Michel Gobets, tenor (1905 – 1945) deel 4

1940
Michel Gobets maakte op 10 januari 1940 zijn debuut bij het net opgerichte gezelschap ‘De Nederlandsche Opera Stichting’ in hun tweede productie met de titelrol van ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Jacques Offenbach. Andere solisten waren Gré Brouwenstijn, Greet Koeman, Frans Vroons en Judith Toff en dirigent was opnieuw Johannes den Hertog:

om ons tot de sterke plaatsen te bepalen: den Hoffmann vooreerst van Michel Gobets die, schoon misschien méér een Rodolphe dan een getourmenteerden Hoffmann, momenten had van waarlijke ontroering en prachtige teedere lyriek (De Telegraaf 11-1-1940)

Zoo meenen wij dat de hoofdrol, die aan Michel Gobets was toevertrouwd, in hem wel een zanger, maar niet een acteur van het juiste formaat vond (De Maasbode 11-1-1940)

men had te kampen met een indispositie, die Michel Gobets, die de rol van Hoffmann vervulde, had overvallen (De Tijd 11-1-1940)

Gobets zong op maandag 29 januari in Tivoli Utrecht de tenorpartij in ‘Samson’ van Händel. Hieraan werkten verder mee de sopraan Eline Hemrica, de alt Annie Hermes en de bariton Otto Couperus. Het Arbeiderskoor Stem des Volks en het Utrechts Stedelijk Orchest stonden onder leiding van Hendrik Altink:

Van de solisten verdient In de eerste plaats Michel Gobets genoemd te worden, die de titelrol fraai van dictie en vocale techniek vervulde. Opvallend was het grote gemak, waarmee hij zijn soms vrij hoge tenorpartij zong (Utrechts Volksblad 30-1-1940)

Gobets verleende op 2 februari zijn medewerking aan een uitvoering in de Jeruzalemkerk te Amsterdam-West door Amsterdams Bachkoor en de Haarlemse Orkestvereniging onder leiding van Jacques Bleij. Gobets was te horen in de cantates no. 148 “Bringet dem Herrn Ehre seines Namens”, no. 172 “Erschallet ihr Lieder” en no. 29 “Wir danken dir, Gott, wir danken dir”. Medewerking werd verder verleend door de sopraan Corry Bijster, de alt Jo van de Meent-Walter en de bariton Otto Couperus (Het Volk 16-1-1940).

GobetsMichelHoffmannAfficheOp 3 februari 1940 werkte Gobets nog mee aan een herhaling van de uitvoering van ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach bij de Nederlandsche Opera-Stichting, grotendeels met dezelfde solisten als op 10 januari. Ruth Horna zong Giulietta in plaats van Gré Brouwenstijn.

Gobets zong midden februari – waarschijnlijk de 12e – in het ‘Missa Solemnis’ van Beethoven in de Doelenzaal te Rotterdam. Het koor Stem des Volks en het Utrechtsch Stedelijk Orkest stonden onder leiding van dirigent Hendrik Altink en de vrouwelijke solisten waren Ankie van Wickevoort-Crommelin en Annie Hermes:

Michel Gobets en Otto Couperus bereikten wel niet het peil van de dames-kwartetgenooten. Zo stelde Gobets op enkele solistische hoogtepunten teleur (Rotterdamsch Nieuwsblad 13-2-1940)

Gobets werkte op maandag 26 februari mee aan een Schubert-avond in Diligentia te Den Haag. Tevens werd ‘Das Lied von der Glocke’ van Max Bruch uitgevoerd. Het Stem des Volks en het Residentieorkest stonden onder leiding van Piet Zwager en Corry Bijster, Annie Hermes en Otto Couperus waren de overige solisten (Haagsche Courant 24-2-1940).

