De Nederlandse alt Tilly Koenen werd op 25 december 1873 op Java geboren. De carrière van deze bijzondere zangeres wordt in een beknopte biografie belicht.

 

1870
Tilly Koenen geboorteadv 1873Tilly Koenen werd op 25 december 1873 als Mathilda Carolina Koenen te Salatiga op Java geboren (Java-Bode; 30-12-1873).

Tilly Koenen huwelijk ouder 1864Haar ouders waren cavalerie-luitenant-kolonel Augustus Koenen (1828, ‘s-Hertogenbosch) en Albertine Françoise van Thielen (16-2-1842) en trouwden op 17 oktober 1864 (Opregte Haarlemsche Courant; 20-10-1864).

Tilly Koenen geboorte zus Albertine 1878Tilly’s oudere zus Albertine werd op 7 oktober 1872 geboren. In het Bataviaasch Handelsblad van 8 oktober 1872 stond haar geboortejaar abusievelijk als 1878 vermeld (Bataviaasch Handelsblad; 8-10-1872).

Tilly Koenen overlijden vaderHet gezin keerde naar Nederland terug toen Tilly vier jaar oud was (Hartog – Beroemde Zangeressen (Amsterdam: Meulenhoff, 1916)). Begin mei 1883 overleed haar vader toen Tilly negen jaar oud was te Apeldoorn (Leeuwarder Courant; 9-5-1883).

1885
Tilly’s zus Albertine werd opgeleid tot onderwijzeres, trouwde en keerde terug naar Indië. Tilly zelf studeerde piano en behaalde op 18-jarige leeftijd haar diploma (Hartog – Beroemde Zangeressen (Amsterdam: Meulenhoff, 1916)). Haar stem trok reeds vroeg de aandacht en zij besloot in Apeldoorn zangles te nemen bij Elisabeth van Haften. Na korte tijd ging Tilly Koenen naar Amsterdam en studeerde aan het Conservatorium onder leiding van Cornélie van Zanten. Volgens het oordeel van Cornélie van Zanten was de stem van Tilly Koenen zo als er slechts één in de honderd jaar voorkomt. (De Telegraaf; 5-1-1941).

1895
Tilly Koenen_5
Voor het eerst werd in de Nederlandse pers al melding gemaakt van een optreden van Tilly Koenen op maandagavond 24 mei 1897 bij de liedertafel Apollo in het gebouw der Maatschappij voor den Werkenden Stand in Amsterdam. Daar zong zij onder leiding van directeur Fred. J. Roeske (1868-1961) de ‘Alt-Rhapsodie’ van Brahms (Algemeen Handelsblad; 23-5-1897).

Het jaar daarop toog Tilly Koenen – toen Cornélie van Zanten het conservatorium van Amsterdam verliet – met haar lerares mee naar Berlijn. Daar maakte Tilly Koenen haar debuut in 1898 (Het Nieuws van den Dag; 22-12-1898).

Al snel daarna maakte zij furore in Nederland, Duitsland en Engeland en werkte zij met belangrijke musici als Gustav Mahler, Richard Strauss, Frederick Delius, Arthur Nikisch, Catharina van Rennes, Daniël de Lange, Felix Weingartner, Arnold Mendelssohn, Jenö Hubay, Constant van de Wall, Leopold Stokowski en Willem Mengelberg.

Op 25 mei 1899 trad zij met de pianiste Fischer-Sobell op in de St. George Hall te Londen. En op 30 mei 1899 gaf de componist Frederick Delius in de St. James’s Hall een concert met eigen werk, waarin Tilly Koenen de altpartij vervulde. Verder werd zij nog geëngageerd op 13 juni voor een concert in de Queen’s Hall, op 15 juni in de Steinway Hall, op 24 juni in opnieuw St. James’s Hall, op 26 juni weer in Queens Hall en op 6 juli tenslotte in de Steinway Hall (Algemeen Handelsblad; 26-5-1899).

1900
Tilly Koenen kreeg in 1901 van Cosima Wagner de uitnodiging om in Bayreuth op te treden en van de alt Luise Geller-Wolter de partijen van Flosshilde in ‘Das Rheingold’ en ‘Götterdammerung’ en de Stimme aus der Höhe in ‘Parsifal’ over te nemen. Tilly Koenen antwoordde echter zich uitsluitend aan “den concertzang” te willen wijden (Het Nieuws van den Dag; 13-3-1901).

