****
© Jochen Quast
Duisburg, 8 mei 2024

Er was eens… ‘Märchen im Grand Hotel’ bij Deutsche Oper am Rhein

Ja, de liefde tussen een kelner en een prinses is mogelijk, het ondenkbare sprookje is realiseerbaar. Dat is de boodschap van de Lustspieloperette ‘Märchen im Grand Hotel’ van Paul Abraham. De operette krijgt nu een nieuwe productie bij de Deutsche Opera am Rhein in Duisburg.

Na zijn vlucht voor de nazi’s probeerde de Oostenrijk-Hongaarse componist Paul Abraham (1892-1960) zijn succes in Wenen. Daar trof hij voor zijn nieuwe operette ‘Märchen im Grand Hotel’ zijn Joodse librettisten Alfred Grünwald (1884-1951) en Fritz Löhner-Beda (1883-1942, Auschwitz) met wie hij al de drie Berlijnse kaskrakers ‘Viktoria und der Husar’, ‘Die Blume von Hawaii’ en ‘Ball im Savoy’ had geproduceerd.

De Weense wereldpremière van ‘Märchen im Grand Hotel’ in 1934 werd een triomf. De Oostenrijkers hadden echter een minder groot speelveld dan de Duitsers, waardoor de operette relatief snel van het repertoire verdween. Daardoor ging men het werk als een flop beschouwen en kreeg het pas in 2017 zijn Duitse première in een concertante uitvoering van de Komische Oper Berlin. De Duitse scenische première was in 2019 in Mainz en in datzelfde jaar werd de operette ook in Hannover gespeeld. En nog altijd wacht Nederland op de eerste uitvoering van ‘Märchen im Grand Hotel’.

Abraham vierde met zijn operettes dat wat de geariseerde operettes van na 1933 ontbeerden: het groteske, de seks en de spot van de tijdsgeest. In ‘Märchen im Grand Hotel’ gaat Marylou Macintosh – de dochter van de Hollywood producent – op zoek naar een nieuwe filmhit en stuit hiervoor op het Grand-Hotel Palace van Cannes, waar de Spaanse monarchen in ballingschap leven. Daar aan de Franse Riviera treft Marylou de kelner Albert, die smoorverliefd is op de kroonprinses Isabella.

Dit verhaal wordt in de nieuwe productie van ‘Märchen im Grand Hotel’ voor de Deutsche Opera am Rhein (DOR) door regisseuse Michaela Dicu – sinds 2022 directrice van de Junge Oper am Rhein – goed verteld. Het houten draaitoneel in een ontwerp van Rifail Ajdarpasic toont de foyer van het hotel, de suite van Isabella, de wellness en de achterkant van het hotel waar het personeel ontspant. Zo’n draaitoneel – ook al zag men het reeds 1000en malen in opera en operette – zo smaakvol gedaan als in Duisburg is een lust voor het oog.

De opening van de productie is spetterend met de foxtrot “Jonny, brauchst du money?” in een opzwepende choreografie van Kati Farkas en Emma Kate Nelson. Daarna verliest de voorstelling helaas scenisch haar flow door dode momenten in de enscenering. De “operette-verwarring” in de finale – als Albert plotseling een adoptiefzoon van een hertog (uiteraard uit oeroud aderlijk geslacht) blijkt te zijn en dus niets een huwelijk met de kroonprinses Isabella in de weg staat – mist het kluchtige. Vooral de finale II en Nachspiel vermissen de versnelling naar het einde.

De gezongen teksten krijgen in Duisburg boventiteling en dat is te prijzen. De rollen zijn uitstekend bezet. In de aderlijke walswereld van Isabella en Albert vindt men een veterane en een jong talent. De Hongaarse sopraan Sylvia Hamvasi is sinds 2001 bij DOR en zingt de partij van de Infantin Isabella met glans en declameert met Hongaars – in plaats van Spaans – accent. De Engelse bariton Jake Muffett is sinds 2022 in het vaste ensemble van DOR en is een frisse Albert in uitstekend Duits. Zij krijgen in deze productie toch nog een duet; “Reich mir zum Abschied” uit Abrahams ‘Viktoria und ihr Husar’ werd aan de finale II toegevoegd.

De foxtrotwereld met swing en drums is eveneens door een jong talent en een veteraan bezet. De Duitse mezzo Valerie Eickhoff is te gast bij DOR en is qua zang een schitterende Marylou, ook al kan zij haar speelveld in de gesproken teksten nog vergroten. De Zwitserse tenor Cornel Frey is sinds 2012 bij DOR en een heerlijke Prinz Andreas Stephan – de verloofde van Isabella – inclusief extra hoge C in zijn walsduet met Isabella “Hoheit, heut’ bin ich bezaubert”.

Daarnaast zijn er oudgedienden. De Duitse sopraan Carmen Fuggiss is in Duisburg te gast als Gräfin Inez de Ramirez. In het Nachspiel zingt zij “Was hat schon eine Königin” – dat feitelijk Isabella had moeten zingen – en voegt aan het einde een fraaie hoge C toe. De Duitse bariton Stefan Heidemann is sinds 1991 bij de DOR en zingt Präsident Chamoix nasaal à la Hans Hotter. De altijd heldere en stemvaste bas Joachim Gabriel Maaß uit Gelsenkirchen was te gast in de dubbelrollen van Matard en Dryser. In de tweede akte zingen Chamoix en Matard het duet “Mon ami”, dat Abraham eigenlijk voor Chamoix en Isabella schreef. De relatie Chamoix/Isabella wordt hiermee muzikaal uitgewist, waardoor Isabella’s toenemende genegenheid voor Albert minder begrijpelijk wordt.

Van zijn 16 operettes bevat alleen Abrahams ‘Märchen im Grand Hotel’ een herenkwartet. Als een harmony group – een geniale move van Abraham – geven de tenoren Florian Wugk en Jakob Kleinschrot, de bariton George Clark en de bas Dashuai Jiao als een Grieks koor voortdurend commentaar.

De Duitse dirigent Stefan Klingele en de bescheiden orkestratie van de Duisburger Philharmoniker brengen de partituur van Abraham in de reconstructie van Henning Hagedorn en Matthias Grimminger. Bijna alle muziek wordt gespeeld en alleen in de tweede akte zijn een paar herhalingen geschrapt. Helaas sleept Klingele meer dan hij stuwt en geeft hij dikwijls het gevoel net iets te langzaam te zijn. Daardoor krijgt deze ‘Märchen im Grand Hotel’ niet de vereiste muzikale drive.

Klingele kwalificeert in het programmaboekje de Weense wereldpremière van ‘Märchen im Grand Hotel’ als een flop, terwijl Abraham-biograaf Klaus Waller in zijn boek succesvolle recensies citeert. Klingele bestempelt ook de teksten van Grünwald en Löhner-Beda als simpel. Door dit soort sprookjes van dirigenten die muzikaal geen raad weten met operette – en wellicht zelf niet in de muziek geloven – krijgt ‘Märchen im Grand Hotel’ helaas niet de waardering die het verdient.