Gobets zong op 17 maart bij de officiële opening van de Oost-Joodsche Cultuurvereeniging “I. L. Perez” in de grote zaal van gebouw De Leeuw, Valkenburgerstraat 147 te Amsterdam:

waarna de heer Michel Gobets Jiddische volksliederen zong (Nieuw Israelietisch weekblad 22-3-1940)

Op zondag 31 maart was hij te horen op het tweede lustrum van het koor Fidelio in Diligentia Den Haag. Het kwartet met Hélène Ludolph, Ans Stroink en Otto Couperus zong Gobets ‘Zigeunerlieder’ van Brahms, het ‘Tantum Ergo’ van Schubert en het kwartet uit ‘Rigoletto’ van Verdi. Het geheel stond onder leiding van dirigent Albert Jager (Het Vaderland 29-3-1940).

Gobets was op zaterdagavond 6 april te horen in het Amsterdamse Muzieklyseum in het kader van het 20-jarig bestaan van de Amsterdamse Kunstkring ‘Voor Allen’:

Michel Gobets zong nummers van Massenet en Leoncavallo (De Tijd 9-4-1940)

Gobets werkte op zondagavond 7 april mee aan een uitvoering van ‘Elias’ van Mendelssohn in het Concertgebouw van Amsterdam. De Nieuwe Amsterdamsche Orkest Vereeniging en de gemengde zangvereeniging Zang en Vriendschap stonden onder leiding van Nico van der Linden en naast Gobets stonden Corry Bijster, Annie Hermes en Otto Couperus:

Michel Gobets had fraaie oogenblikken (De Telegraaf 8-4-1940)  

Michel Gobets, best op stem, muntte uit door een zekere lyrische geacheveerdheid en ’n distinctie van aanvoelen, waardoor zijn voordracht met een charme van muzikale voornaamheid werd omlijst. Prachtig klonk de beheersching: “Siehe, er schläft” (De Tijd 9-4-1940)

Een dag later op maandagavond 8 april zong Gobets in de ‘Mis in C‘ van Beethoven in de Gemeentelijke Concertzaal van Haarlem. De gecombineerde koren van De Stem des Volks uit Leiden en Haarlem en de Haarlemsrhe Orkestvereeniging stonden onder leiding van Antoon Krelage. De overige solisten waren Corry Bijster, Annie Hermes en Otto Couperus (Oprechte Haarlemsche Courant 9-4-1940).

Ter gelegenheid van de 1-mei-viering van de SDAP trad Gobets op in het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen te Den Haag met de Stem des Volks, muziekkorps HASO, Ankie van Wickevoort-Crommelin, de alt Roos Boelsma en de bas Johan Lammen. Wat de tenor daar zong is onbekend (Haagsche Courant 3-5-1940).

Gobets was op maandag 6 mei te horen in een uitvoering van het Requiem ‘In Memoriam Uxoris’ (1930) van Willem Landré in het Concertgebouw Groote Zaal. De Stem des Volks stond onder de artistieke directie van Antoon Krelage:

De solisten: Ankie v. Wickevoort Crommelin (deze bij ontstentenis van Corry Byster) Annie Hermes, Michel Gobets en Otto Couperus, gaven al het goede te genieten dat wij doorgaans van hen te hooren krijgen. De innigheid hunner expressieve partijen deed hunne stemmen op het voordeeligst hooren (De Tijd 7-5-1940)

Met dirigent, koor en het Utrechtsch Stedelijk Orchest hadden ook de solisten Ankie van Wickevoort Crommelin — die Corrie Bijster verving — Annie Hermes, Michel Gobets en Otto Couperus hun welverdiend aandeel in het succes (Algemeen Handelsblad 7-5-1940)

Het Amsterdamsche Joodsche Koor gaf op woensdag 8 mei een concert in de Hollandsche Schouwburg te Amsterdam onder leiding van dirigent Sam Englander. Naast Gobets soleerde Jo Rabbie en werden Synagogale gezangen, Oost-Europeesch-Joodsche en Palestijnsche Volksliederen uitgevoerd (Nieuw Israelietisch Weekblad 3-5-1940).

