De Nederlandse coloratuursopraan Sophie Heymann trad op in Nederland, Frankrijk, België, Duitsland en Engeland. Zij liet tevens een aantal plaatopnamen na. In een compacte biografie worden de zangcarrière en het tragische einde van de zangeres opgetekend.
De Nederlandse sopraan Sophie Heymann werd als Sophia Heymann op 28 januari 1865 in Amsterdam geboren. Zij was de zesde van negen kinderen van de chazan en tenor Isaac Heymann (26.3.1829-9.8.1906) en rabbijndochter Rebecca Göttinger (9.3.1826-1.4.1893), beiden geboren in Pruisen (Amsterdam Stadsarchief, Deel: 1828, Periode: 1874-1893, Archief 5000).
Isaac Heymann was de zoon van een beroemde oppervoorzanger uit Rusland, had als kind reeds een sterke muzikale aanleg en beschikte als jonge jongen al over een fraaie tenorstem. Hij liet zich als jongeman veel in Galicië en Pruisen horen en verwierf ook op concerten veel succes (De Nieuwe Courant; 29-5-1906).
Hun oudste zoon Carl Heymann werd op 6 juli 1852 geboren in het Pruisische district Filehne – de hedendaags Poolse stad Wieleń – en zou een bekend pianist worden (Amsterdam Stadsarchief, Militieregister, Deel: 4305, Periode: 1827-1940, Archief 5182).
1855
Isaac Heymann was in de Pruisische stad Gnesen – de hedendaags Poolse stad Gniezno – voorzanger geworden en solliciteerde van daaruit op 25-jarige leeftijd naar de plaats van oppervoorzanger in Amsterdam. Reeds bij Heymanns proefdienst in 1855 was de Amsterdamse gemeente opgetogen en werd hij – uit een stroom van kandidaten – met algemene stemmen benoemd (De Nieuwe Courant; 29-5-1906).
Op 8 juni 1856 werd Heymann geïnstalleerd en wederom was het enthousiasme van de gemeentenaren buitengewoon. Zo groot was de belangstelling in de eerste dienst van de nieuwe oppervoorzanger, dat sterke politiebegeleiding nodig was om hem veilig naar de synagoge te brengen (De Courant; 30-5-1906).
1860
Hun dochter Louise Heymann werd op 8 mei 1861 in Amsterdam geboren en zou een bekende operasopraan worden.
1865
Sophie Heymann werd als Sophia Heymann op 28 januari 1865 in Amsterdam geboren.
1870
Dochter Hanna Heymann werd op 25 november 1870 in Amsterdam geboren en zou een bekend concertpianiste worden (Amsterdam Stadsarchief, Deel: 171, Periode: 1930, Archief 5416)
1880
Op 28 juni 1881 werd de familie Heymann genaturaliseerd tot Nederlanders.
Sophie kreeg aanvankelijk zangles van haar vader. Later ontving zij in Parijs lessen van Pauline Viardot-García en Mathilde Marchesi (Nieuw Israelietisch Weekblad; 29-10-1897).
Tevens studeerde zij nog in Berlijn bij Amalie Joachim (Algemeen Handelsblad; 25-3-1896).
1890
Voor het eerst werd in de kranten melding gemaakt van Sophie Heymann onder de artiestennaam Sophie Heider, ter voorkoming van misverstand met haar zusters Louise en Johanna. Als Sophie Heider gaf zij op 26 juli 1891 een optreden in Keulen:
“onder leiding van Franz Wüllner en heeft buitengewone bijval behaald met de voordracht van eenige liederen en een aria uit de ‘Barbier’. De Köln. Ztg. roemt haar welluidende stem, groote kunstvaardigheid en schoone voordracht. Sophie Heider is een leerlinge van Marchesi” (Het Vaderland; 28-7-1891)
SOPHIE HEIDER IN BELGIË
Voor het seizoen 1892/1893 werd Sophie Heymann door de opera in het Belgische Verviers geëngageerd (Het Vaderland; 29-3-1892).
