekkende Heldentenor. Zijn ‘Götterdämmerung’-Siegfried is muzikaal en verfijnd. Zijn testcase “Hei! Siegfried gehört nun den Nibelungen Hort!” in de derde akte voert hij vaardig uit en in zijn sterfscène is hij geloofwaardig. Gottlob Frick was de grote Hagen in de jaren 50 en 60. Hagen is in maar liefst acht van de twaalf scènes van ‘Götterdämmerung’ aanwezig en Frick is met zijn diepe resonansen ideaal voor de kwaadaardige zoon van Alberich. De Rheintöchter zijn luxe bezet met Rosalind Elias, Mignon Dunn en Martina Arroyo. De Joods-Oostenrijkse dirigent Erich Leinsdorf was in 1937 – net voor de “Anschluss” van Oostenrijk in maart 1938 – naar de Verenigde Staten vertrokken om assistent-dirigent van de Met te worden. Na het plotselinge overlijden van Artur Bodanzky een jaar later werd Leinsdorf het nieuwe hoofd van het Duitse repertoire aan de Met. Hij heeft voor deze uitvoering van ‘Götterdämmerung’ alle coupures teruggebracht in de partituur, bijzonder voor opvoeringen in de Met. Zijn energie en nauwkeurigheid zijn opvallend en zijn uitvoering van de “Trauermarsch” is schitterend. Een eerste klas ‘Götterdämmerung’! Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de bezetting helaas geen verdere informatie. (Walhall WLCD0373)
***** Hannah Mathilde von Rothschild (1832 – 1924) werd in Frankfurt geboren. Zij toonde al vroeg muzikaal talent, studeerde bij Frédéric Chopin en schreef liederen voor zangeressen als Christine Nillson, Selma Kurz en Adelina Patti. Aan deze verzameling liederen is de nieuwe dubbel-CD ‘The Songs of Mathilde de Rothschild’ gewijd, die de sopraan Charlotte de Rothschild voor Nimbus opnam. Opvallend is de charme, de romantiek, de originaliteit en de expressie in de liederen. De eerste CD bevat de Duitstalige liederen van Von Rothschild. De componiste schreef veel liederen op Duitse poëzie en zij vallen op door hun bondigheid en de eerlijke voordracht van de verzen. Von Rothschild blijkt goed op de hoogte van het Duits-romantische repertoire en men hoort invloeden van Beethoven (“Die Sterne durch den Himmel gehn”), Schubert (“Schmerzvergessen”) en Schumann (“O wie beneid’ ich deine Seele”). Luister ook naar de droefheid in de liederen “Weine nicht” en “Glaube mir nicht”. De tweede CD bevat de Franse mélodies van Von Rothschild. Zij tonen de veelzijdigheid en het uitstekende gevoel voor taal en poëzie van de componiste. Sommige van de liederen – zoals “Appelle-moi ton âme” – benadert zij met een buigzame vorm en genuanceerde expressie. Maar de meeste liederen hebben de ongekunsteldheid van de Parijse gebruiken van haar tijd, zoals het eenvoudig melodieuze “La voix qui dit je t’aime” met zijn simpele versvorm. Luister ook naar het gepijnigde “Vous avez beau faire et beau dire” en de sierlijke en verfijnde kleuren en de onverwachte harmonische verschuivingen in “Les papillons” met de lichtheid van de fladderende vlinders. En naar de speelse virtuositeit in “Charmeuse” en de walsritmen van “Danziam!”