Op 10 mei 1940 vielen de Nazi’s Nederland, België en Luxemburg aan en op 15 mei 1940 tekende de bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten de capitulatie. Voor de Nederlandse Joden – tot dan in Nederland een getolereerde en niet-vervolgde gemeenschap – was dit een vernietigende klap.

Gobets werkte op vrijdag 24 mei nog mee aan een uitvoering van de Negende Symfonie van Beethoven voor VARA-radio in Hilversum. Het Utrechtsch Stedelijk Orkest en de arbeiderszangvereeniging Stem des Volks stonden onder leiding van Antoon Kerlage en de overige solisten waren Ankie van Wickevoort Crommelin, Annie Hermes en Otto Couperus (Rotterdamsch Nieuwsblad 23-5-1940).

Op 9 juni stond Gobets in de studio en zong het ‘Stabat Mater’ van Rossini het “Cujus animam”, “Marechiare” van Tosti, uit ‘L’Elisir d’Amore’ van Donizetti de aria “Una furtiva lagrima”, uit ‘Gräfin Mariza’ van Kálmán de aria “Grüß mir die süßen, die reizenden Frauen im schönen Wien” en een “Ave Maria”. Hiervan zijn opnamen bewaard gebleven.

Vervolgens werd ook in Nederland al snel de anti-Joodse wetgeving geïntroduceerd. Op 8 oktober 1940 werd van ambtenaren en studenten geëist dat zij konden aantonen dat zijn niet van Joodse afkomst waren. Op 22 oktober dienden Joodse zaakeigenaren hun bedrijf te registreren en op 4 november 1940 werden alle Joodse ambtenaren ontslagen.

Het nieuwe Joodsche Weekblad – een uitgave van de Joodschen Raad voor Amsterdam – maakte op 27 december 1940 melding van een feestelijke chanoeka-bijeenkomst op zondagmiddag 29 december van het kerkgenootschap der Liberaal Joodsche Gemeente in de feestzaal in de Tolstraat 162 te Amsterdam. Naast Michel Gobets traden ook de “Kamerspelers” Camilla Spira, Max Ehrlich en Kurt Gerron op (Het Joodsche Weekblad 27-12-1940). Max Ehrlich en Kurt Gerron zouden in oktober 1944 worden vermoord in Auschwitz.

1941
Op 10 januari 1941 werden de Neurenberg-rassenwetten van 1935 ook uitgebreid naar Nederland. Hierin waren zij Joods die drie Joodse grootouders bezaten. De anti-Joodse wetten werden uitsluitend in het daarvoor opgerichte Joodsche Weekblad gepubliceerd.

Gobets zong midden januari – waarschijnlijk zondag 19 – in ‘Semele’ van Händel bij de Haarlemsche Orkestvereeniging en het koor Kunst en Strijd. Het geheel stond onder leiding van Sam Englander en overige solisten waren Corry Bijster, de alt Rie Hippe-Tendelo en Johan Lammen:

Michel Gobets brilleerde in de beide prachtige aria’s van Zeus (De Tijd 20-1-1940)

De laatste opname van Michel Gobets dateert van 9 februari 1941, waarop hij met Corry Bijster en Laurens Bogtman een fragment uit ‘L’Enfant Prodigue’ van Debussy zingt.

Nog diezelfde maand februari 1941 werden in Amsterdam de eerste razzia’s op de Joden gehouden en kort daarna werden hen allerlei beperkende maatregelen opgelegd. Vanaf 3 juni 1941 werden verplichte identiteitspapieren uitgegeven: Joodse papieren werden bestempeld met een J.

Gobets was op 11 juni solist in het Eerste Zomerconcert van de Handwerkersvriendenkring in de Grote Zaal aan de Roeterstraat van Amsterdam. Hij werd begeleid door het Nieuw Amsterdams Kamer Orkest onder leiding van S. Abas. Gobets zong “La Fleur que tu m’avait jetée” uit ‘Carmen’, “La donna è mobile” uit ‘Rigoletto’, “Freunde, das Leben ist lebenswert” uit ‘Giuditta’ van Lehár en de Lehár-duetten “Nur die Liebe macht uns jung” uit ‘Zigeunerliebe’ en “Niemand liebt Dich so wie ich” uit ‘Paganini’ met de sopraan Paula Tarko.