Haar moeder Rebecca Göttinger had nog het begin van de carrière Sophie meegemaakt voordat zij op 1 april 1893 op 67-jarige leeftijd overleed. Rebecca Göttinger werd begraven op de Hoogduits-Joodse Begraafplaats, Googweg 6 te Muiderberg (Graf id-nummer 1924668; Begraafplaatsnummer 1351; Plaatsaanduiding c05a-022).
Daarna werd het twee jaren stil rond Sophie Heymann. Wellicht studeerde zij in deze tijd bij Viardot-García en/of Joachim.
1895
Vanaf begin 1895 was Sophie Heider verbonden aan de Opéra in het Belgische plaats Tournai (Het Vaderland; 27-2-1895).
In maart 1895 had zij daar succes in de titelrol van Anita in ‘La Navarraise’ van Massenet:
“Sophie Heider (Heymann) heeft te Doornik La Navarraise gecreëerd. Zij werd driemaal teruggeroepen” (Algemeen Handelsblad; 13-3-1895)
Op 9 april 1895 gaf haar zuster en sopraan Louise Heymann haar afscheidsvoorstelling te Amsterdam (Het Vaderland; 8-4-1895).
Vijf maanden later trouwde Louise op 10 september 1895 met de bankier Julius Göttinger (De Avondpost; 30-8-1895).
Hun dochter Emmy Göttinger werd op 11 december 1897 in Berlijn geboren en zou eveneens zangeres worden.
Sophie Heider werd voor het seizoen 1985/1896 geëngageerd door de opera van Gent. Daar debuteerde zij met succes als “chanteuse légère” met opnieuw de titelpartij in ‘La Navarraise”:
“Le public a été réellement empoigné par la favon dramatique dont mlle. Heider a rendu la dernière scène. Elle a porté de la fougue, de la chaleur et de la passion a la personnification du rôle de I’héroine quelle a fouillé jusque dans les moindres détails et rendu avec beaucoup de variété dans les nuances, surtout dans les passages pathétiques” (Algemeen Handelsblad; 2-10-1895)
De Belgische krant Le Petit Blue bevatte rond die tijd een portret van Sophie Heider en schrijft:
“de son vrai nom Heyman „heidebloempje”, fleur de bruyère (sic !!). Excellente chanteuse et tragédienne, dont la voix délicate est dirigée avec un réel talent” (Het Vaderland; 18-10-1895)
Daarna zou Sophie Heider weer optreden onder haar meisjesnaam Sophie Heymann.
SOPHIE HEYMANN IN NEDERLAND
Sophie Heymann – nog verbonden aan de opera van Gent – maakte haar Nederlandse operadebuut op 26 maart 1896 tijdens een concertuitvoering van ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer. Zij zong de partij van Marguerite de Valois. Naast haar de Nederlandse bas Johan Schmier in de partij van Marcel en Clémence Dirckx-van de Weghe als Valentine. Het was een benefietconcert ter afscheid van dirigent van de Nederlandsche Opera Simon de la Fuente:
“Sophie Heymann, die als Marguerite zeer wordt geprezen, zong haar rol in het Fransch en mevr. Dirckx-v. d. Weghe gaf haar in de 2e acte de repliek in dezelfde taal” (Het Vaderland; 27-3-1896)
“Mej. Heymann had ik nog nooit gehoord. In de zeer moeilijke partij van Marguerite de Valois, waarvan ik de groote scène in het tweede bedrijf hoorde, wist zij met talent van de door Meyerbeer verschafte gegevens gebruik te maken. Coloratuur, triller, hooge ds II, enz., enz., alles was voorhanden. De stem is niet groot, het vibrato vindt een niet geringe plaats in den zang, maar daarnaast staan hoedanigheden, die niet gering te achten zijn. Zoo mag men de gemakkelijkheid der coloratuur bepaald roemen, en eveneens mag men de muzikale begaafdheid met waardeering gedenken. De partij van de Koningin levert voor Mej. Heymann een moeilijkheid op, en wel deze, dat haar figuur niet Koninklijk genoeg is. Mij komt het voor, dat deze jonge dame in de Manon, van Massenet, veel beter op haar plaats zal zijn” (Het Nieuws van den Dag; 30-3-1896)
En zoals Daniël de Lange in Het Nieuws van de Dag al aanduidde, zong Sophie Heymann een week later op 7 april 1896 de titelrol in Massenets ‘Manon’ als gast bij de Nederlandsche Opera in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Jos Tijssen zingt de rol van Des Grieux:
“Gisteravond, bij de eerste voorstelling van Massenet’s Manon door de Nederlandsche Opera, waarin zij de titelpartij vervulde, is zij na elk tafereel met warmte toegejuicht en na het derde ontving zij een paar sierlijke bloemenmanden.