1905
Tilly Koenen_1905
Tilly Koenen werd in 1905 geridderd. Na afloop van een concert op het slot Dobbin in Duitsland ontving zij van Koningin Wilhelmina de Zilveren Eremedaille voor Kunst en Wetenschappen in de Huisorde van Oranje (Het Nieuws van den Dag; 24-10-1905). Tilly Koenen was de eerste vrouw die deze onderscheiding ter hand werd gesteld (Hartog – Beroemde Zangeressen (Amsterdam: Meulenhoff, 1916)).

Op 8 november 1906 werkte Tilly Koenen mee aan een groot weldadigheidsconcert in München onder muzikale leiding van Gustav Mahler. Daar bracht zij drie liederen met orkestbegeleiding ten gehore: “Hymnus” van Richard Strauss, “Er ist’s” van Wolf en de wereldpremière van het lied “Frühlingsgespenster” van Weingartner (Algemeen Handelsblad; 9-10-1906).

In een brief van Tilly Koenen aan Mahler van 9 januari 1907 maakte zij melding van drie gezamenlijke recitals in Wenen (5, 7 en 25 februari 1907). Uit de brief blijkt verder dat Mahler haar wenste te engageren als soliste in de Berlijnse uitvoering van zijn Derde Symfonie, maar dat zij verhinderd was (Henry-Louis de La Grange – Gustav Mahler: Volume 3. Vienna: Triumph and Disillusion 1904-1907, blz 602).

Uit een ongedateerd brief van Mahler – waarschijnlijk midden januari 1907 – blijkt dat Tilly Koenen diens ‘Kindertotenlieder’ zong begeleid aan de piano door Coenraad V. Bos tijdens haar derde recital in Berlijn op 21 februari 1907 (Henry-Louis de La Grange – Gustav Mahler: Volume 3. Vienna: Triumph and Disillusion 1904-1907, blz 602)

Tilly Koenen_11Tilly Koenen trad op 26 oktober 1907 in St. Petersburg op tijdens een concert onder leiding van Mahler. Op speciaal verzoek van Mahler droeg zij ook daar zijn ‘Kindertotenlieder’ – dit keer met orkestbegeleiding – voor (De Tijd; 23-10-1907).

Tilly Koenen vertrok op 16 oktober 1909 naar Amerika en maakte haar Amerikaanse debuut in de Mendelssohn Hall van New York op 25 oktober 1909:

“Miss Koenen’s singing of Schubert’s “Dem Unendlichen” was very beautiful, full of warmth and fervor […] She is the possessor of a lovely except when the proper grease is applied to the instruments of torture. contralto voice, with none of the disagreeable bellowing quality which mars so many deep voices, and it is finely trained, as was shown by her smooth execution of the difficult florid “Furibondo spira il vento,” by Handel, and this voice is backed by real temperament, particularly of the dramatic type” (Sun and Tribune; 26-10-1909).

“Tilly Koenen, the Dutch contralto, won the hearts of her listeners immediately when she made her first appeal to a New York audience yesterday afternoon in Mendelssohn Hall

She not only won their hearts, but the tribute of profoundtor of the California Conservatory of Music in San Francisco, admiration, every bit of which she deserved in full measure. Miss Koenen is not a mere singer; she is an interpreter of great intelligence, insight and refinement” (Sacramento Union; 28-10-1909)

“Miss Koenen has a good, full-throated voice, which she uses with technical skill and artistic discretion, though she puts exception, made from familiar compositions and afforded the more stress on the interpretative than the purely vocal side of her art. The quality of her organ, big, wholesome, expressive, if not freighted with sensuous beauty, appeals to the ear. She avoids the reprehensible habit found among so manifesting work revealed a thoroughly musical mind to whom contraltos of emitting cavernous tones in the low register. She takes her deep tones lightly. The effect of several registers, as in the case of Schumann-Heink, is absent. Her voice scale is well equalized. Her “mezza voce” is admirable […] Tilly Koenen makes use of histrionic devices to emphasize the suggestion she conveys by word and music. But she, too, at least, as far as one was permitted to observe yesterday, keeps within the bounds of artistic good staste. Facial expression, bearing, poise of head, pose of hands and arms are perfectly legitimate aids in the interpretation of modern songs, provided they are restrict […] Miss Koenen evidently has worked out with the utmost nicety every detail of her interpretations, after the manner of Lili Lehmann” (York Press; 26-10-1909).