Onder auspiciën van de vereniging “Jichoed” gaf op 15 juni “Het Joodsche Solisten-Ensemble” in de feestzaal van de Joodsche gemeente te Enschede een matinee en een avondconcert, beiden met hetzelfde programma, bevattende: Joodsche muziek, liederen, opera- en operettemuziek. In dit gemengde programma zongen naast Michel Gobets de sopraan Ellen Schwarz en de bas E. E. Wechselmann:

Ellen Schwarz en Michel Gobets bewezen door hun vertolking van verscheidene Jiddisje volksliederen, dat zij de ziel en de mentaliteit, waaruit deze liederen zijn gegroeid, diep hebben aangevoeld. Het publiek was enthousiast en dankbaar. Er moesten diverse toegiften worden gegeven (Het Joodsche Weekblad: 27-6-1941)

Gobets was op donderdag 26 juni in de Grote Zaal van de Handwerkers Vriendenkring te Amsterdam te horen in liedergroepen van Schubert en Grieg, werken van Fauré, Duparc en Chaminade en een groep Joodsche volksliederen met aan den vleugel Franziska Schotter:

Men kent Michel Gobets sinds geruimen tijd als zeer gewaardeerde kracht bij oratorium-uitvoeringen en dergelijke, waarin hij meermalen solopartijen vervulde, men kent hem ook als voortreffelijk vertolker yan het Joodsche volkslied. In laatstgenoemde kwaliteit kon men den zanger ook op dezen avond hooren en in dit programma-deel is Gobets ongetwijfeld wel op zijn best geweest, zoowel qua zang als qua uitdrukkingswijze. Van vocaal standpunt beschouwd, was er in het gedeelte van vóór de pauze zeker veel moois te genieten geweest, doch ten aanzien van het lied blijkt Gobets de juiste instelling nog niet gevonden te hebben: klank en timbre staan nog niet volledig ten dienste van de vertolking, tekst en muziek gaan nog te vaak langs elkaar héén. De intimiteit van het lied eischt nu eenmaal een speciale reproductiestijl, zij verlangt ook een grootere vocale discretie dan Gobets ditmaal betrachtte. Maar de groote muzikaliteit van den zanger zal hem ook hierin wel den weg wijzen; de vertolking van Schuberts „Erlkönig” leverde in elk geval het bewijs, dat Gobets zich van de hier gestelde eischen wel bewust is. (Het Joodsche Weekblad: 4-7-1941)

Vanaf september 1941 mochten Joden niet meer aan openbare voorstellingen deelnemen. Ook Michel Gobets mocht niet meer optreden. Hij werd medewerker in het culturele werk van de Joodse Raad en wat hij daar gedaan heeft, is niet bekend. Wel weet men, dat medewerkers van de Joodse Raad aanvankelijk vrijstelling kregen van transport naar Westerbork.

In oktober én op 8 en 9 november 1941 trad Michel Gobets twee maal per dag in de Hollandsche (Joodse) Schouwburg te Amsterdam op in een voorstelling van de Nieuwe Muzikale Nelson-show ‘Reislectuur’. Organisator was organisator dr. W.J. Levie, de teksten waren geschreven door Herbert Nelson, het orkest stond onder leiding van Rudolf Nelson en de regie was in handen van Kurt Gerron. De advertentie voor de show vermeldde “Toegang uitsluitend voor Joodsch publiek”:

Henriëtte Davids is weer op haar best in enkele komische scènes en voortreffelijk waar zij haar broeder Louis, den grooten kleinen man, herdenkt, Otto Wallburg en Kurt Lilien, Kurt Gerron, Sylvia Grohs en Liselotte Jacobi en Herbert Scherzer geven weer de volle maat van hun zeer groot kunnen; Michel Gobets blijkt een goede treinpartner, wiens fraai stemgeluid deze reis mede tot een waar genot maakt (Het Joodsche Weekblad: 24-10-1941)

Kurt Lilien zou op 28 mei 1943 door de Nazi’s vermoord worden in Sobibor en Otto Wallburg op 30 oktober 1944 in Auschwitz.

