augustus 2014
***** De geschiedenis van de Komödie mit Musik ‘Die stumme Serenade’ van Erich Wolfgang Korngold (1897-1957) is gecompliceerd. Korngold werkte aan de komedie op een libretto van Victor Clement tussen 1946 en 1951 en het werk beleefde zijn première in 1951 voor de Weense radio in een verkorte versie (van 180 naar 100 minuten). De eerste geënsceneerde opvoering in 1954 en daarna verdween zij van het repertoire. Een avondvullende versie (120 minuten, geen 180) werd in 2009 in Freiburg gespeeld en door het label CPO op CD uitgebracht. De radio-uitvoering van 1951 verscheen in 2011 al op het label Cantus Classics en is nu ook op het label Archipel uitgegeven. Het is fantastisch dat deze radio-uitzending bewaard is gebleven, want de komedie kan nu beleefd worden in haar hoedanigheid als de laatste bloem van de grote Weense operette. De muziek van Korngold bezit de kostelijke menging van operettestijl en jaren twintig revueliederen met een voorkeur voor walsen en uiteraard zijn er de typische Korngold-kenmerken als de uitbundige sprongen en zuchtende glijers. Het verhaal is op de opname uitstekend te volgen. Een nachtelijke insluiper geeft een kus aan de slapende actrice Silvia Lombardi, die verloofd is met de minister-president. Ook vindt men die avond onder het bed van de minister-president nog een bom. Silvia’s couturier en bewonderaar Andrea Coclé, die Silvia die nacht een “stumme Serenade” bracht, wordt door de politiechef Caretto van beide vergrijpen verdacht en overgehaald ze toe te geven met de belofte dat de koning hem absolutie zal geven. Maar dan overlijdt de koning… ‘Die stumme Serenade’ bevat rollen voor acht zangers en negen acteurs en de radio-uitzending laat een bevlogen bezetting horen, allen met passende stemmen voor het repertoire. Sopraan Hilde Ceska is een indrukwekkende Silvia. Luister naar haar prachtige lied “Ein Modell von Coclé” in de eerste akte en haar liefdeslied “Die Nacht ist einsam ohne dich!” in de tweede akte. De hoge bariton Fred Liewehr is een ideale Andrea Coclé. Heerlijk zijn extatische vertolking van het lied voor de pop “Tausend süsse” in de eerste akte. Betoverend ook hun duet, de bekende titelsong in de tweede akte die de romantische sterrennacht aanroept. De bariton Kurt Preger is een uitstekende politiechef Caretto. Zijn tongbreker “Wär ich ein Verbrecher” in de eerste akte is een genot. De coloratuursopraan Rosl Schwaiger als de eerste mannequin Louise en de buffo tenor Franz Böheim als haar minnaar de journalist Sam Borzalino zijn geestig en romantisch in hun duetten “Wenn ich wüsst’” in de eerste akte en het Interview “Sei nicht so indiskret!” in de tweede akte. De zangers en het kleine kamerorkest – bestaande uit twee piano’s, twee violen, cello, fluit, klarinet en percussie -musiceren met verrukkelijke joie de vivre en het bijzondere van deze opname is ook nog dat Korngold zelf de muzikale leiding heeft! ‘Die stumme Serenade’ is een werk voor romantici sans gêne en iedere opera- en operetteliefhebber zou deze opname in de kast moeten hebben. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling helaas geen verdere informatie.
