Roméo et Juliette’ is een opera in vijf akten van de Franse componist Charles Gounod (1818-1893) op een libretto van Jules Barbier en Michel Carré naar het toneelstuk van William Shakespeare. De wereldpremière van de opera vond plaats op 27 april 1867 in het Théâtre-Lyrique (Place du Châtelet) van Parijs en beleefde 102 voorstellingen.

Van ‘Roméo et Juliette’ zijn meerdere versies. Zo werd voor de Londense première in 1867 een Italiaanse versie geschreven. Ook werd de opera door Georges Bizet bewerkt met recitatieven voor de herneming op 20 januari 1873 in de Opéra-Comique. Voor de première op 28 november 1888 van de Opéra de Paris in Palais Garnier werd een nieuwe finale III vervaardigd, het ballet in de vierde akte toegevoegd plus enige veranderingen aan het libretto gemaakt.

1.

‘Roméo et Juliette’ werd in juni 1953 door Decca opgenomen in de Parijse studio. Het is een opname van bijna de integrale opera met uitsluitend Franstalige zangers.

De Franse sopraan Janine Micheau (1914-1976) is Juliette met een dramatisch, tragisch timbre. En toch is haar portret delicaat en haar wals in de eerste akte – in de hoge ligging – fris en luchtig. Zij zou de partij later dat jaar nogmaals zingen tijdens een radio-uitvoering (zie 4.). Janine Micheau overleed op 62-jarige leeftijd, oorzaak onbekend.

De Canadese tenor Raoul Jobin (1906-1974) maakte zijn debuut in de Opéra de Paris al in 1930 en werd in de jaren dertig en veertig de belangrijke tenor van het gezelschap. Hij heeft een heerlijke huig “r” en een lekker brede hoogte vol resonansen. Luister hoe zijn hoge noten galmen in de opnamestudio! Zijn vertolking bezit enorme Draufgängertum en is vurig en jeugdig met uitstekende dramatiek. Zijn chemie met Micheau is overtuigend en zij stralen in hun vier liefdesduetten.

Helaas is de partij van Frère Laurence met de Duits-Zwitserse bariton Heinz Rehfuss (1917-1988) niet goed bezet. Zijn lage noten zijn niet vol en je hoort dat de partij een bas vereist. De Franse bas-bariton Charles Cambon (1892-1965) is de beste Capulet op CD. Hier op zijn 61ste zong hij aan het einde van zijn carrière, net voor zijn afscheid van de Opéra waar ook hij vanaf 1930 had gezongen. Cambon geeft autoriteit aan Juliettes vader in de eerste en vierde akte en zou de partij zes maanden later naast Micheau nogmaals zingen tijdens een radio-uitvoering (zie 4.).

De Zwitsers-Canadese bariton Pierre Mollet (1920-2007) is Romeo’s vriend Mercutio. Hij had aan het Conservatorium van Lausanne bij Charles Panzéra gestudeerd en een jaar voor deze opname zijn professionele operadebuut gemaakt als Pelléas in de Opéra-Comique, waar hij die rol zo’n 100 maal zou zingen. Zijn ballade over la Reine Mab in de eerste akte zingt hij lekker ondeugend, de beste vertolking op CD.

De Franse sopraan Claudine Collart (1923-2016) is Romeo’s page Stéphano. De eerste Stéphano was de sopraan Joséphine Daram, die partijen als Zerlina, Eudoxie en Ophélie zong. Claudine Collart vertolkt de chanson “Depuis hier j’ai cherché en vain mon maître” in de derde akte met uitstekende lichtheid en charme. De Franse leggero tenor  Louis Rialland (1919-1972) is te horen in zijn glansrol van Tybalt, die hij al had gezongen in de radio-uitzending van 1951 en ook in de radio-uitzending van december 1953 zou zingen, beide keren onder leiding van Jules Gressier (zie 4. en 5.). Rialland overleed op 53-jarige leeftijd, doodsoorzaak onbekend.

De Italiaanse dirigent Alberto Erede (1909-2011) benadrukt met het Choeurs et Orchestre du Théâtre Nationale de l’Opéra Paris de tragedie van ‘Roméo et Juliette’ en dat geeft vooral de laatste akten van de opera dramatiek. De mono-geluidskwaliteit is goed.

