De Oostenrijkse componist Johann Strauss II (1825-1899) werd 200 jaren geleden op 25 oktober 2025 geboren. De operette ‘Wiener Blut’ was zijn testament. Het werk dateert uit 1899 en is vernoemd naar de gelijknamige wals van Johann Strauss II uit 1873.

‘Wiener Blut’ werd gemaakt met Strauss’ goedkeuring, maar zonder zijn deelname. De partituur hergebruikt muziek die hij eerder schreef, samen met muziek van zijn broer Josef Strauss. Maar liefst 31 werken van Johann Strauss II zelf werden door de componist Adolf Müller jr. gebruikt om de operette samen te stellen. Strauss heeft mogelijk een concept van het werk gezien, maar hij stierf op 3 juni 1899, een paar maanden voor de première van ‘Wiener Blut’ op 26 oktober 1899 in het Carltheater in Wenen.

Het libretto van ‘Wiener Blut’ is van Victor Léon en Leo Stein. Het verhaal speelt zich af tijdens het Congres van Wenen in 1815, na de val van Napoleon. De ambassadeur Graaf Balduin Zedlau van Reuß-Greiz-Schleiz is getrouwd met Gräfin Gabriele, maar heeft ook affaires met de danseres Franzi en de vriendin van zijn eigen bediende Josef, de mannequin Pepi. Door misverstanden en identiteitswisselingen ontstaat er een komische chaos, waarbij uiteindelijk natuurlijk alles goedkomt en de personages hun ware liefdes vinden.

1.

Een complete studio-opname van ‘Wiener Blut’ werd in juni 1965 gemaakt in de Grosser Musikvereinssaal van Wenen. De overspelige Graf Zedlau werd gezongen door de Duitse tenor Rudolf Schock uit Duisburg (1915-1986), één van de favoriete zangers van Robert Stolz. Met zijn lyrische stem herkende hij al vroeg de potentie van het medium grammofoonplaat. Hij bediende vooral het zogenaamd lichte genre, met name de operette, en leende ook zijn stem aan film en televisie. De Graf zingt hij bijzondere intensiteit.

De Weense sopraan Hilde Güden (1917-1988) is zijn echtgenote Gräfin Zedlau. Met haar gepeperde sopraan en glimlach in haar stem is zij de beste Gabriele op CD. Haar meisjesnaam was Geiringer en in 1938 trouwde ze met de Turkse Sureya Emin Güden. Haar moeder was de Joodse actrice Frida Brammer, die in 1942 na een kort ziekbed in Wenen overleed. In 1943 ontdekten de nazi’s dat Hilde Güden Joodse was en vluchtte zij naar Zürich. Vervolgens zong zij in Napels, alvorens in 1946 terug te keren naar Wenen.

Net als Rudolf Schock was de Duitse operettekoningin Margit Schramm (1935-1996) een favoriet van Robert Stolz. Zij vertolkt Franziska Cagliari (“Franzi”) – danseres aan het Kärntnertortheater in Wenen – met sprankelende sopraan. Schramm overleed op 60-jarige leeftijd aan kanker. Het object van haar liefde is de minister Fürst Ypsheim-Gindelbach, met lichte bariton en Weens accent gezongen door de Duitse operettezanger Benno Kusche (1916-2010), die de rol zes jaren later ook in de filmversie zou vertolken (zie 5.).

De Weense tenor Ferry Gruber (1926-2004) is Zedlau’s dienaar Josef von Pepi – tijdens de wereldpremière gezongen door Louis Treumann, gestorven in het concentratiekamp Theresienstadt – in heerlijk  Weens accent. Gruber zou de rol ook kostelijk vertolken in de filmversie van ‘Wiener Blut’ uit 1971 (zie 5.). De Weense sopraan Wilma Lipp (1925-2019) is lekker pinnig als zijn vriendin en mannequin (“Probiermamsell”) Pepi Pleininger.