De zangeres bezit veel goede eigenschappen; een lieve, zij het ook niet groote stem, een goede school, temperament en een aangeboren begaafdheid voor het tooneelspel. Doch zij is nog jong en dus erg zenuwachtig bij een première; dat was gisteravond nogal eens merkbaar; zij vibreerde meer dan noodig was en de zuiverheid van toon was bij haar nogal eens bedenkelijk. Intusschen, bij volgende voorstellingen zal dat wel beter gaan. Mej. Heymann zong haar partij in het Fransch, de heer Jean Tijssen, die de partij van Des Grieux verdienstelijk vervulde, deed evenzoo” (Algemeen Handelsblad; 5-4-1896).
“Mej. Heymann zong en speelde de Manon met veel talent. In haren zang kon men duidelijk opmerken, dat zij van de natuur een sympathiek orgaan heeft gekregen en dat zij door studie haar orgaan aan zich zelf onderworpen heeft. Twee opmerkingen heb ik, en wel, dat deze zangeres te veel vibreert en tevens dat haar triller – evenals bij zooveel zangeressen – niet zuiver is. Overigens weet zij door haar verscheidenheid van klank, door haar gemakkelijkheid van uitvoering door haar juist aanbrengen van effecten op de hoorders een indruk te maken. Haar voordracht wordt gekenmerkt door warmte en natuurlijk goed muzikaal gevoel” (Het Nieuws van den Dag; 9-4-1896)
“De gast vervulde de titelrol en oogstte door haar schoonen zang en meesterlijk spel veel bijval. Dat laatste kwam vooral tot zijn recht in het tweede tafereel der 3e acte, waarin haar liefde – aanvankelijk afgewezen door den Ridder des Grieux (den heer Jean Tyssen), die afstand wil doen van de wereld – ten slotte zegeviert. Het publiek liet zich niet onbetuigd, er moest driemaal gehaald worden en aan het handgeklap en voetgetrappel scheen geen einde te komen. Een tweetal corbeilles waren een rechtmatige hulde. Treffend was ook het slot der 4e acte, waarin de beide gelieven gescheiden worden en niet minder de slot- of stervensscène. Een prachtig bouquet werd haar na de 5e acte aangeboden” (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 10-4-1896)
Eind april 1896 zingt Sophie Heymann bij de Nederlandsche Opera al de titelrol in ‘Lakmé’ van Delibes. Jos Tijssen was Gérald, Henry Engelen was Nilakantha en Anna Tijssen-Bremerkamp was Malika:
“Mej. Heymann zingt niet alleen als een goed geoefende zangeres, maar geeft haar rol weer met meer dramatische kleur in haar voordracht en meer realiteit in haar spel dan men eigenlijk mag verwachten van iemand, die nog aan het begin van haar loopbaan staat. ’t Is nog niet alles „af”, ook in haar zang zijn sommige fijne puntjes nog aan te brengen, maar ’t komt „af”, en er zal een tijd aanbreken, dat het zeer streelend voor ons nationaal gevoel zal zijn, dat mej. Heymann onze landgenoote is” (Algemeen Handelsblad; 26-4-1896)
Dit zou echter het laatste opera-optreden van Sophie Heymann in Nederland zijn. Inmiddels had zij ook opgetreden in Frankrijk, alwaar de Franse componist Jules Massenet haar in Parijs had gehoord en tegen haar had gezegd:
“Non seulement vous chantez comme un rossignol mais votre façon de dire est si intelligente, si vivante que je m’emprese de vous faire part de mes impressions” (Nieuw Israelietisch Weekblad; 29-10-1897)
Sophie Heymann gaf vanaf 16 oktober tot en met januari 1898 samen met haar zus en pianiste Johanna Heymann concerten in diverse plaatsen in Nederland (De Telegraaf; 8-10-1897).