Gobets trad van 23 november tot 17 december 1941 in de Hollandsche (Joodse) Schouwburg op in de Nieuwe Muzikale Nelson-show ‘Hand in Hand’. Het was de eerste voorstelling van het Joodsch Kleinkunst Ensemble onder artistieke leiding van Henriëtte Davids en W.J. Levie. De show was dagelijks om 19.30 uur, behalve vrijdag en niet elke maandag. De medewerkers waren bijna dezelfde als bij ‘Reislectuur’. Ook Ellen Schwarz en Sylvain Poons waren van de partij en Kurt Gerron was al niet meer aanwezig:

Michel Gobets’ altijd zoo hoogelijk gewaardeerde zang (Het joodsche weekblad: 28-11-1941)

Het Amsterdamsche Joodsche Koor onder leiding van Sam Englander trad met als solisten Michel Gobets en Jo Rabbie op tijdens een zevental bijeenkomsten gedurende de Chanoeka-week in december 1941 bij de Joodsche Raad voor Amsterdam in de groote zaal van het gebouw Rapenburgerstraat 109. Verder was een strijkensemble uit het Joodsch Symphonie-Orkest onder leiding van Albert van Raalte en de concertzanger Hermann Schey te horen (Het Joodsche Weekblad 5-12-1941)

Een advertentie in Het Joodsche Weekblad vermeldt op 19 december 1941: “Michel Gobets Concertzanger heeft nog enkele lesuren beschikbaar. Schriftelijk aan te melden N. Heerengracht 63” (Het Joodsche Weekblad: 19-12-1941)

Vanaf 21 december werkte Gobets mee aan een nieuwe show van het Joodsch Kleinkunst Ensemble ‘Iets Anders’ in de Hollandsche (Joodse) Schouwburg (Het Joodsche Weekblad: 12-12-1941)  

1942
Op zondagochtend 18 januari 1942 zong Michel Gobets tijdens bijeenkomsten in het gebouw Rapenburgerstraat 109 te Amsterdam. Deze bijeenkomsten waren belegd door het Bureau Cultureele Zaken van den Joodschen Raad voor Amsterdam en de voorzitter van de Amsterdamsche Cultureele Commissie, rabbijn J.H. Dunner, wees erop dat men op dat moment contact kreeg met grote groepen van de Joodse bevolking, met welke men het vroeger niet had:

Het Amsterdamsche Joodsche Koor onder leiding van S. H. Englander, met Michel Gobets en Jo Rabbie als solisten zong een groot aantal: Hebreeuwsche en Jiddisje liederen, die veel applaus oogstten (Het Joodsche Weekblad: 23-1-1942)

Op 18 januari 1942 was Gobets bij het Joodsch Kleinkunst Ensemble te horen in een reprise van de show ‘Muziek! Muziek!’ in de Hollandsche (Joodse) Schouwburg:

voor het overige zorgen Ellen Schwarz, Michel Gobets, Otto Wallburg, Sylvia Grohs, Kurt Lillen en Herbert Scherzer weer voor veel vroolijkheid, zang en dans (Het Joodsche Weekblad: 23-1-1942)

Op 8 februari werkte Gobets mee aan de première van de nieuwe show ‘Fortissimo!’ in de Hollandsche (Joodse) Schouwburg:

Michel Gobets kan met zijn mooi gezongen Meyerbeer-aria de opera een kans verschaffen (Het Joodsche Weekblad: 13-2-1942)

Michel Gobets en Rachel Gobets-Leger kregen op 12 maart 1942 te Amsterdam nog een dochter Mary Henny Gobets. In datzelfde jaar werd echter ook hun huwelijk ontbonden.