“To Mendelssohn Hall yesterday afternoon for the first American recital, Tilly Koenen, the Dutch contralto, came, and sang and conquered. At the end of her first song, Klopstock’s “To the Infinite,” with Schubert’s dignified setting, it was evident that here was a singer who had not only a voice of remarkable fulness and sweetness, but a commandance […] As the recital progressed this first impression was verified. A group of songs by Schubert and Brahms was followed by a number of Italian songs, and with them was included Handel’s tempestuous aria, “Furibondo Spira il Vento,” rendered with true Handelian breadth. Two English and three Dutch songs, all for children, were sung in such an inimitably way that the singer seemed to assume the actual appearance of the plump little Dutch tots about whom she sang. Songs by Strauss and Hugo Wolf, rendered with adequate breadth and effective variety of expression, brought to a fitting close […] Miss Koenen sings “with full-throated ease,” and her voice is rich and sympathetic. It is free from the objectionable breaks so often apparent in low female voices. The upper tones are particularly full and rich […] the voice is not as powerful as might be desired, the singer’s skillful and artistic use of all her powers makes this fact scarcely apparent” (New York Evening Telegram; 26-10-1909)

Tilly Koenen_8Niet alleen liederavonden zou zij in Amerika geven, maar ook optredens met de grote symphonie-orkesten, te New York met Gustav Mahler, te Boston met Max Fiedler en te Philadelphia met Karl Pohlig (Algemeen Handelsblad; 28-6-1909).

1910
Sommige bronnen kondigden aan dat Tilly Koenen de tweede altpartij zou zingen – naast de eerste alt Ottilie Metzger – tijdens de wereldpremière van de Achtste Symphonie van Gustav Mahler op 12 september 1910 te München (Algemeen Handelsblad; 1-6-1910). De tweede altpartij werd uiteindelijk echter gezongen door Anne Erler-Schnaudt.

1915
Tilly Koenen Gluck Rotterdam 1916
Tilly Koenen zong slechts in één operaproductie. In ‘Orphée’ van Gluck zong zij de titelrol met het Opera-Ensemble van de Zangacademie van Cornélie van Zanten uit Den Haag. De voorstellingen waren op 21 september 1916 in de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg in Den Haag en op 25 september 1916 in de Groote Schouwburg van Rotterdam:

“Tilly Koenen is een ervaren zangeres, het timbre en de kracht van haar stem bewondert men altijd, maar ook merkt men altijd op, dat deze vrouw van het voornaamste, dat is levende uitdrukking, iets te weinig bezit. Voor een plastische dramatische uitbeelding der Orpheus-figuur mist zij den tooneel-aanleg” (Algemeen Handelsblad; 26-9-1916)

“Tilly Koenen, die gisteravond de lastige taak, om man te zijn, op haar schouders, in haar armen en vooral in haar zingen voelde, heeft onvoorwaardelijk door de fraaiheid van haar zangtoon bekoord. Overigens bleef zij ’n verkleede vrouw, teeder in haar weduwenstaat, maar niet gepassioneerd opstandig als een troostelooze weduwnaar, zij het dan, naar later blijkt, slechts een Strohwittwer. Daardoor was haar wisselzang met de furiën het best van den avond in dramatisch opzicht, hoewel zij de drie “coupletten” niet tot de stijging bracht, die de situatie der tekst en de muziek doen verwachten” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 27-9-1916)

Tilly Koenen_7Tilly Koenen werkte in de winter van 1916/1917 mee aan een Mahler-feest in New-York. Met het Philadelphia Orchestra was zij in de stad Philadelphia te horen in ‘Das Lied von der Erde’ van Mahler onder leiding van Leopold Stokowski (Algemeen Handelsblad; 11-1-1917).

De productie van ‘Orphée’ van het Opera-Ensemble van de Zangacademie onder leiding van Cornélie van Zanten werd een jaar later herhaald met opnieuw Tilly Koenen in de titelrol; op 26 september 1917 in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 22-9-1917) en op 13 oktober 1917 in de Nieuwe Schouwburg te Groningen:

“Tilly Koenen als Orphée. Laten we beginnen met te zeggen dat we haar, die we reeds zoo dikwijls als liederenzangeres hebben gewaardeerd, ook nu met groot genoegen hebben gezien en gehoord. Haar zong was vol uitdrukking, haar gebaren waardig” (Nieuwsblad van het Noorden; 15-10-1917)

1920
Tilly Koenen en Amy Hare
In de jaren twintig gaf Tilly Koenen vooral recitals met haar pianiste Amy Hare en de organist George Robert in Nederland, maar ook in Parijs, Londen, Zwitserland, Italië en Scandinavië. Hierbij droeg zij ook eigen gedichtjes voor (Het Vaderland; 25-10-1924).