Op 1 november 1897 gaven Sophie en Johanna Heymann een recital in de Kleine Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam. Daar zong Sophie Heymann liederen van onder anderen Taubert, Van Milligen, Chaminade en Eckart:
“Sophie Heymann is een lieve verschijning met een sympathieke maar niet sterke stem. Ook zij werd toegejuicht en teruggeroepen en ook haar werden met kwistige hand bloemen gestrooid” (De Telegraaf; 2-11-1897)
Sophie Heymann trad op 17 februari 1898 met het Concertgebouworkest onder leiding van dirigent Willem Mengelberg op in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam. Daar zong zij uit ‘L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato’ van Händel de aria “Sweet bird, that shun’st the noise of folly” en vier liederen. Haar zus Johanna speelde nog het Pianoconcert nr. 1 in e kl.t., op. 11 van Chopin:
“De zangeres bezit een lichte, in de hoogere tonen schoon klinkende en gemakkelijk aansprekende stem, die in de groote zaal echter niet altijd genoeg toonvolume kon ontwikkelen. In de liederen kwamen mej. Sophie Heymann’s eigenschappen als zangeres in een voordeeliger licht dan bij de aria, die eenigszins den indruk maakte boven de krachten der zangeres te gaan. Daar was de coloratuur niet afgerond en duidelijk genoeg en was de zuiverheid – ook bij de trillers – niet altijd boven bedenking, hetgeen ik – evenals het te veel voorkomende vibrato – aan de wyze waarop de adem verdeeld wordt, toeschrijf. De aandacht van mej. Heymann zij bovendien gevestigd op duidelijker uitspraak van den tekst. Bij de liederen werd zij warm toegejuicht, zoodat nog een toegiftje moest worden gezongen, waarvoor gekozen werd een liedje van Taubert” (Algemeen Handelsblad; 19-2-1898)
BERLIJN
Ook in 1899 gaven Sophie en Johanna Heymann concerten in binnen- en buitenland. Zo traden zij op 2 februari 1899 in de Beethoven-zaal van Berlijn op (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 25-1-1899).
1900
Sophie Heymann had voor het seizoen 1900/1901 een engagement bij het Theater des Westens te Berlijn. Daar maakte zij haar Berlijnse debuut in september 1900 als Rosina in ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Rossini:
“Het succes der kunstenares is groot geweest: het applaus noopte haar tot eenige toegiften” (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 7-9-1900)
“nog verschillende andere bladen o.a. Berliner Zeitung, Norddeutsche Allgemeine Zeitung, Die Post, Berliner Fremdenblatt e.a. toegezonden, die alle eenstemmig in hun lof zijn over het welslagen van dit debuut” (Algemeen Handelsblad; 12-9-1900)
Sophie Heymann zong eind 1900 in het Theater des Westens de rol van Juliette in ‘Roméo et Juliette’ van Gounod. Het Berliner Tageblatt schreef:
“In Sophie Heymann führte die Direktion eine Julie vor, die nach einem zaghaften Beginn mit wachsendem Erfolg ihre Rolle zu guten Ende brachte” (Het Vaderland; 21-12-1900).