Archipel ARPCD 0545 (2 CDs)
**** Béla Bartók (1881 – 1945) voltooide zijn enige opera ‘A Kékszakállú Herceg Vára’ (= ‘Blauwbaards Burcht’) in 1911 toen hij 30 jaar was. Hij reviseerde het werk meerdere malen na diverse afwijzingen en hij zou het zelf pas in 1918 in première gaan zien. Het libretto van de opera is van de Joods-Hongaarse schrijver Béla Balázs en gebaseerd op het sprookje van Perrault. Het verhaal gaat over de psychiatrisch gestoorde Hertog Blauwbaard, die na talrijke vrouwen nu zijn nieuwe echtgenote Judit voor het eerst naar zijn burcht brengt en daar doodt. Balázs was ten tijde van de Eerste Wereldoorlog een persona non grata in Hongarije en derhalve werd ‘Blauwbaards Burcht’ daar gedurende 20 jaar niet uitgevoerd. Het is moeilijk een slechte opname van de opera ‘Blauwbaards Burcht’ te vinden. Er bestaan ruim 15 studio-opnamen, waarvan vijf werden opgenomen in Hongarije en acht daarvan met een Hongaarse dirigent. Op 8 november 2011 werd in de Konzerthaus van Wenen een uitvoering van de opera gegeven die nu uitgebracht is door het label Signum Records. De gesproken proloog van twee minuten – die Balázs schreef voor een bard – brengt de Britse actrice Juliet Stevenson goed in de sfeer van het verhaal. Opmerkelijk overigens dat in Oostenrijk de proloog in het Engels werd gedaan. Er verschenen al diverse opnamen met John Tomlinson als Blauwbaard: Een studio-opname op Chandos uit 2006 in het Engels, een live-registratie uit 1996 op EMI en een live-opname tijdens de BBC Proms van 2005. Tomlinson geeft Blauwebaard monsterachtige proporties door klaroenstoten, glissandi en sinistere tonen, nu eens breed vibrerend, dan weer non-vibrato. De Amerikaanse mezzosopraan Michelle DeYoung was in 2008 tijdens de Salzburger Festpiele als Judit te horen en zingt solide, maar klinkt met haar donkere stem bedaagd en ook terughoudend. De Finse dirigent Esa-Pekka Salonen is sinds 2008 chefdirigent van het Philharmonia Orchestra en samen verklinken zij de polytonale partituur met verwijzingen naar ‘Salome’ en ‘Pelléas et Mélisande’ inzichtelijk en met een grote klankboog. Maar op sommige plaatsen is de lezing van Salonen enigszins zakelijk. Het CD-boekje bevat een kort essay in het Engels, het libretto met Engelse vertaling en biografieën.
Signum Records SIGCD372 (1 CD)
**** De Poolse componist Witold Lutosławski (1913-1994) behaalde zijn eerste succes in 1939 met zijn Symfonische Variaties en schreef in 1954 met ‘Concerto for Orchestra’ zijn eerste grote meesterwerk. Op het Poolse label DUX verscheen vorig jaar ter gelegenheid van zijn 100e geboortedag een CD met vijf van zijn vocale werken. ‘Lacrimosa’ voor sopraan en orkest uit 1937 zou onderdeel geweest zijn van een ‘Requiem’ dat Lutosławski nooit voltooide. Hij had voor zijn diploma slechts een traditioneel stuk nodig en stuurde ‘Lacrimosa’ in. Daarna zou de componist nooit meer religieuze muziek schrijven. ‘Lacrimosa’ werd overigens ook op zijn begrafenis gespeeld. De sopraan Łucja Szablewska-Borzykowska zingt het op deze CD prachtig.Dekoorwerk‘Trois Poèmes d’Henri Michaux’ voor 20-delig gemengd koor en orkest ging op 9 mei 1963 tijdens de Muziek Biennale van Zagreb in première en was het debuut van de componist als dirigent. Het is een onvoorspelbaar, maar helder werk bestaande uit drie delen met een dramatisch, centraal deel waarin het koor – hier het Arthur Rubinstein Koor – niet zingt maar schreeuwt. Het gebruik van koor en orkest als twee verschillende entiteiten werkt helaas ten nadele van de verstaanbaarheid van de tekst. Het derde werk ‘Paroles Tissées’ werd door Lutosławski geschreven voor Peter Pears die het tijdens de première op 20 juni 1965 in Aldeburgh zong. Het is een vierdelig werk met de climax in het derde deel en een ontroerend, rustig laatste deel. De tenor Rafał Bartmiński brengt de