De Oostenrijkse dirigent en componist Robert Stolz (1880-1975) maakte in de jaren zestig en zeventig vele plaatopnamen van operettes en was hier inmiddels 85 jaar. Hij geeft met de Wiener Symphoniker een sprankelende en luchtige lezing van de operette. Met dialogen in het Weens. Helaas ontbreekt het duet tussen de Gräfin en Franzi in de finale III.
Eurodisc 886971883626 (2CDs)

2.

‘Wiener Blut werd tussen 26 en 29 februari 1976 door EMI in het Festspielhaus van Recklinghausen opgenomen. Het werd een stijlvolle uitvoering, waarbij de kenmerkende “Wiener-klank” goed naar voren komt.

Graf Balduin Zedlau was op plaat de glansrol van de Zweedse tenor Nicolai Gedda (1925-2017). Hij had de partij van de Graf voor EMI al in 1954 compleet opgenomen (zie 3). Gedda’s open, heldere en nobele timbre zijn ideaal voor de graaf. Hij spreekt ook alle dialogen in perfect Duits. Dit is de enige opname waar beide coupletten van het lied van de graaf in de tweede akte gezongen worden.

Ook had Gedda als de Graf al in 1965 al hoogtepunten van ‘Wiener Blut’ in München voor het label Amiga opgenomen onder leiding van dirigent Willy Mattes samen met de Duitse sopraan Anneliese Rothenberger (1924-2010) (CD-label Kaiserliche Operette KO 863452). Rothenberger werd geboren in Mannheim en zong begin jaren zestig in de Scala en de Met met rollen als Adele, Sophie en Zdenka, maar ook was zij een fantastische Konstanze en Lulu. Daarna zou zij vanaf midden jaren zestig bij een breed publiek bekend worden door haar televisieprogramma’s met operettemuziek. Gräfin Gabriele Zedlau paste helemaal in Rothenbergers “Charme und Liebreiz-imago” en haar prachtige, weelderige stem bezit een helderheid en persoonlijke, herkenbare kleur.

De Berlijns-Weense sopraan Renate Holm (1931-2022) zong in de Wiener Volksoper en daarna de Wiener Staatsoper. Zij maakte diverse operette-opnamen voor de WDR met dirigent Franz Marszalek. Haar Franziska Cagliari is dartelend en Weens. De Berlijnse bariton Klaus Hirte (1937-2002) was Beckmesser in onder andere Bayreuth, München, Düsseldorf, Stuttgart en Nürnberg en geeft Fürst Ypsheim-Gindelbach meer autoriteit dan humor.

Beide zangers van het buffopaar Josef en Pepi leven anno 2025 nog. De Weense tenor Heinz Zednik (1940) is een  geestige, pinnige Josef in dialect. De Duitse sopraan Gabriele Fuchs (1946) studeerde in Salzburg en is een fladderende Pepi Pleininger.

De Weense violist en dirigent Willi Boskovsky (1909-1991) leidt de Philharmonia Hungarica en het Chor der Kölner Oper minder bruisend dan Stolz. Het Lied van de Graf uit de tweede akte is verplaatst naar de eerste akte. De stereo geluidskwaliteit is rijk en helder.
EMI CMS 7 69943-2

3.

EMI had ruim twintig jaar eerder ‘Wiener Blut’ tussen 21 en 31 mei 1954 al in Kingsway Hall van Londen in mono opgenomen. Nicolai Gedda had ook hier de partij van Graf Balduin Zedlau gezongen. Pas 29 jaar is hij vocaal nog niet zo open en zeker als in 1976. De Duitse sopraan Elisabeth Schwarzkopf (1915-2006) was de echtgenote van de producent van deze opname, Walter Legge. Als Gräfin Gabriele Zedlau contrasteert zij goed met de coloratuursopranen van Franzi en Pepi.