Sophie Heymann gaf in het seizoen 1901/1902 gastvoorstellingen in het Theater des Westens. Zo zong zij daar op 31 augustus 1901 de titelrol in ‘Martha’ van Flotow. Het Berliner Tageblatt schreef:
“Fraulein Sophie Heymann spielte als Gast die Lady Durham schauspielerisch nicht ungewandt und errang durch ihren ausprechenden Sopran wie durch die, intelligente Art der Behandlung desselben einen wohlverdienten Erfolg” (Algemeen Handelsblad; 2-9-1901)
In oktober 1901 nam Sophie Heymann in Berlijn drie platen op voor het label Berliner Records:
- Verdi – ‘La Traviata’ – “Ah fors’è lui” (in het Frans)
- Donizetti – ‘Lucia di Lammermoor’ – “Splendon le sacre faci” (in het Italiaans)
- Wilhelm Taubert – “Der Vogel im Walde” (in het Duits)
Sophie Heymann trouwde op 25 februari 1902 met de Berlijnse tandarts Moritz Engel. De huwelijksinzegening was in de Nieuwe Synagoge te Amsterdam (Algemeen Handelsblad; 17-2-1902).
Anders dan haar zuster Louise en andere vrouwen in haar tijd bleef Sophie Engel-Heymann ook na haar huwelijk optreden. Drie maanden na haar huwelijk trad zij voor het eerst weer op in het Theater des Westens. Naast de Oostenrijkse tenor Franz Naval zong zij in Gounods ‘Roméo et Juliette’ en ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach:
“Mevrouw Sophie Engel-Heymann, de jongste van het zoo muzikale zusterdrietal waartoe ook Louise en Johanna Heymann behooren, trad in het Theater des Westerns te Berlijn voor ’t eerst na haar huwelijk weder op en wel als Julia in „Romeo en Julia”, gesecondeerd door den beroemden Franz Naval. Een oogenblikje was zij onder den indruk van dit wederoptreden, maar ook niet langer dan één oogenblik en zij beheerschte zich volkomen. Haar coloratuur is bewonderenswaardig evenals de hoogte, die zij bereiken kan. Zoo zong zij de bekende wals in het eerste bedrijf op toon en haalde de hooge E met het grootste gemak en steeds viel de zuiverheid harer intonatie te loven. Luide toejuichingen en een bouquet rozen waren het welverdiende loon. Ook in „Hoffmanns Erzählungen” van Offenbach met Naval als Hoffmann had mevr. Engel-Heymann groot succes” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 4-6-1902)
Vanaf dat moment koos de sopraan voor de naam Sophie Heymann-Engel of gewoon nog Heymann, en niet Engel-Heymann. Haar thuisbasis werd Berlijn. In Berlijn concentreerde zij zich met name op concerten en op 17 oktober 1902 gaf zij daar een recital in de Bechstein-zaal (Het Vaderland; 6-10-1902).
In maart 1903 had zij veel succes tijdens een uitvoering van de Goethe-Bund te Stuttgart (Algemeen Handelsblad; 16-3-1903).
In november 1903 trad zij met groot succes op in een concert van de Hoffnung Verein te Dresden:
“De pers daar roemt haar veelzijdigheid als artiste, en haar voorbeeldig beheerschen der coloratuur-techniek. De groote aria uit Traviata werd door haar bewonderenswaardig gezongen” (Het Vaderland; 10-11-1903)
In februari 1904 zong zij opnieuw in Berlijn (Algemeen Handelsblad; 28-2-1904).