recitatiefachtige partij op de opname uitstekend en de Franstalige tekst is te allen tijde verstaanbaar. Bartmińskidoet niet onder voor Peter Pears op diens Decca-opname onder leiding van Lutosławski zelf. De begeleiding voor strijkers, harp, piano en percussie is prachtig spaarzaam. Dirigent Daniel Raiskin neemt overigens erg trage tempi. Het symfonisch gedicht ‘Les Espaces du Sommeil’ wde wereldpremière op 12 april 1978 in Berlijn zong met opnieuw de componist zelf als dirigent. ‘Les Espaces du Sommeil’ is gecomponeerd op een tekst van de Joods-Franse dichter Robert Desnos, die in het concentratiekamp Theresienstadt overleed slechts enkele weken na de bevrijding. De onvoorspelbare, avantgardistische muziek van Lutosławski past goed bij de surrealistische en betoverende tekst van Desnos. De bariton Stanisław Kierner zingt hetexpressief, maar negeert alle neusklanken, terwijl zij in het Pools toch ook voorkomen. De opname van Fischer-Dieskau met Lutosławski zelf voor Philips is te prefereren. Ook hier nemen Daniel Raiskin en het Arthur Rubinstein Philharmonic Orchestra weer langzame tempi. Ook het laatste werk op de CD, de cyclus met negen liederen ‘Chantefluers et Chantefables’, is op teksten van Desnos. Solweig Kringleborn zong de cyclus tijdens de première op 8 augustus 1991 tijdens de BBC Proms in Londen. De teksten vinden een ideale vertaler in de toen bijna 80-jarige Lutosławski en de sopraan Łucja Szablewska-Borzykowska zingt de glanzende, geestige miniatuurtjes uitstekend en haar vertolking kan zich meten met die van Kringleborn op de Virgin-opname. Een CD met een beduidende en uitgelezen collectie van de vocale werken van Lutosławski!
Dux 0806 (1 CD)
**** De opera’s van Franz Schreker (1878-1934) waren erg geliefd aan het begin van de twintigste eeuw, maar het tij keerde toen de componist vanwege het feit dat hij een Joodse vader had – die zich overigens had laten dopen om te kunnen trouwen – in 1932 ontslag moest nemen als President van de Berliner Musikhochschule. Twee jaar later stierf Schreker na een herseninfarct. ‘Die Gezeichneten’ was de vierde van zijn negen opera’s en de première vond plaats in Frankfurt in 1918. Het verhaal gaat over de relatie tussen de zieke schilderes Carlotta en de verminkte Alviano ten tijde van de renaissance in Genua. Er zijn meerdere opnamen van ‘Die Gezeichneten’, waarvan drie live-opnamen (Bridge, 2010; Orfeo, 1984, Marco Polo, 1990) en één studio-opname (Decca, 1994). De eerste studio-opname, die van 9 tot en met 11 mei 1960 in Hamburg werd gemaakt is nu verschenen op CD. De vier hoofdrolzangers van de opera zijn hierin goed bezet. De Amerikaanse sopraan Evelyn Lear is een expressieve Carlotta, met mooie, zachte, ronde tonen. Luister naar haar ontroerende “Narr der ihr seid” in de finale van de tweede akte. Haar echtgenoot de Amerikaanse bas-bariton Thomas Stewart – hier pas 31 jaar – is een wrede Tamare. En de Duitse bas Franz Crass – ook pas 32 jaar hier – is een schitterende Adorno, zijn duet met Stewart in de eerste helft van de tweede akte is het hoogtepunt van de opname. De Duitse tenor Helmut Krebs is enigszins dun als Alviano, maar destijds werd een karaktertenor gebruikt voor de partij waar men nu een meer heldengeluid prefereert. Dirigent Winfried Zillig had grote affiniteit met Schreker getuige reeds zijn opname van ‘Der ferne Klang’ uit 1948. Het uitgebreide Sinfonieorchester des Norddeutschen Rundfunks klinkt nu eens rijk en vol met een weelderige, continue muziekstroom, dan weer doorschijnend met geraffineerde, polytonale mengingen. Zilling laat knap individuele instrumenten en motieven onderdompelen en weer boven komen. Opvallend genoeg wordt de partituur compleet gespeeld en dat is bijzonder voor die tijd! Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling helaas geen verdere informatie.