De Duitse coloratuursopraan Erika Köth (1927-1989) is een prachtige Franziska Cagliari en haar dialogen worden gesproken door de Weense actrice Hannah Norbert. De Duitse bariton Karl Dönch (1915-1994) zong vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog in Oostenrijk en vertolkte Fürst Ypsheim-Gindelbach ook tussen 1953 en 1955 in de productie van Hans Járay in de Wiener Staatsoper. Ook zette hij de minister-president 28 jaar later in 1982 zelfs nog op de planken in Tokyo tijdens een gastoptreden van de Wiener Staatsoper (CD-label Denon). Karl Dönch was tussen 1973 en 1987 directeur van de Wiener Volksoper en van 1981 tot zijn dood getrouwd met de sopraan Sonja Mottl.

In de enige twee producties van ‘Wiener Blut’ in de Wiener Staatsoper tot nu toe – in de enscenering van Oscar Fritz Schuh tussen 1943 en 1953 en de productie van Hans Járay tussen 1953 en 1955 – vertolkte de Weense bariton Erich Kunz (1909-1995) de rol van Josef maar liefst 139 maal en dat hoort men hier. De Tsjechische sopraan Emmy Loose (1914-1987) is hier gecast als Pepi Pleininger, terwijl zij tussen 1943 en 1950 in de Wiener Staatsoper de rol van Franziska Cagliari zong.

De veelzijdige Roemeense dirigent Otto Ackermann (1909-1960) was tussen 1935 en 1947 chefdirigent van de opera in Bern geweest en nam voor EMI diverse operettes op met Walter Legge, waaronder ‘Der Zigeunerbaron’, ‘Eine Nacht in Venedig’, ’Die lustige Witwe’ en ’Das Land des Lächelns’, allemaal met Elizabeth Schwarzkopf, Nicolai Gedda en Erich Kunz. Zoals altijd vat hij met het Philharmonia Orchestra uitstekend de Weense frasering en schwung. Ackermann overleed op 50-jarige leeftijd, doodsoorzaak onbekend.

Er zijn kleine en grotere coupures, vocaal en instrumentaal. Een faut pas is dat het lied van de Graf “Als ich ward ihr Mann… Was nützt der gute Vorlag mir?” niet opgenomen is. Ook de twee koren van de tweede akte zijn geschrapt.
Naxos 8.111257 (2CDs)

4.

De Duitse dirigent Hans Lenzer had met Adolf Rott voor het seizoen 1950/1951 van de Städtische Oper – de huidige Deutsche Oper – van Berlijn een nieuwe bewerking van ‘Wiener Blut’ in twee akten gemaakt. Van deze versie nam men in 1951 de volledige muziek op met het ensemble in de Städtische Oper. Op CD werden hiervan 55 minuten uitgebracht.

Deze uitvoering van deze ‘Wiener Blut’ is uitstekend. Dat ligt vooral aan Hans Lenzer die met het Orchester der Städtischen Oper Berlin ‘Wiener Blut’ met fut, elan, hart en ziel laat bruisen, alsof men in Wenen is. Van Lenzer is overigens weinig meer bekend dan dat hij voorstellingen en opnamen (‘Die verkaufte Braut’) van de Städtische Oper dirigeerde.

Ook de solisten zijn eersteklas. De Oostenrijkse tenor Sebastian Hauser (1908-1986) was tussen 1950 en 1957 de eerste tenor van de Städtische Oper en zong Duca en Radamès aan de Wiener Staatsoper. Zijn Graf is licht en stralend. De Duitse actrice Traute Richter (1924-1986) – volgens de Dresdner Neueste Nachrichten één van de 100 belangrijkste personen van Dresden – zingt Gabriele met glimlach en enorme voordrachtskracht.

De Berlijnse sopraan Irma Beilke (1904-1898) had in 1926 al haar debuut in de Städtische Oper gemaakt en was er tussen 1936 en 1958 ensemblelid. Zij zong in 1942 ook in de wereldpremière van ‘Capriccio’ van Richard Strauss in München. Irma Beilke is een heerlijk pinnige Franzi. De Duitse bas-bariton Fritz Hoppe (1915-1973) is een kostelijk boertige Fürst Ypsheim-Gindelbach met Saksisch karakter.