Op zondagmiddag 12 april gaf het Nieuw Joodsch Kamer-Orkest in het Gebouw Rapenburgerstraat 109 een Voorjaarsconcert, waarop het – op veelvuldig verzoek – een herhaling gaf van de Joodsche Volksmuziek met Michel Gobets als solist. Het concert stond onder leiding van S. Abas (Het Joodsche Weekblad: 1-4-1942)

In de Hollandsche (Joodse) Schouwburg vond op 18 april de première plaats van ‘De Czardasfürstin’ van Emmerich Kálmán in een Nederlandse bewerking. De regie was in handen van Sylvain Poons en met muzikale leiding van Hakkie Davids. Daarna waren er dagelijks voorstellingen, behalve op vrijdag, en zelfs matinees op woensdag, zaterdag (!) en zondag (Het Joodsche Weekblad: 10-4-1942).

Vanaf 25 april werkte Gobets iedere middag en avond mee aan de Revue ‘Sterren Parade’ in het Joden Breestraat Theater. Hier traden ook Johnny and Jones op (Het Joodsche Weekblad: 24-4-1942)

Vanaf 1 mei 1942 werden Joden gedwongen om een gele ster met het woord “Jood” te dragen.

Vanaf 2 mei was er een nieuwe Revue ‘Van Alles Wat’, waarin Gobets en Johnny and Jones weer twee maal daags optraden (Het Joodsche Weekblad: 1-5-1942).

De naam van Michel Gobets wordt hierna in 1942 door de kranten niet meer genoemd.

1943
Bekendmaking van het huwelijk van Michel Gobets en Gabrielle Brigitte Bernstein_Het Joodsche Weekblad, 29 januari 1943
Op 27 januari 1943 trouwde Michel Gobets met Gabrielle Brigitte Bernstein (Berlijn, 14 september 1920 – Bergen-Belsen, 15 april 1945). Gabriele Brigitte Bernstein was met Heinz Adolf Tichauer in 1937 in Amsterdam in het huwelijk getreden en weduwe geworden na diens overlijden in Mauthausen op 18 september 1941. Als woonadres van Michel Gobets met Gabrielle Brigitte Bernstein wordt Deurloostraat 121 te Amsterdam opgegeven (Het Joodsche Weekblad 29-1-1943).

Het bureau Cultureele Zaken van de Joodsche Raad voor Amsterdam, Amstel 93, organiseerde gedurende de maand mei 1943 een aantal leergangen – op zondag 9, 16 en 23 mei om 14.00 uur – waarvan één ging over het Joodsche lied. Hier werkten Michel Gobets, Hans Krieg, Hermann Schey en E. E. Wechselmann mee (Het Joodsche Weekblad: 7-5-1943). Het was het laatste optreden van Michel Gobets in Nederland.

Daarna werd Michel Gobets opgepakt. Zijn laatste verblijfadres was Deltastraat 13 te Amsterdam. Waarschijnlijk werd hij eerst naar de Joodsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan gebracht. Dat was een verzamelplaats geworden voor Joden die naar concentratiekampen werden gedeporteerd. Het was de Schouwburg waar Michel Gobets daarvoor zo vaak had gezongen.

In juni 1943 werd Gobets uiteindelijk toch naar kamp Westerbork afgevoerd. Daar heeft hij nog opgetreden, zo blijkt uit het boek ‘In Depot’ van Philip Mechanicus. In dit boek wordt in het kort een concert beschreven, dat werd gegeven op woensdag 11 augustus 1943 en waarbij Gobets naast Joodse volksliederen ook hoogtepunten uit ‘Gräfin Mariza’ van Emmerich Kálmán en melodieën van Paul Abraham zong met Jetty Cantor en een gemengd koor.

Hendrika Weisz was in 1943 gedurende een half jaar gevangene no. 0287 in Blok 23A van het concentratiekamp te Vught, aangezien zij onderduikers had verborgen.