Walhall WLCD 0376 (3 CDs)
**** Dit is een heruitgave van de studio-opname van de opera ‘Elektra’ van Richard Strauss (1864-1949), die gemaakt werd in oktober 1960 in de Lukaskirche van Dresden. De opname verschijnt in de serie ‘Eloquence’ van Deutsche Grammophon. Het is de enige studio-opname met de Duitse sopraan Inge Borkh als Elektra. Borkh was één van de belangrijkste Elektra’s van de 20e eeuw en het is de rol waarmee zij het meest geïdentificeerd werd. In 1973 nam zij ook afscheid van het operatoneel met Elektra. Er bestaan zover bekend elf geluidsopnamen van haar in deze titelrol, waaronder ook de legendarische uitvoering tijdens de Salzburger Festspiele van 1957 waar Inge Borkh inviel onder leiding van Dimitri Mitropoulos. Ten tijde van deze studio-opname van ‘Elektra’ was Inge Borkh nog geen veertig jaar! Elk woord en elke noot krijgt van haar een intense lading en zij zet haar personage groots neer. Maar in de hoogte klinkt zij niet altijd probleemloos. De Amerikaanse mezzosopraan Jean Madeira zingt hier indrukwekkend haar glansrol van Klytämnestra, ook al is het meer ingehouden dan tijdens haar live-uitvoeringen. Dietrich Fischer-Dieskau geeft zoals altijd les in dictie en doordachte karakterstudie. De Duitse sopraan Marianne Schech heeft voor Chrysothemis helaas niet de warmte en jeugd in de stem die de partij vraagt. Aegisth was één van de glansrollen van de Oostenrijkse tenor Fritz Uhl in de jaren zestig. Hij was ten tijde van deze opname pas 32 jaar en hij portretteert de minnaar zingend. De Aufseherin is de Weense sopraan Ilona Steingruber, die hier na haar intensieve carrière in de jaren veertig en vijftig op 48-jarige leeftijd te horen is, twee jaar voor haar dood. Van de dirigent Karl Böhm bestaan zeven opnamen van ‘Elektra’, waaronder een filmopname uit 1981 ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag. Deze studio-opname uit 1960 is de enige opname van ‘Elektra’ door Böhm in de studio. En hij creëert met de Staatskapelle Dresden een fraai neurotische sfeer en een goede balans tussen spanning en klankschoonheid. Een opname van ‘Elektra’ als aanvulling in de collectie, niet als eerste keuze.