De Berlijnse acteur Klaus Günter Neumann (1920-1995) belichaamt de bediende Josef voortreffelijk en de Duitse sopraan Rita Streich (1920-1987) is een stralende, innemende Pepi.

Op de CD-uitgave ontbreken helaas een aantal fragmenten die wel op LP verschenen waren. Zo mist aan het begin van de tweede akte de Einlage die Lenzer en Rott voor Pepi hadden toegevoegd. Ook het duettino van Pepi en Josef uit de tweede akte “Ah Peperl, du?” en het begin van de finale II zijn jammer genoeg niet op de CD-uitgave gezet.
Tuxedo TUXCD 1206 (1CD)

5.

Begin jaren zeventig werden diverse operettefilms opgenomen. Zo maakte Unitel Classica tussen 20 september en 17 oktober 1971 een filmversie van ‘Wiener Blut’ in het Wien-Film Atelier. Het is een heerlijke voorstelling die alle wereldse zorgen even doet vergeten. De audio-registratie vond plaats in München. Van de film verschenen 42 minuten muziek op CD bij Philips.

Vier van de zes hoofdrolspelers leven nog. De Berlijnse tenor René Kollo (1937) is vocaal en optisch een schitterende Graf Balduin Zedlau. Hij had tussen 1961 en 1963 38 Schlagers opgenomen, maakte reeds in 1965 zijn operadebuut in Braunschweig, werd in 1967 eerste tenor bij de Deutsche Oper am Rhein en zong al in 1969 voor het eerst in Bayreuth. De Duitse coloratuursopraan Ingeborg Hallstein (1936) had een jaar eerder al in de operettefilms ‘Der Bettelstudent’ en ‘Die Zirkusprinzessin’ gespeeld. Zij is een Gräfin Gabriele met stijl en extra hoge noten.

De uiterlijke schoonheid en lichte, lyrische stem van de Oostenrijkse sopraan Dagmar Koller (1939) deden het goed in diverse operettefilms, waaronder ook ‘Die Csárdásfürstin’, ‘Paganini’ en ‘Das Land des Lächelns’. Qua beeld en stem is zij een schitterende danseres Franziska Cagliari met pit. En haar dansopleiding in Wenen kwa haar in de film goed van pas. Koller was overigens nog tien jaren burgemeestersvrouw van Wenen. De Duitse operettezanger Benno Kusche (1916-2010) is net als op de studio-opname van ‘Wiener Blut’ onder leiding van Rudolf Schock uit 1965 (zie 1.) een kostelijke Fürst Ypsheim-Gindelbach.

En net als op de studio-opname onder leiding van Schock is de Weense tenor Ferry Gruber (1926-2004) (zie 1.) een verrukkelijke Josef. De Weense actrice Helga Papouschek (1941) vertolkt Pepi Pleininger heerlijk fonkelend en verleidelijk. Zij zou tussen 1991 en 1996 in de Wiener Staatsoper nog elf maal Ida in ‘Die Fledermaus’ zingen.

De Oostenrijkse dirigent en echtgenoot van de Hongaarse sopraan Esther Réthy Anton Paulik (1901-1975) was een echte operettedirigent. Tussen 1921 en 1938 was hij actief aan het Theater an der Wien en de Wiener Staatsoper en vanaf 1938 tot zijn overlijden in 1975 dirigeerde hij het operetterepertoire aan de Wiener Volksoper. Hier inmiddels 70 jaar geeft hij met het Sinfonie-Orchester Graunke – de latere Münchner Symphoniker, opgericht in 1945 door de Duitse componist en dirigent Kurt Karl Wilhelm Graunke – een bevlogen uitvoering in de geest van Johann Strauss jr. 

Er zijn kleine en grotere coupures, maar het grootste gedeelte van de muziek is behouden. Helaas is uit de eerste akte het duet van Franzi en Josef “Fünf volle Tage” geschrapt en is in de tweede akte het Lied van de Graf en het duet van Pepi en Josef omgedraaid.
Philips 420 661-2 (1CD)