Het duet van Roméo en Juliette “Nuit d’hyménée!” in de vierde akte is compleet (13 minuten) en dat gebeurt niet vaak, maar er is een kleine coupure in het kwartet van deze akte. Ook Juliettes gif-aria “Amour ranime mon courage” – die Gounod voor de wereldpremière schreef, maar vervangen werd door haar wals in de eerste akte – en ook het huwelijkslied zijn uit de vierde akte weggelaten. Tevens is de eerst scène van de vijfde akte – waarin Frère Jean vertelt dat Roméo niet weet van Juliettes schijndood – verwijderd. Latere studio-opnamen waren completer, maar hadden niet de sfeer en Franstalige zangers.

39’ / 24’ / 35’ / 28’ / 17’ = 2˚23’

Decca (London) 443 539-2 (2CDs)

2.

‘Roméo et Juliette’ werd in 1912 in Parijs integraal op grote wassen cylinders opgenomen en vervolgens op 53 grammofoonplaten gezet als onderdeel van de serie “Theâtre chez soi” van het Franse label Pathé. Sommigen noemen het de meest perfecte opname van een complete opera ooit.

De bezetting bevatte vier van de belangrijkste Franse mannelijke zangers van het Franse gouden operatijdperk. De Franse tenor Agustarello Affre (1858-1931) was hier aan het einde van zijn legendarische operacarrière. Vanaf zijn debuut in 1890 was hij één van de belangrijke Roméo’s van de Opéra geweest. De opname verraadt zijn sterke, mooie stem en met zijn enorme expressie en pathos zet hij een nobele Roméo neer. De hoge Bessen in de cavatine van de tweede akte zijn op kracht en zonder glans (de VAI-uitgave geeft de opname overigens een semitoon te hoog weer), maar in de finale III voegt hij een volle hoge C toe op “Mais je veux la revoir!”. Na deze opname werd Affre directeur van de New Orleans Opera.

Daarentegen stond Yvonne Gall (1885-1972) aan het begin van haar operacarrière. Haar stem is fris, lief, jeugdig en geloofwaardig meisjesachtig en zij zingt de wals in de eerste akte in de lagere versie. Haar interpretatie komt pas in de tweede akte goed op gang. Als zij de identiteit van Roméo ontdekt, blijft zij nog onbewogen, maar vanaf de balconscène komt er nuancering in haar portrettering. Vanaf 1918 zou Yvonne Gall in Covent Garden en de Scala zingen en in 1934 zou zij Marguerite vertolken in de 200ste ‘Faust’ van de Opéra.

De hier 44-jarige basse chantante Marcel Journet (1868 – 1933) is Frère Laurence en had al een grote internationale carrière gehad in Covent Garden en de Met. Hij zingt de broeder Laurence ingetogen en geeft een passend somber, gedistingeerd portret, maar ook groots karakter met présence, ook al is de laagte niet altijd sonoor. Journet zou hierna nog in het Teatro Colón en de Scala zingen, onder andere in de wereldpremière van ‘Nerone’. Hij overleed op 65-jarige leeftijd aan acuut nierfalen tijdens een behandeling in een Frans kuuroord.

De Nederlandse bariton Henri Albers (1866-1926) was een belangrijke zanger in Parijs geworden. Zijn warme en fluwelen stem past goed bij de hartelijke muziek van de deftige, sympathieke vader Capulet. Albers overleed op 60-jarige leeftijd na een kort ziekbed, waarschijnlijk vanwege voedselvergiftiging.

Niemand minder dan de hier 58-jarige bas Hippolyte Belhomme (1854 -1923) zingt de partij van Gregorio. Hij had een grote carrière in de Opéra gehad, was de eerste Crespel in ‘Les Contes d’Hoffmann’ geweest en had in de wereldpremières van ‘La Navarraise’ en ‘Louise’ gezongen. Zijn stem klinkt hier absoluut nog helder en fris en hij maakt zelfs in de kleine partij van Capulets bediende bijzondere indruk.

Ook de jongere zangers zijn uitstekend. De hoge bariton Alexis Boyer (1876-1954) is een frisse Mercutio. Hij geeft met zijn mooie stem een gepolijste vertolking, nu eens warm en stralend, dan weer donker en krachtig. De lyrische tenor Edmond Tirmont (1884-1985 ) is een gepast scherpe Tybalt en biedt een goed contrast met het grotere heldengeluid van Affre. Mme. Champell (voornaam onbekend) zingt het chanson van Stéphano in de derde akte met perfecte dictie en in stijl. Jeanne Goulancourt (1870-?) – Marthe op de 1910 studio-opname van ‘Faust’ – zingt Gertrude met volle mezzo.