Deutsche Grammophon DG 480 7216 (2 CDs)
*** Leo Fall (1873-1925) was naast Franz Lehár en Oscar Straus één van de belangrijkste operettecomponisten van zijn tijd. De Joods-Oostenrijkse componist was een productieve schrijver en elk jaar kon men in Wenen en Berlijn wel één of twee nieuwe operettes van hem zien in het theater. ‘Madame Pompadour’ was één van zijn laatste werken en ging op 9 september 1922 in het Berlin Theater in première met in de titelrol Fritzi Massary. Massary was de muze van veel operettecomponisten en Emmerich Kálmán, Oscar Straus en Noël Coward schreven rollen voor haar. ‘Madame Pompadour’ werd de meest succesvolle operette van Leo Fall. Het libretto in drie akten bevat briljante teksten geschreven door Rudolph Schanzer en Ernst Welisch. Zij overleden allebei in de Tweede Wereldoorlog; de Joodse Schanzer pleegde zelfmoord, nadat hij gevangen genomen was door de Gestapo. Op het label CPO is nu een opname verschenen van een live-uitvoering van ‘Madame Pompadour’ door de Volksoper van Wenen in juni 2012. De sopraan Annette Dasch is een overtuigende Marquise, maar luister ook even naar de vier fragmenten die Massary opnam uit deze operette (waarvan drie op YouTube). Mirko Roschkowski heeft een mooie lyrische tenor voor de rol van Graaf René. Luister naar zijn serenade “Madame Pompadour, Kronjuwel der Natur” in de tweede akte. De 72-jarige tenor Heinz Zednik is heerlijk in zijn optredens van Louis XV in de tweede en derde akte. Dirigent Andreas Schüller is met het Orchester der Volksoper Wien vaak te afwachtend, te slepend in plaats van stuwend en daardoor slaat de muziek nogal eens dood. De gesproken dialogen van de operette zijn weggelaten, waardoor men zich kan concentreren op de muziek, maar van de briljante teksten van het succesduo Schanzer / Welisch kan men daardoor helaas niet genieten. Maar ook een gedeelte van de muziek is gereduceerd, wellicht om de opname op één CD te laten passen. Aan te raden is derhalve de uitstekende, integrale radio-opname van ‘Madame Pompadour’ van 1962 uit Wenen met de fantastische Gerda Scheyrer in de titelrol. De uitgave op het label Cantus vat de geestigheden en frivoliteit van de operette volledig.
CPO 777 795-2 (1 CD)
*** De componist Julius Bittner (1874-1939) was een voorstander van het nationaalsocialisme. Hij zou bij de volksstemming van 10 april 1938 voor de Anschluss van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland gezegd hebben: “nu zou ik – zieke, vermoeide man – nog één keer gezond en jong willen zijn en het grote, Duitse Rijk van Adolf Hitler mogen meebeleven” (Dokumentationsarchiv des Österreichischen Widerstandes). Zijn broer Ludwig was een overtuigde Nazi, die op 2 april 1945 zelfmoord pleegde. Over de sympathieën van Julius is nog geen grondig onderzoek bekend. Net als zijn landgenoot Wilhelm Kienzl streefde Bittner naar een soort volksopera. Zo maakte hij zijn werken toegankelijk door de verbinding van een doorzichtig verhaal met volksliedachtige melodieën. Zijn bekendste opera is ‘Das Höllisch Gold’ uit 1916 en van ‘Der Bergsee’ uit 1911 bestaat een Weense radio-opname uit 1953 onder leiding van Felix Prohaska met Günther Treptow, Hilde Konetzni, Julius Patzak en Eberhard Wächter. Vier jaar eerder bevonden Prohaska en Treptow zich al in de radio-studio voor een uitvoering van Bittners vroege opera ‘Der Musikant’. Deze opera beleefde in 1909 in de Weense Staatsopera haar wereldpremière onder leiding van Bruno Walter. Het oppervlakkige verhaal speelt rond 1780 en gaat over een driehoeksverhouding in een muzikantengezelschap. De Weense radio-uitvoering bracht goede stemmen voor de microfoon. De Berlijnse Heldentenor Günther Treptow is een genot om naar te luisteren als de reizende muzikant Wolfgang. Geweldig zijn Draufgängertum in de finale van de eerste akte! De Duitse bariton Karl Schmitt-Walter is een zoetgevooisde graaf Von Uttensperg. De Hongaarse sopraan Esther Réthy is een eigenzinnige zangeres Violetta. Luister naar haar parodie bravouraria in de tweede akte “La mamma m’ha detto staman”. Dirigent Felix Prohaska enhet Grosse Wiener Rundfunkorchester verklinken de Wagneriaanse laatromantiek van Bittners muziek welwillend. Maar de muziek beklijft niet en de opera nodigt niet echt uit tot herbeluisteren. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en rolverdeling helaas geen verder informatie. De tweede akte zou overigens integraal op de tweede CD hebben gepast en niet – zoals nu – deels op de eerste en deels op de tweede CD.
Myto 00332 (2 CDs)