. Stuk voor stuk pareltjes die het verdienen gespeeld te worden. Sopraan Charlotte de Rothschild is een uitstekende ambassadrice voor de liederen, ook al is haar kopregister soms wat aan de scherpe kant. Pianist Adrian Farmer speelt de begeleiding zoals ze zijn meestal zonder pretenties, maar soms expressief en zelden als slechts harmonische ondersteuning voor de stem. Farmer speelt tevens nog zes solominiatuurtje, waarin Chopin om de hoek komen kijken. Deze dubbel-CD is een belangrijke stap in de erkenning van de Joodse barones Mathilde Von Rothschild als componiste en toont de opmerkelijke veelzijdigheid van haar nalatenschap. De box bevat een boekje met twee interessante essays en een apart boekje met liedteksten. Helaas ontbreekt in deze uitgave Von Rothschilds bekendste lied “Si vous n’avez rien à me dire”. Het is het eerste van vijf liederen, die de componiste voor Adelina Patti schreef en waarvan de sopraan in 1905 nog een opname maakte. (Nimbus Records NI 5903/4)
***** De stad München heeft een hechte band met de opera’s van Richard Wagner (1813 – 1883). Zijn opera’s ‘Tristan and Isolde’, ‘Die Meistersinger von Nürnberg’, ‘Das Rheingold’, ‘Die Walküre’ en ‘Die Feen’ beleefden er hun wereldpremière onder bescherming van Ludwig II. Toen na de Tweede Wereldoorlog in München studio-opnamen van Wagners muziek werden gemaakt, begeleidde het Münchener Rundfunkorchester de grote Wagnerzangers van die tijd. Het CD-label van de Bayerischer Rundfunk heeft nu die studio-opnamen uit de jaren zestig en begin jaren zeventig uitgebracht in het kader van het Wagnerjaar. Stuk voor stuk zijn het unieke opnamen uit het archief van de Beierse omroep, die zover bekend niet eerder op CD verschenen. Drie van de tien zangers komen van buiten Duitsland. De Noorse sopraan Ingrid Bjoner zingt solide de lastige aria “Dich teure Halle” van Elisabeth uit ‘Tannhäuser’ en het gebed van Elisabeth wordt met mooi legato frasen gezongen door Elisabeth Grümmer. De fragmenten uit ‘Lohengrin’ zijn minder interessant. De Amerikaanse Martina Arroyo zingt de Droom van Elsa – de enige Wagnerrol die zij heeft vertolkte – enigszins wollig en onverstaanbaar en Rudolf Schock zingt de Gralserzählung quasi belcanto met lyrische tenor. Spannender zijn de fragmenten uit ‘Der fliegende Holländer’. Anja Silja geeft een dunne, maar opwindende lezing van Senta’s Ballade en Gottlob Frick geeft in zijn aria verstaanbaar en gefraseerd een scherpe karakterschets van Daland. De bas-bariton Theo Adam heeft een goed heldengeluid, fraaie dictie en overtuigende expressie voor Wotans Abschied uit ‘Die Walküre’, ook al gaat zijn uitspraak vaak ten koste van de duur van de noten. Josef Greindl is lekker kwaadaardig met non-vibrato noten als Hagen in het fragment uit de eerste akte van ‘Götterdämmerung’. De bas Franz Crass is een ontspannen en gevoelige Hans Sachs in de Flieder- én Wahnmonoloog, ook al zou een groter, bezadigder geluid hier ook gepast zijn geweest. De Zweedse sopraan Catarina Ligendza zingt tot slot een prachtige Isoldes Liebestod. Op de helft van de fragmenten op de CD worden de zangers adequaat begeleid door Kurt Eichhorn, die na de Tweede Wereldoorlog in München werkte en van 1967 tot 1975 chefdirigent van het Münchener Rundfunkorchester was. De opnamen zijn goed, ook al wordt er af en toe aan de knoppen gedraaid. De stemmen gaan soms naar achteren of naar voren (Silja) en af en toe zit er een galm op de opname (Frick). Het CD-boekje bevat een essay met korte biografieën geschreven door operakenner Thomas Voigt. De CD geeft een interessant overzicht van het Münchener Rundfunkorchester in het Wagnerrepertoire. (BR Klassiek 900310)
***** Anthony Michaels-Moore verschenen met een selectie van “zeeliederen” van de Britse componisten Charles Villiers Stanford en Ralph Vaughan Williams. Anthony