De Belgische dirigent François Ruhlmann (1868-1948) neemt – net als in zijn integrale opname van ‘Faust’ van 1911/12 – met het Orchestre de l’Opéra-Comique de Paris brede, uitgesponnen tempi, maar het sleept nergens. 

De complete finale II is opgenomen inclusief “Maintenant, je t’en supplie, pars!”. Tevens zijn er in de vierde akte zo’n 20 minuten instrumentale muziek inclusief het ballet, ook al is Juliettes gif-aria en het huwelijkslied geschrapt. Ook wordt het eerste tableau uit de vijfde akte niet gespeeld. Als je gewend raakt aan de ruis, verdwijnt het haast en staat het toe een opwindende uitvoering met stijl en traditie te horen.

42’ / 27’ / 36’ / 50’ / 18’ = 2˚53’

VAI Audio VAIA 1064-3 / Malibran Music CDRG 108 (2CDs)

3.

Een concertante uitvoering van ‘Roméo et Juliette’ werd op 22 januari 1966 in het Concertgebouw van Amsterdam gegeven en op de radio uitgezonden. De geluidsopname verscheen in 1995 op CD.

Juliette was de Nederlandse sopraan Erna Spoorenberg (1926-2004). Zij werd geboren op het eiland Java in het voormalige Nederlands-Indië en had zangles gehad van Isabella Neuhaus-Wallach, die in 1944 in Auschwitz werd vermoord. Spoorenberg had al in 1951 de Königin der Nacht, Pamina, Konstanze en Olympia in de Wiener Staatsoper gezongen. Haar Juliette is soms scherp en ouwelijk, maar haar coloraturen – de wals in de lage ligging – glansrijk en vanaf de finale I wint haar vertolking aan warmte en subtiliteit. Vijf jaren na deze uitvoering zou Spoorenberg afscheid nemen van het operatoneel naar aanleiding van een auto-ongeluk.

De Franse tenor Alain Vanzo (1928-2002) als Roméo zingt hier dikwijls met een geknepen geluid, dat hij in de jaren vijftig nog niet had. Als de stem echter open bloeit, is het timbre zinnelijk. Zijn frasering is prachtig en zijn interpretatie overtuigend en in de finale V is hij ontroerend. Ook hij voegt overigens in de finale III een hoge C toe op “Mais je veux la revoir!”.

De Nederlandse bas-bariton Peter van der Bilt (1936-1983) werd net als Spoorenberg geboren op Java. Hier pas 29 jaar oud is hij een warmhartige Capulet, zinderend in de vierde akte, zowel in klank als expressie en zijn dictie uitstekend. Hij zingt ook de kleine partij van Frère Jean in de vierde akte. Van der Bilt overleed op 47-jarige leeftijd in het Lucas-ziekenhuis te Apeldoorn en werd begraven in Beekbergen. 

De Belgische bas Louis Hendrikx (1927-2006) is een fantastische Frère Laurence met een ongelooflijk diep dreunend timbre, ook al is zijn dictie soms enigszins wollig. Tevens zong hij hier de kleine partij van Benvolio, de hertog van Verona, in de ensembles en de invullingen in de finale III.

Hendrikx bracht drie landgenoten mee. De donkere bariton Jan Joris (1927-2011) geeft Mercutio de vereiste potentie en drama in de derde akte en de lichte tenor Sylvain Deruwe (1927-2017) is een vileine Tybalt. De mezzo Godelieve van den Broeck zingt de page Stéphano helaas met te ruim vibrato waardoor de intonatie te wensen overlaat.

De Nederlandse mezzo Elisabeth Cooymans (1920-2018) is een expressieve Gertrude en de Nederlandse bariton Chris Verhoog (1934-2022) is te horen in de dubbelrol van Gregorio/Pâris. Het Omroepkoor zingt met opvallende perfectie en nauwkeurige frasering. Ondanks de rijke fleur van klankweelde is er een prijzenswaardige helderheid.