1930
Tilly Koenen overlijden moeder 1930
Haar moeder overleed op 13 januari 1930 op 87-jarige leeftijd in Breda (Het Vaderland; 13-1-1930).

Op woensdag 1 februari 1933 gaf Tilly Koenen in de Wigmore-Hall van Londen een zangrecital met Felix Weingartner als begeleider. Hier zong zij uitsluitend liederen van Weingartner. Het was het Engelse debuut van Weingartner. Voor de 59-jarige Tilly Koenen was het echter één van haar laatste optredens, in elk geval de laatste melding van een optreden van Tilly Koenen in de Nederlandse pers (De Telegraaf; 14-1-1933).

1935
Daarna woonde Tilly Koenen nog een aantal jaren in Engeland. In 1939 keerde zij naar Nederland terug, waar zij introk bij haar oud-lerares Cornélie van Zanten aan het Anna Paulownaplein 5 in Den Haag.

1940
Het Vaderland_5-1-1941
Tilly Koenen overleed op zaterdag 4 januari 1941 op 67-jarige leeftijd in Den Haag ten huize van haar toen hoogbejaarde oud-lerares (De Tijd; 5-1-1941). De crematie van het stoffelijk overschot vond plaats op dinsdag 7 januari 1941 te Velzen “na aankomst van den trein 15.15 uur te Westerveld” (De Telegraaf; 5-1-1941).

Door een vergissing in de overlijdensadvertentie werd het treinvertrek voor Westerveld voor de crematie van Tilly Koenen volgens een vervallen treingids opgegeven, waardoor verschillende vrienden, die haar crematie hadden willen bijwonen, te laat waren. Zo ook de weduwe van de componist Carel Oberstadt, wiens liederen Tilly Koenen dikwijls had gezongen.

Aanwezig waren onder anderen de sopraan Jo Vincent, de alt Theodora Versteegh en de pianiste Rie Roelofsi, die Tilly Koenen op veel van haar concerten had begeleid:

“Theodora Versteegh zong “An die Musik” van Schubert, waarna de echtgenoot van Jo Vincent dr C.G.J. Bos heeft gesproken. Daarna daalde de kist waarbij Jo Vincent en Theodora Versteegh een duet uit ‘Psalm 95’ van Mendelssohn zongen begeleid door de organist George Robert. De organist speelde bij het vertrek van de aanwezigen het lievelingslied van de overledene “Halleluja” van Augusta van Overbeek. De leermeesteres van de ontslapene had een krans gezonden met het opschrift: “van Cornelie van Zanten aan haar allerliefste en meest begaafde leerlinge”” (Het Vaderland; 8-1-1941).

In het Nederlands Muziek Instituut bevinden zich 62 brieven van Tilly Koenen, bevattende correspondentie met Gustav Mahler, Cosima Wagner, Richard Strauss, F. Löwe, Arthur Nikisch, Catharina van Rennes, Daniël De Lange, Felix Weingartner, Heinrich van Eyken, Arnold Mendelssohn, Jenö Hubay en Constant v.d. Wall.

Tilly KoenenlaanIn Oegstgeest bevindt zich de Tilly Koenenlaan, naast de Jo Vincentlaan, Maartje Offerslaan, Aafje Heynislaan, Gré Brouwenstijnlaan en het Greet Koemanplein.

Discografie (voor zover bekend):
– Prinzessin – Pathe / Actuelle (USA) – 30004 – matrix: 10531
– Het Kwezelken – Pathe / Actuelle (USA) – 30005 – matrix: B13867
– Eugen d’Albert – ‘Zur Drossel sprach der Fink’ uit ‘5 Gesänge’ Op.9 Nr.4 – 6249e – Den Haag, 1907
– Giacomo Carissimi – Vittoria, mio core – 6285e
– O heer die daar des Hemels tente spreidt – 6287e
– Francesco Paolo Tosti – Ridonami la calma! – 1962f

♪ Francesco Paolo Tosti – Ridonami la calma! ♪

♪ Giacomo Carissimi – Vittoria, mio core ♪