1944
Tussen 1 juli 1942 en 13 september 1944 vertrok iedere dinsdagochtend een trein met afgesloten veewagonnen bevattende elk een gemiddelde van zo’n 1000 personen van Westerbork naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor of Bergen Belsen en Theresienstadt.

Op dinsdagochtend 18 januari 1944 werd Michel Gobets met Transport 241/XXIV-2 vanuit Westerbork samen met 869 anderen op transport naar Theresienstadt gedeporteerd. Daar verbleef hij acht maanden.

In Theresienstadt zong Gobets een maand na aankomst al op 15 februari 1944 de partij van Uriël in Haydns oratorium ‘Die Schöpfung’ onder leiding van Karl Fischer en met Renée Gärtner-Geiringer aan de piano. Karel Freund zong Rafael en Adam, Frau Kohn-Schlesskov zong Gabriel en de sopraan Gertrude Borger zong Eva.

In de zomer van 1944 zong Gobets ‘Elijah’ van Mendelssohn met Gertrude Borger, de alt Hilde Aronson-Lindt en de bas Walter Windholz als Elijah. De begeleiding was met twee piano’s door dr. Karel Reiner en Frau Bach-Fischer en de koorsoli nam Frau Kohn-Schlesskov voor haar rekening in een koor van zo’n 80 man.

Verder zong Gobets in Theresienstadt de rol van Tamino in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart onder leiding van dirigent Rafael Schächter naast Ada Hecht als Koningin van de Nacht en Karel Berman en Karel Freund alternerend als Sarastro.

Affiche_Carmen_TerezinAls Don José in ‘Carmen’ van Bizet alterneerde Gobets met David Grünfeld in een regie van Kurt Gerron en begeleid door twee piano’s gespeeld door Edith Steiner-Kraus en dirigent Franz Eugen Klein. Hedda Grab-Kernmayr en Ada Schwarz-Klein alterneerden als Carmen, Walter Windholz en Karel Freund alterneerden als Escamillo en Karl Fischer en Jakob Goldring alterneerden als Remendado. In de andere bijrollen zongen Karel Berman, Ada Hecht (Micaëla), Gertrude Borger (Frasquita), Hilde Aronson-Lindt (Mercédès).

Verder gaf Gobets in Theresienstadt meerdere recitals met liederen en aria’s van Schubert, Brahms, Händel, Donizetti, Verdi, Puccini en Jiddische volksliedjes begeleid door Rafael Schächter en Renée Gärtner-Geiringer.

Tenslotte nam hij in het concentratiekamp deel aan Kurt Gerrons ‘Karusell’ op tekst van dr. Leo Strauss en Manfred Greiffenhagen. Naast Gerron zelf zongen ook de sopraan Anne Frey en waarschijnlijk Hermann Scheiner.

Eind – vermoedelijk 28 – september 1944 werd Michel Gobets van Theresienstadt op één van de grote transporten naar het concentratiekamp Sachsenhausen gezet.

Michel Gobets arriveerde vanuit Sachenhausen op 17 november 1944 in het concentratiekamp Dachau, waar hij werkte in het subkamp Kaufering. “Abgang durch Tod” volgens de registratie van Dachau (Totenbuches van K.L. Dachau) is hij op 20 april 1945 vermoedelijk aan tyfus overleden, een maand voor zijn 40e verjaardag. Dit was negen dagen, voordat de Amerikaanse troepen het kamp Dachau bevrijdden.

Alle vier kinderen van Michel Gobets hebben de oorlog overleefd evenals zijn broer Isaac, zijn eerste echtgenote Rachel Leger en zijn vriendin Hendrika Weisz. Zijn vader Nathan Gobets, stiefmoeder Geertruida Gobets-Frank en zijn tweede echtgenote Gabrielle Bernstein zijn in concentratiekampen omgekomen.

Bronnen:

1. Philip Mechanicus – In Depot (Laren: Verbum, 2008)

2. Joža Karas – Music in Terezín (1941 – 1945) (Stuyvesant: Pendragon Press, 1985)