Michaels-Moore is vooral bekend vanwege de Italiaanse operarollen, die hij in alle grote operahuizen van de wereld heeft gezongen. Hij was 28 jaar toen hij in 1985 het Luciano Pavarotti concours won en sindsdien zong hij in het Royal Opera House Covent Garden in Londen 350 voorstellingen. Charles Villiers Stanford (1852 –1924) was een vooraanstaand componist in veel genres, waaronder liedkunst en opera (‘Shamus O’Brien’, ‘The Critic’, ‘Much Ado About Nothing’, ‘The Travelling Companion’). Zijn liederencyclus ‘Songs of the Sea’ stamt uit 1904 en was oorspronkelijk geschreven voor bariton, mannenkoor en orkest. Er bestaan zeer veel opnamen van de cyclus. Zo is de orkestversie inmiddels opgenomen door onder anderen Thomas Allen (Decca), Gerald Finley (Chandos) en Benjamin Luxon (EMI) en de pianoversie door Robert Lloyd (EMI), Stephen Varcoe (Hyperion) en nu dus Anthony Michaels-Moore. De buitenste liederen van de vijf – het onvergetelijke “Drake’s Drum” en “The Old Superb” – zijn het meest interessant. Het voordeel van de pianoversie is dat het rustige “Outward bound” en serene “Homeward bound” meer geïntegreerd en verstaanbaar als een persoonlijke uiting gehoord kunnen worden dan in de orkestversie. Na deze cyclus volgt het eenvoudige, strofische lied “La Belle Dame sans merci” uit 1877. Stanfords latere cyclus ‘Songs of the Fleet’ dateert uit 1910 en was eveneens oorspronkelijk geschreven voor bariton, koor en orkest. Michaels-Moore zingt drie van de vijf liederen. Ze zijn tekstueel rijker en meer overdenkend dan de liederen van ‘Songs of the Sea’. Luister naar het grootse en edele openingslied “Sailing at Dawn”. Ralph Vaughan Williams (1872 –1958) was een leerling van Stanford. Het eerste werk dat van hem werd uitgegeven was het lied “Linden Lea”, waarmee het tweede gedeelte van deze CD opent. Het lied dateert net als het tweede lied op de CD “Blackmwore by the Stour” uit 1901. Vaughan Williams gebruikte vaak teksten van Walt Whitman voor zijn werken. Zo componeerde hij de liederen ‘Three Poems by Walt Whitman’ in 1925 en zij vormen op deze CD een fraai contrast met de liederen ervoor en erna. “Nocturne”, “A Clear Midnight” en “Joy, Shipmate, Joy!” (de tekst van het laatste lied ook door Stanford op muziek gezet) vormen het hoogtepunt van deze CD. Een ander vroeg werk is de cyclus ‘Songs of Travel’, waarschijnlijk de meest bekende liederen van Vaughan Williams. Hij schreef de negen liederen tussen 1901 en 1904. Luister naar het openingslied “The Vagabond”, door Michaels-Moore goed parlando gebracht, waarin soms wat legato ontbreekt. Het “Let Beauty Awake” is ingetogen en zou wat expansiever mogen zijn (luister naar Thomas Allen hierin). “The Roadside Fire” is fraai scherzando met een schitterend einde, “Bright Is the Ring of Words” is koren op de molen van de operazanger en “I Have Trod the Upward and Downward Slope” is prachtig gebalanceerd. De bariton van Anthony Michaels-Moore bezit een aangename klank en hij heeft een verstaanbare uitspraak, ook al is zijn stem minder vast dan in zijn jongere jaren. Hij zingt met gevoeligheid, intelligentie, vuur, heeft een goed overwicht en weet over te brengen waarover hij zingt. Pianist Michael Pollock vormt een prachtige eenheid met de bariton, ook al klinkt hij op de opname nogal op de achtergrond. Het CD-boekje bevat niet heel veel informatie, maar wel de liedteksten. (Opus Arte OA CD9014 D)