Later dat jaar maakte zij met haar zuster en pianiste Johanna een tournee door Engeland:
“een concert te Londen opgetreden, dat door de Prinses van Wales bezocht werd. Beide kunstenaressen mochten een buitengewoon succes ondervinden bij de pers en publiek; en haar viel buitendien de hooge eer te beurt H.K.H. voorgesteld te worden, die in zeer vloeiende bewoordingen haar groote bewondering uitsprak over de buitengewone talenten der beide zusters” (Het Vaderland; 7-6-1904)
“Ook in Brighton, waar Sophie Heymann-Engel is opgetreden heeft zij groote sensatie verwekt, en zij wordt door de pers aldaar algemeen als een “Star of the first magnitude” geroemd” (Nieuw Israelietisch Weekblad; 10-6-1904)
1905
In januari 1906 maakte Sophie Heymann- Engel in Berlijn zes opnamen voor de grammofoon met duetten:
- Nicolai – ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ – “Nein, das ist wirklich doch zu keck” met Ery Sophie Urban (22.9.1878 Wenen – 19.9.1965 Berlijn) (in het Duits)
- J. Strauss jr. – ‘Der Fledermaus’ – “Brüderlein und Schwesterlein” met Ery Urban, Paul Kreuder*, Wilhelm Wissiak (1878 Brünn – 7.1.1960 Hannover), mitglieder des Theater des Westens Berlin (in het Duits)
- Mozart – ‘Don Giovanni’ – “Là ci darem la mano” met Juan Luria** (in het Duits)
- Verdi – ‘Rigoletto’ – “Piangi, fanciulla piangi” met Juan Luria (in het Duits)
- Verdi – ‘Il Trovatore’ – “Miserere” met Werner Alberti*** (in het Duits)
- Verdi – ‘La Traviata’ – “Parigi o cara” met Werner Alberti (in het Italiaans)
* Paul Kreuder is de vader van de beroemde componist, pianist en dirigent Peter Kreuder.
** De Poolse bariton Juan Luria werd op 20 december 1862 geboren in Warschau. In het seizoen 1890/1891 zong hij in de Metropolitan Opera van New York met acht rollen in 25 voorstellingen. In 1893 was Luria in de Scala te horen als Wotan in de eerste Milanese opvoering van ‘Die Walküre’. In 1902 zong hij in de wereldpremière van Pfitzner’s ‘Die Rose vom Liebesgarten’ in Elberfeld. Na 1908 trok hij zich terug om les te geven aan onder anderen Gotthelf Pistor, Käthe Heidersbach, Elfriede Marherr en Michael Bohnen. De Joodse Luria moest in 1937 Duitsland verlaten en vluchtte naar Nederland om les te geven in Amsterdam en Den Haag. Hij werd echter in 1942 door de nazi’s opgepakt en naar het vernietigingskamp Sobibór gedeporteerd. Daar kwam Juan Luria op 21 mei 1943 op 81-jarige leeftijd om het leven. Luria maakte bijna 250 grammofoonplaten.
*** De tenor Werner Alberti – zijn echte naam was Albert Krzywynos – werd in 1860 werd in stad Gnesen, de geboorteplaats van Sophie Heymanns vader, geboren. Alberti overleed in 1934.
Vader Isaac Heymann vierde op 29 mei 1906 zijn gouden ambtsjubileum als oppervoorzanger van Nederlands Israëlitische Gemeente. De tenor werd wegens deze halve eeuw werkzaamheid door koningin Wilhelmina in Amsterdam ontvangen op een particuliere audiëntie (Land en Volk; 29-5-1906).
Twee maanden later overleed Isaac Heymann op 9 augustus 1906 kort na het inzegenen van een huwelijk. Heymann werd op 12 augustus 1906 begraven op de Joodse begraafplaats in Muiderberg (De Telegraaf; 10-8-1906).
Op 29 oktober 1906 gaf Sophie Heymann-Engel alweer het eerste van drie concerten in Berlijn (Algemeen Handelsblad; 1-11-1906).
1907
Sophie Heymann-Engel begon op 3 maart 1907 in het Berlijnse Theater des Westens een reeks gastvoorstellingen in de rol van Gilda in ‘Rigoletto’ van Verdi (Het Vaderland; 7-3-1907).
In april 1907 gaf zij samen met de beroemde Nederlandse bariton Anton Sistermans een liederenavond in Berlijn (Land en Volk; 8-4-1907).
