1.
De opéra-bouffe ‘La Périchole’ van Jacques Offenbach (1819-1880) is een charmant werk. De satirische ondertoon is rijk, maar er is ook een scherpe rand en men voelt het oprechte gevoel voor het lot van de Peruviaanse straatzangeres La Périchole. De plaatopname die tussen 27 mei en 21 juni 1958 van ‘La Périchole’ in de Salle de la Mutualité van Parijs werd gemaakt, is toonaangevend en nog steeds de eerste keuze om de opéra-bouffe te leren kennen. Hier werd Offenbachs herziene versie uit 1874 in drie akten opgenomen met alle muziek plus dialogen. Alle kunst van Offenbach en zijn hele ziel werden hier samengebracht.
De Franse operettezangeres Suzanne Lafaye (1917-2015) schittert in de titelpartij van La Périchole. Van talrijke operettes heeft zij opnamen nagelaten, die getuigen van haar theatrale talent. Zij ís de Peruviaanse straatzangeres op zoek naar rijkdom en geluk. Luister naar haar snikken aan het begin van “La lettre de la Périchole”. En ook de andere couplets die Offenbach voor Hortense Schneider schreef – de “Griserie-Ariette”, “Ah! que les hommes sont bêtes” en het “Couplets de l’aveu” – zingt zij in stijl. Suzanne Lafaye werd 97 jaar.
De Tuniesisch-Franse tenor Raymond Amade (1915-1969) is een kostelijke straatzanger Piquillo, de geliefde van La Périchole. Hij had de rol in 1956 al in het Théâtre de la Gaîté van Parijs gezongen (zie 2.) en is een zanger met een echte leggero tenor. Hij zingt met grote melodieuze frasering en heeft een echte hoge D in het “Duetto du Mariage”. Er bestaat tevens een filmversie van hem als Almaviva in ‘Le Barbier de Séville’ uit 1947. Raymond Amade overleed in 1969 op 54-jarige leeftijd.
Ook de overige bezetting is Frans en eersteklas. De bas-bariton Louis Noguéra is geestig als Don Andrès de Ribeira, de onderkoning (Vice-Roi) van Peru. Luxueus bezet is ook de eerste slaapkamerheer Don Miguel de Panatellas door de lyrische bariton Jean-Christophe Benoît en Don Pedro de Hinoyosa, de burgemeester van Lima door de bariton Pierre Germain. Germain stierf vijf jaar na deze opname op 40-jarige leeftijd door een auto-ongeluk.
De veelzijdige, Oekraïense dirigent Igor Markevitch was een voorvechter van moderne muziek, maar blinkt ook uit in deze opéra-bouffe. Hij was van 1957 tot 1961 chefdirigent van het Orchestre des Concerts Lamoureux en geeft met het orkest een sprankelende lezing. Zijn tempi zijn vlot en vanzelfsprekend, maar het voelt nooit als een hoge snelheidstrein. Deze uitvoering laat ‘La Périchole’ horen als de absurde, besmettelijke reis zoals zij bedoeld is en maakt de luisteraar deelgenoot van het plezier. De opname gebruikt strakke dialogen en teksten gesproken door Catherine Langeais van telkens zo’n anderhalf minuut.
EMI 7243 5 74088 2 0 (2CDs)
2.
‘La Périchole’ werd in 1956 in de herziene versie uitgevoerd in het Théâtre de la Gaîté van Parijs en de voorstelling werd op televisie uitgezonden door de Radiodiffusion Télévision Française. De enscenering van Henri Spade – kijk naar de dansenpasjes en het heupwiegen – ademt helemaal de sfeer van Offenbach. De geluidsopname werd door het label Malibran op CD uitgebracht.
Ook hier weer een volledig Franse bezetting. De mezzosopraan Maria Murano (1918-2009) zingt de titelrol van La Périchole. Ze heeft een egale stem en houdt de partij vooral in het middenregister zonder gebruik van haar borststem waardoor het egaal klinkt en meer opera is dan bij Lafaye. Maar Murano is een overtuigende en sympathieke Périchole. Zij zong overigens de rol van Golde in de Franse première van ‘Fiddler On The Roof’ in 1969 naast Ivan Rebroff.
Opnieuw Raymond Amade (zie 1.) als ’s werelds meest innemende Piquillo. De bariton Henri Bédex (1929-2015) was hier pas 27 jaar en zijn Vice-Roi Don Andrès klinkt is geloofwaardig en geestig, ook al vocaal nog niet zo gevormd als bij Noguéra, Bastin en Bacquier. In filmversies speelde Bédex nog als Benoît in ‘La Bohème’ van Puccini (1960) en Sancho in ‘Don Quichotte’ van Massenet (1961).
Net als in die beide filmversies is de muzikale leiding in handen van Georges Derveaux (1902-1977). Naast dirigeren van opéra-bouffe, operette en comédie musicale componeerde Derveaux ook veel filmmuziek. Derveaux en – waarschijnlijk – hier het Orchestre National De La Radiodiffusion Française spelen Offenbach natuurlijk, alsof het in hun DNA zit. De dialogen zijn uitgebreid, zoals je bij een live-uitvoering verwachten mag.
Malibran 760000377812 (2CDs)
3.