De Franse dirigent Jean Fournet (1913-2008) had al in 1950 voor het eerst voor het Radio Filharmonisch Orkest gestaan en was van dit orkest tussen 1961 en 1978 chefdirigent. Zijn lezing bezit dynamische schakeringen, vlotte tempi en precisie in klank en ritme. Het duel in de derde akte is vol dramatiek. Fournet overleed in Hilversum.

Er zijn diverse coupures in de derde akte, maar we krijgen wel het eerste tableau van de vierde akte! De geluidskwaliteit van de opname is voortreffelijk.

 38’ / 23’ / 28’ / 28’ / 15’ = 2˚13’

Bella Voce BLV 107 208 (2CDs)

4.

‘Roméo et Juliette’ werd op 2 december 1960 voor de Franse radio uitgevoerd. De geluidsopname verscheen in 2011 op CD. Er zijn jammer genoeg veel coupures en de compleet Franse bezetting is helaas onevenwichtig en wisselvallig.

De meeste zangers waren geboren in de jaren twintig. Opnieuw Alain Vanzo als Roméo, maar nog niet zo knödelig als zes jaren later in Amsterdam (zie 3.). Hij klinkt hier jeugdiger, bescheidener en naïever dan in 1966.

De sopraan Huguette Rivière (1922-2018) zingt de partij van Juliette. Zij was in 1942 op haar 20ste van het conservatorium gekomen en zong voornamelijk in de Franse provincies. Zij heeft een scherpe, gepeperde sopraan en in de wals – in de lagere ligging – zijn de coloraturen niet erg strak. In de intieme duetten is zij echter ontroerend en innemend. Kort na deze radio-uitvoering kocht zij een antiekwinkel aan de Rue Saint-Sulpice in Parijs en in 1966 nam zij afscheid van het operatoneel.

De bas Jacques Mars (1926-2003) is een prima Frère Laurence, maar met de bariton Michel Roux (1924-1998) is de partij van Capulet te licht bezet. De partij van Mercutio daarentegen is met de bas-bariton Henri Peyrotte (1927-2012) zwaar bezet en dat kan Roméo’s vriend prima hebben. Roméo’s page Stéphano krijgt helaas teveel spanning door de scherpe mezzo van Jane Berbié (1931).

De mezzo Freda Betti (1924-1979) zong rollen als Fricka en Brangäne en is de beste Gertrude op CD. Ook zij werd niet oud en overleed al op haar 55ste. In 2024 kwam er een postzegel uit ter gelegenheid van haar 100ste geboortedag. De tenor Jean Mollien (1923-1984) is Tybalt. Hij zong tussen 1949 en 1974 veel in complete opera’s voor de Franse radio. Mollien werd slechts 61 jaar.

De dirigent Pierre-Michel Le Conte (1921-2000) geeft – naast Gressier – de meest sfeervolle lezing. Hij leidt het Choeurs et Orchestre Lyrique de l’O.R.T.F. strak en met vaart. Het entr’acte et choeur aan het begin van de tweede akte ontbreekt. Het entr’acte et scène aan het begin van de derde akte is ook geschrapt en tevens alles na Stéphano’s chanson, dus ook de finale met de duellen. Ook is uit de vierde akte het kwartet en zelfs de finale IV geknipt. Ook het eerste tableau van de vijfde akte is geschrapt. Heerlijk de radiopresentatrice die zo nu en dan lekker door de muziek heen kwebbelt.

38’ /  19’ / 11’ / 17’ / 17’ = 1˚42’

De Walhall-uitgave bevat als aantrekkelijke bonus hoogtepunten van een radio-uitvoering van ‘Roméo et Juliette’ uit december 1953.

Janine Micheau is hier een nog intiemere Juliette dan bij Erede (zie 1.) en opnieuw neemt zij de hoge ligging voor de wals. De Franse tenor Georges Noré (1910-2001) is hier haar meest vurige Roméo. Hij zong tussen 1935 en 1960 bij de Opéra en zijn glansrol was Faust. Twee jaren eerder had Noré de partij van Roméo ook al voor de radio gezongen (zie 5.).

Opnieuw Fréda Betti als een Gertrude, die niet met zich laat sollen en opnieuw Pierre Mollet als Mercutio, maar helaas zonder zijn ballade (zie 2.). En wederom is Charles Cambon te horen in zijn glansrol van Capulet, kort in de finale I.