Voor het seizoen 1907/1908 organiseerde Sophie Heymann-Engel zelf in de Königliche Hochschule für Musik in Berlijn opera-avonden. Op de eerste avond in november 1907 werden de tweede akte uit ‘La Serva Padrona’ van Pergolese en de eenakter ‘Der betrogene Kadi’ van Gluck opgevoerd. Ook Anton Sistermans verleende zijn medewerking:
“De voorstelling, die wij aan de energie en den moed van mevr. Heymann-Engel dankten en die te recht veel belangstelling had gewekt, was goed verzorgd en in vele opzichten ook goed geslaagd. De kunstenares zelf, die beide hoofdrollen vervulde, scheen, vooral in het eerste werk, niet al te goed gedisponeerd, doch speelde en zong met verve en routine; als in Gluck’s werk was zij veel gelukkiger, ook wat haar zang betrof, die veel genoegen gaf” (Algemeen Handelsblad; 19-11-1907).
Sophie Heymann-Engel zong opnieuw Gilda in ‘Rigoletto’ op 10 juli 1908 in het Neue Königliche Operntheater te Berlijn – de voormalige Krolloper – naast de beroemde Portugese bariton Francisco D’Andrade in de titelrol (Het Vaderland; 11-7-1908).
Op 25 augustus 1908 vertolkte zij de rol naast de Spaanse tenor Florencio Constantino (Het Vaderland; 25-8-1908).
Het waren de laatste grote opera-optredens van Sophie Heymann-Engel. Inmiddels was zij 43 jaar. Vanaf dat moment voerde zij nog de kleinschalige operaproducties van haar eigen gezelschap op. Zo presenteerde zij op 19 januari 1909 de komische eenakters ‘Der Apotheker’ van Haydn en ‘Der betrogene Kadi’ van Gluck op in het Deutsche Theater te Berlijn ten bate van de vereniging Frauenhilfe. Opnieuw werkte Anton Sistermans mee (De Telegraaf; 21-01-1909).
Op 19 maart 1909 werkte Sophie Heymann-Engel mee aan een uitvoering van ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn in de Philharmonie te Berlijn. Naast haar zong opnieuw Anton Sistermans en het geheel stond onder muzikale leiding van dirigent Max Battke (Het Vaderland; 13-3-1909).
In de tussentijd had broer en pianist Carl Heymann zich teruggetrokken uit het muziekleven in verband met psychische problemen (Algemeen Handelsblad; 14-9-1909).
1910
De inmiddels 44-jarige Sophie Heymann-Engel was op 5 januari 1910 terug in Nederland voor haar medewerking aan een concert ten bate van de Diamantbewerkers-Koperen Steelen-fonds (Nieuw Israelietisch Weekblad; 24-12-1909).
Sophie Heymann-Engel en Anton Sistermans brachten hun opera-avonden op 7 en 8 juni 1910 naar Marburg a.d. Lahn, waar zij ‘La Serva Padrone’ van Pergolesi, ‘Der betrugene Kadi’ van Gluck, ‘Der Apotheker’ van Haydn en de ‘Kaffeecantate’ van Bach opvoerden:
“Mevrouw Heymamm was daarin Lieschen, en Anton Sistermans had de bas-buffo-partij van Schlendrian. Zij werden met de andere medewerkenden uitbundig gevierd om hun zang en mimische voordracht” (Algemeen Handelsblad; 19-06-1910)
Sophie Heymann-Engel bracht haar opera-avonden tevens naar België en Nederland. Op 24 januari 1911 voerde haar gezelschap ‘Die Verschworenen’ van Schubert en ‘Der Apotheker’ van Haydn op in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“mevrouw Sophie Heymann-Engel uit Berlijn, die ook ten onzent haar reputatie weer schitterend heeft gehandhaafd”(Nieuw Israelietisch Weekblad; 27-12-1910).
Daarna werd deze productie nog in andere Nederlandse concertzalen uitgevoerd, waaronder Odeon te Amsterdam (Het Nieuws van den Dag; 3-2-1911).
Daarna wordt het stil rond Sophie Heymann-Engel, die op dat moment nog altijd woonachtig is in Berlijn (De Tijd; 11-2-1911).