Deze studio-opname van ‘La Périchole’ in de herziene versie werd in februari 1976 gemaakt in het Palais des Fêtes van Straatsburg. De Franse sopraan Régine Crespin zingt hier de titelrol in de tijd dat zij vanwege stemproblemen mezzorollen op haar repertoire nam. Het was de periode dat zij zich ging interesseren in de partijen van Métella, La Grand Duchesse de Gérolstein en La Périchole. Crespin vertolkt La Périchole meer in de traditie van Murano, soms iets te deftig, zoals in de “Griserie-Ariette”, maar altijd in stijl, spelend met tekst en uitstekend in de muzikale frasering.
De Franse tenor Alain Vanzo is een ideale Piquillo, met een licht en open timbre, zonder het geknepen geluid uit zijn middenperiode. Zijn dronken hoge D in het “Duetto du Mariage” zingt hij in falset. De Franse bariton Jules Bastin brengt de humor voor de rol van Don Andrès.
De hier 35-jarige, Franse dirigent Alain Lombard heeft gevoel voor Offenbach, maar bezit niet de verfijndheid van Markevitch en Derveaux. Met het Orchestre Philharmonique de Strasbourg neemt hij soms trage tempi en in de “Griserie-Ariette” en “Ah! que les hommes sont betes” is het te slepend. Op de originele LPs waren de “textes de liaisons” geschreven en verteld door schrijver en filmproducent Alain Decaux, maar deze teksten zijn op de CD weggelaten.
Erato 2564 66695-2 (2CDs)
4.
De studio-opname van de herziene editie van ‘La Périchole’ die tussen 7 en 12 juli 1981 in de Halle-aux-Grains van Toulouse werd gemaakt, is niet de ideale uitvoering van de opéra-bouffe, maar biedt veel om van te genieten. De twee Peruviaanse straatzangers worden gezongen door twee Spaanse zangers, waardoor de rollen een authentiek accent krijgen. De mezzo Teresa Berganza is een iets te gedistingeerde La Périchole. De “Griserie-Ariette” van de eerste akte zou zij later op recitals meer uitgelaten vertolken.
De tenor José Carreras is een robuuste Piquillo, die vooral hard zingt, ook al maakt hij in de aria van de derde akte een aantal diminuendi. De hier 57-jarige, Franse bariton Gabriel Bacquier is in zijn element in de komische rol van Don Andrès en Don Pedro is luxe bezet door de Franse tenor Michel Sénéchal.
De Franse dirigent Michel Plasson speelde in zijn jeugd als drummer in Parijse nachtclubs en cabarets en bij opnamen van onder anderen Edith Piaf. Hij is een specialist in de muziek van Offenbach en nam ook ‘La Belle Hélène’, ‘Orphée Aux Enfers’ en ‘La Vie Parisienne’ in de studio op. Vanaf 1968 was hij chefdirigent van het Orchestre du Capitole de Toulouse en samen geven ze een bevlogen uitvoering. De spreekteksten worden door de zangers zelf gebracht.
EMI CDS 7 47362 8 (2CDs)
5.
Op 26 december 1956 werd er een concertante uitvoering van ‘La Périchole’ in de Franse stad Lille gegeven. Een geluidsopname bevindt zich in de archieven van het Institut National de l’Audiovisuel en werd in 2014 uitgebracht. Het werk wordt hier in twee akten uitgevoerd met in de laatste akte een hybride van de herziene editie en de oorspronkelijke versie uit 1868 in twee akten. Niet zozeer als opéra-bouffe als wel als comédie musicale wordt ‘La Périchole’ hier opgevoerd. De tekstbehandeling is dan ook belangrijker dan de muzikale frasering en stemschoonheid, maar dat kan ‘La Périchole’ prima hebben.
De titelrol wordt vertolkt door de befaamde zangeres Jany Sylvaire (1921-2018). In de Tweede Wereldoorlog zat heel haar familie in het verzet. Zelf werd zij in 1943 samen met haar zus door de Franse politie gearresteerd en naar Ravensbrück gedeporteerd, waar haar zus de dood vond. Tijdens de jaren vijftig en zestig was Jany Sylvaire één van de belangrijke steunpilaren van de Service Lyrique van de RTF en zij maakte honderden operette-opnamen voor France Musique. Zij vertolkt La Périchole in de heerlijk ongekunstelde, kokette manier zoals in de eerste helft van de 20e eeuw gebruikelijk was.
De tenor Joseph Peyron (1912-1976) is een licht lyrische Piquillo in dezelfde comédie musicale uitvoeringspraktijk. Zijn aria aan het begin van de derde akte is helaas geschrapt. De Franse acteur en bariton Gilbert Moryn (1892-1973) is een rijpe Don Andrès. Zijn “Je suis le plus joli geôlier” (1874) en zijn “Duo des Bijoux” met La Péricholle (1868) zijn jammer genoeg weggelaten, waardoor zijn rol aan humor verliest.
De Franse dirigent Marcel Cariven en het Orchestre Radio Symphonique de Lille-Nord-Picardie laten Offenbachs muziek sprankelen in de comédie traditie. De uitvoering biedt in eerste instantie de eerste twee akten van de 1874-versie. Daarna kan uiteraard La Péricholles “Couplet de l’aveu” (1874) niet ontbreken, maar speelt men vervolgens het slot van de 1868-versie met achtereenvolgens het “Couplet” (1868) van La Périchole (een reprise van “Les femmes, il n’y a qu’ça”), het “Entrée des chanteurs” (1868/1874), de “Séguedille” (1868) en de Finale (1868/1874). Een sympathieke opname als extra.
YouTube / Qobuz