Nogmaals Louis Rialland (zie 1. en 5.) als Tybalt, samen met de bas André Vessières als Pâris kort te horen in de finale I. Andere bronnen vermelden overigens de bariton Julien Thirache als Pâris, terwijl Vessières kort als Gregorio in de eerste en tweede akte te horen zou zijn (Walhall vermeldt de vertolker van Gregorio niet).

Jammer genoeg staan de partijen van Stéphano (Nadine Sautereau) en Frère Laurence (Pierre Froumenty) niet op de hoogtepunten.

De Franse dirigent Jules Gressier (1897-1960) maakte voor het Franse platenlabel Pathé tussen 1943 en 1960 tientallen fantastische opnamen. Hij was een echte zangersdirigent en leidt het Orchestre Lyrique de la Radiodiffusion Nationale – waarvan hij tussen 1941 tot 1951 chefdirigent was – met gecontroleerde ongedwongenheid.

We horen de eerste akte vanaf “Voyons nourrices, on m’attend” en de hele tweede akte met een kleine coupure. De derde en vierde akte zijn weggelaten, maar wel is het hele tweede tableau van de vijfde akte te horen. Het is jammer dat deze uitvoering niet integraal beschikbaar is.

Walhall WLCD 0356 (2CDs)

5.

Op het CD-label Malibran verschenen hoogtepunten van een Franse radio-opname van ‘Roméo et Juliette’ uit 1951. Het is een uitvoering die nog helemaal ondergedompeld is in de vooroorlogse, Franse uitvoeringspraktijk.

De muzikale leiding van het Choeur et Orchestre Lyrique de Radio France was opnieuw in handen van Jules Gressier (zie 4.) en net als in 1953 zong ook hier – dus twee jaren eerder – Georges Noré bij hem de partij van Roméo met de meeste Draufgängertum. Ook hij zingt – net als Affre en Vanzo bij Fournet – een extra hoge C in de finale III op “Mais je veux la revoir!”.

De coloratuursopraan Lucienne Jourfier (1923-2017) had Juliette in 1947 al in Palais Garnier als ensemblelid van de Opéra gezongen en is te bewonderen als Rosina in de fantastische Opéra-Comique filmversie van ‘Il Barbiere di Siviglia’ in 1948 naast Raymond Amade. Jourfier is een prachtig spichtige Juliette, helemaal volgens de smaak van die tijd. Haar “Je veux vivre” – in de lagere ligging – is de beste uitvoering op CD met strakke versieringen en in de laatste akten is zij ontroerend. Zij zou haar zangcarrière al in 1956 op 32-jarige leeftijd beëindigen.

De aangename bas van André Philippe (1897-19?) is als Frère Laurence niet in de trouwscène, maar wel in de vierde akte te horen. Philippe zou bij Erede de partij Gregorio zingen (zie 1.). De bariton Lucien Lovano (1901-1980) is Juliettes vader Capulet. Zijn duet “Ma fille, cède aux voeux” met Juliette en orgelbegeleiding in de vierde akte zingt hij vriendelijk en bij haar schijndood is hij aangrijpend.

Stéphano wordt hier gezongen door een tenor. Jean Planel (1903-1086) geeft zijn spotlied “Que fais-tu, blanche tourterelle” in de derde akte een fraai smalende toon, maar zonder hoge C. Opnieuw Louis Rialland als Tybalt, samen met de bariton Willy Clément (1918-1965) als Mercutio in het duet, duel en ensemble met Roméo in de dramatische, tweede scène van de derde akte. Clément overleed op 46-jarige leeftijd aan leukemie. De legendarische mezzo Solange Michel (1912-2010) is kort als Gertrude in de vierde akte te horen. Het is overigens onduidelijk wie Gregorio zingt in de tweede scène van de derde akte.

We horen uit dus de eerste akte de wals van Juliette, uit de tweede akte de cavatine van Roméo, de complete tweede scène (18 minuten) van de derde akte met de duellen, de hele vierde akte – inclusief het gehele duet “Nuit d’hyménée!”, maar zonder de gif-aria en het huwelijkslied – en het tweede tableau van de vijfde akte. Het is jammer dat ook deze uitvoering niet integraal beschikbaar is.

Malibran Music MR 513 (1CD)