1915
Op 23 december 1919 werkt Sophie Heymann-Engel mee aan een bijzondere avond van de Joodsche vereeniging Betsalel in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam. Onder leiding van Jacob Hamel treedt zij op naast de violist Alexander Schmuller, de oppervoorzanger Levie Rosenblatt uit Groningen en een groot gemengd koor van 300 jongens en meisjes (Nieuw Israelietisch Weekblad; 28-11-1919).
1920
In een eigen initiatief presenteert Sophie Heymann-Engel in 1922 in het Künstlerhaus van Berlijn nog de operette in één bedrijf ‘Scherz, Lust und Rache’ van Max Bruch (Het Vaderland; 30-10-1922).
Dit is zover bekend het laatste optreden van Sophie Heymann-Engel als zangeres.
Sophies broer Carl Heymann overlijdt op 6 december 1922 op 70-jarige leeftijd in Haarlem. Hij zou de laatste dertig jaren van zijn leven in een psychiatrisch instituut hebben doorgebracht (Centraal blad voor Israëlieten in Nederland; 15-12-1922).
1925
In 1929 herdenkt de familie vader Isaacs honderdste geboortedag, gevolgd door een tentoonstelling in de Grote Synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein/Nieuwe Amstelstraat (Nieuw Israelietisch Weekblad; 12-4-1929)
1930
In 1930 overlijdt Sophies echtgenoot in Berlijn. Hun huwelijk was kinderloos gebleven (Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Sophia Heijmann).
TERUG IN NEDERLAND
Daarna keert Sophie Engel-Heymann terug naar Amsterdam en geeft zanglessen. Zo organiseert zij een Opleiding voor Opera en Concert aan de Pl. Kerklaan 7 te Amsterdam voor de duur van 15 september 1930 tot 1 april 1931 (Algemeen Handelsblad; 26-8-1930).
In 1933 geeft zij les aan de Pl. Middenlaan 21 te Amsterdam (Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland; 20-10-1933).
1935
In 1939 geven Sophie Engel-Heymann en haar zuster en pianiste Johanna les op Sarphatistraat 80 te Amsterdam (De Telegraaf; 27-5-1939).
1940
Bij de Duitse inval in Nederland in mei 1940 is Sophia Engel-Heymann 75 jaar. In 1941 woont zij nog steeds op Sarphatistraat 80 en geeft zij zanglessen (Het Joodsche Weekblad; 5-9-1941).
Haar zuster en sopraan Louise Heymann overlijdt op 10 maart 1942 in Amsterdam (Het Joodsche Weekblad; 20-3-1942).
Haar dochter Emmy Baumann-Göttinger zou vanaf 22 april 1943 gevangen zijn in Theresienstadt en op 8 oktober 1944 in Auschwitz op 46-jarige leeftijd worden vermoord (www.oorlogsbronnen.nl/tijdlijn/Emilie-Baumann-Göttinger/01/9268).
Haar echtgenoot Walter Baumann komt op 8 oktober 1944 in Auschwitz om het leven (www.joodsmonument.nl/nl/page/181284/walter-baumann).
Hun zoon Werner Baumann wordt op 4 juni 1943 op 17-jarige leeftijd in Sobibór vermoord (www.joodsmonument.nl/nl/page/181282/werner-baumann).
Sophia Engel-Heymann wordt op 2 maart 1943 van het concentratiekamp Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibór gedeporteerd (www.collections.arolsen-archives.org/de/document/130283726).
Sobibór was van april 1942 tot november 1943 een vernietigingskamp gelegen nabij het dorp Sobibór in Oost-Polen. Het was een van de meest effectieve, dodelijke Duitse vernietigingskampen. Vrijwel alle gevangenen werden gelijk na aankomst vermoord. Vanuit Nederland zijn er in 19 transporten vanaf Westerbork 34.313 mensen naar Sobibór vervoerd. Slechts 18 van hen overleefden.
Sophia Engel-Heymann komt op 5 maart 1943 aan in Sobibór en wordt daar waarschijnlijk onmiddellijk bij aankomst vermoord. Zij is dan 78 jaar oud (www.oorlogsbronnen.nl/tijdlijn/Sophia-Engel-Heijmann/01/94604).