© Annemie Augustijns
Antwerpen, 2 november 2014
Ook Opera Vlaanderen kan ‘Khovansjtsjina’ niet coherent maken
De opera ‘Khovansjtsjina’ wordt regelmatig opgevoerd, omdat haar thematiek van alle tijden is en regisseurs er een abstract concept op kunnen loslaten. Maar ‘Khovansjtsjina’ is een fragmentarisch werk en ook de nieuwe enscenering bij de Opera Vlaanderen slecht dit aspect niet.
Modest Moessorgski (1839-1881) zag een paar jaar voor zijn dood in, dat zijn opera ‘Khovansjtsjina’ teveel dramaturgische problemen had. Maar hij had de kracht niet meer om dit te verhelpen en overleed zonder de finale van de tweede en vijfde akte te voltooien en zonder de muziek volledig te orkestreren. Rimsky-Korsakov sleutelde voor de wereldpremière van 1886 in St. Petersburg ongegeneerd aan het werk en coupeerde, vulde aan, transponeerde en harmoniseerde romantisch. In 1958 orkestreerde Dmitri Sjostakovitsj de opera opnieuw en bleef trouw aan het klankideaal van Moessorgski. Deze versie van ‘Khovansjtsjina’ wordt nu door Opera Vlaanderen opgevoerd.
De regie is in handen van David Alden (1949, New York), die men in Amsterdam nog kent van de mislukte ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ bij De Nederlandse Opera. Alden haalt ‘Khovansjtsjina’ weg van de Russische clichés, laat het minder over Rusland gaan, maar meer over de wereld zoals men die nu kent. De opera opent in een kantoor met tafels en stoelen ten teken van de alles overheersende bureaucratie. Alden laat de maatschappelijke lagen duidelijk herkennen, zoals ook Moessorgski met contrasten in de muziek een goede differentiatie maakt tussen de verschillende volksgroepen. De ongeciviliseerde oligarch Ivan Khovanski, de verwesterde Golitsyn, Sjaklovity die in jaren twintig outfit steeds manipulerend vanuit de coulissen opkomt, de in zwart geklede Dosifej, de Oudgelovigen als mormonen, de Streltsy’s als privé-milities en de vrouwen als “Desperate Housewives”. Maar ‘Khovansjtsjina’ draagt het stigma van het fragment en de invullingen van Alden benadrukken dit in plaats van het te vereffenen. Door bijvoorbeeld de moord op Khovanski geen politieke meer te laten zijn, maakt Alden het verhaal nog minder coherent. Ook komen de angst en onzekerheid die de wereld van de opera bepalen niet echt goed uit de verf.
Alden brengt frontaaltheater in een akoestisch aantrekkelijk decor en alle zangers zingen vrijwel voortdurend recht vooruit. Het is opvallend dat deze zangers het keldergeluid in hun stem missen, dat voorgaande generaties in de Russische partijen zo karakteriseerde. Men legt tegenwoordig meer de nadruk op de stuwing van het geluid. De Russische mezzosopraan Julia Gertseva zingt de Kundry-achtig personage van Marfa. Zij fraseert matig en je hoort nauwelijks lijnen in haar voordracht. In de vijfde akte krijg je het gevoel alsof zij zich vier akten lang heeft ingehouden. De Kroatische bas Ante Jerkunica zong in 2010 in het Concertgebouw Titurel in ‘Parsifal’ en was eerder dit jaar in Barcelona een uitstekende Hunding. Zijn sterke, grote en open klank verraadt een toekomstige Wotan, maar is te weinig profundo voor Ivan Khovanski. De Kazachse bariton Oleg Bryjak als Sjaklovity mist resonansen in de hoogte en de Russische bas Alexey Antonov als fanaticus Dosifej zingt nasaal, met weinig glans en zonder grote vocale autoriteit. De Russische tenor Vsevolod Grivnov weet als Golitsyn een heldentenor te benaderen en de Letse sopraan Liene Kinča maakt grote, vocale indruk met haar korte optreden als Soesanna. De Turks-Nederlandse sopraan Aylin Sezer overrompelt in de eerste akte als Emma en de Britse tenor Adam Smith is een uitstekende Koezka, beide in hun hoedanigheid als lid van het Jong ensemble Opera Vlaanderen.
‘Khovansjtsjina’ is een echte kooropera en lof is er voor het Koor én Kinderkoor van de Opera Vlaanderen, die met hun crescendi imponeren, maar door Alden te vaak fantasieloos massaal frontaal worden gepositioneerd. Het Symfonisch Orkest Opera Vlaanderen levert onder de bezielende leiding van de Russische chefdirigent Dmitri Jurowski een topprestatie en is de ster van de voorstelling.